ECLI:NL:RBZLY:2011:BP7018

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
8 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.660264-10 (P) + 07.607357-09 (VTVV) + 23.000688-08 (VTVV)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring levensgezel en bedreiging in huiselijk geweldzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 8 februari 2011, is de verdachte beschuldigd van mishandeling en bedreiging van zijn levensgezel. De zaak begon op 23 december 2010 en de inhoudelijke behandeling vond plaats op 25 januari 2011. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. S. Mangal, heeft tijdens de zitting een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit, heeft gevorderd dat de verdachte voor de mishandeling en bedreiging werd veroordeeld.

De rechtbank heeft in haar oordeel de aangifte van de levensgezel en de verklaringen van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft op 10 juli 2010 zijn levensgezel mishandeld door een hard voorwerp tegen haar hoofd te gooien, wat resulteerde in letsel. Op 6 september 2010 heeft hij haar bedreigd met de dood en haar fysiek mishandeld. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de mishandeling en bedreiging, en dat de verdachte als levensgezel van de aangeefster kon worden aangemerkt, ondanks de verdediging die stelde dat de relatie was beëindigd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid door psychische problemen. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde straffen toegewezen. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummers: 07.660264-10 (P) + 07.607357-09 (VTVV) + 23.000688-08 (VTVV)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 februari 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Flevoland,
Huis van Bewaring Almere Binnen te Almere.
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De zaak is aangevangen op 23 december 2010 waarbij verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. Op 25 januari 2011 is de zaak hervat en heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S. Mangal, advocaat te Almere. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 juli 2010 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [naam levensgezel], (met kracht) een (stompe) kaars, in ieder geval een hard voorwerp, tegen het hoofd heeft gegooid, ten gevolge waarvan die [naam levensgezel ] op de grond is gevallen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 6 september 2010 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam levensgezel] (zijnde zijn levensgezel), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [naam levensgezel ] (met kracht) heeft geslagen/gestompt in/op/tegen de (linker)zij en/of
- (toen die [naam levensgezel ] op bed lag) op haar is gesprongen en/of
- die [naam levensgezel ] bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de keel heeft dichtgeknepen en/of
- die [naam levensgezel ] (met kracht) heeft geduwd tegen de rug ten gevolge waarvan zij op de grond is gevallen en/of
- die [naam levensgezel ] (met kracht) heeft geduwd op/tegen de lip(pen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2010 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [naam levensgezel],
- (met kracht) heeftgeslagen/gestompt in/op/tegen de (linker)zij en/of
- (toen die [naam levensgezel ] op bed lag) op haar is gesprongen en/of
- bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de keel heeft dichtgeknepen en/of
- (met kracht) heeft geduwd tegen de rug ten gevolge waarvan zij op de grond is gevallen en/of
- (met kracht) heeft geduwd op/tegen de lip(pen), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 6 september 2010 in de gemeente Almere [naam levensgezel] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam levensgezel ] en/of haar dochtertje [naam dochter] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Sjoe ik wil je doodmaken, ik kan er niets aan doen, maar deze nacht moet ik je echt wat aan doen" en/of
- "Ik wil je in stukjes hakken. Ik wil je in je buik steken. Ik kan mijzelf niet meer inhouden" en/of
- "Kankermoeder. Ik hoop dat je kanker krijgt. Ik hoop dat je dood gaat. Deze avond gaat het echt mis lopen" en/of
- "Ik ga nu een mes halen. Ik ga je neersteken. Ik kan er niets aan doen, ik moet het doen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
4.1 Inleiding
Bij de beoordeling van deze zaak stelt de rechtbank op basis van het voorliggende procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting als vaststaand het navolgende vast.
Ten aanzien van feit 1:
Op 7 september 2010 doet mevrouw [naam levensgezel] aangifte. Zij verklaarde dat op 10 juli 2010 in Almere [naam verdachte] met een hard voorwerp tegen haar hoofd had gegooid. Zij voelde direct pijn en werd duizelig en viel op de grond.
Getuige [naam getuige 1] verklaarde dat een ambulance verpleegkundige aangaf dat [naam levensgezel] een hersenschudding en een hyperventilatie aanval had.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 25 januari 2011 een bekennende verklaring afgelegd.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3:
Op 7 september doet mevrouw [naam levensgezel ] aangifte.
Zij verklaarde op 6 september 2010 in Almere mishandeld en bedreigd te zijn door [naam verdachte]. Doordat hij haar ondermeer geslagen en geduwd heeft, heeft zij letsel bekomen.
Nader onderzoek heeft geleid tot aanhouding van verdachte.
4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 3. ten laste gelegde wordt vrijgesproken en voor het onder 1. en 2. primair ten laste gelegde wordt veroordeeld. Zij heeft daartoe voor de onder 1. ten laste gelegde mishandeling verwezen naar de aangifte en de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte. Voort het onder 2. primair ten laste gelegde naar de aangifte en de foto’s van het letsel. De verklaring van verdachte dat de plekken in de hals zijn veroorzaakt door wurgseks acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde gerefereerd en voorts betoogd dat verdachte van het onder 2. en 3. ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden. Primair omdat de verwondingen die toezien op het onder 2. ten laste gelegde niet door verdachte zijn toegebracht. De causaliteit tussen de verwondingen van aangeefster [naam levensgezel ] en het handelen van verdachte ontbreekt. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel en heeft zij zich gerefereerd met betrekking tot de onder 2. subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
Verdachte ontkent de onder 3. ten laste gelegde bedreiging. De bewoordingen die opgenomen zijn in de tenlastelegging heeft hij niet geuit. De enkele aangifte van [naam levensgezel ] is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde:
Mishandeling
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aangifte van [naam levensgezel] , de getuigenverklaring van [naam getuige 1] met betrekking tot het letsel van [naam levensgezel] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 januari 2011, waarin hij erkent met een stompe kaars hard tegen het hoofd van [naam levensgezel] te hebben gegooid wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte op 10 juli 2010 [naam levensgezel] heeft mishandeld.
Levensgezel
De raadsvrouw heeft bepleit dat het bestanddeel levensgezel in de tenlastelegging niet bewezen kan worden verklaard omdat de relatie tussen verdachte en [naam levensgezel] in augustus 2009 is beëindigd.
Het woord levensgezel is bij artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht ingevoegd in het kader van de bestrijding van huiselijk geweld. De achtergronden voor deze strafverzwaring als het geweld wordt gebezigd zijn naar het oordeel van de wetgever ook aanwezig bij mishandeling tussen personen die met elkaar een nauwe persoonlijke betrekking onderhouden, maar die niet zijn gehuwd of niet als partners zijn geregistreerd. Doorslaggevend is in het begrip levensgezel de nauwe persoonlijke betrekking van een zekere hechtheid. Het moet gaan om een relatie die qua hechtheid vergelijkbaar is met die tussen echtgenoten of tussen geregistreerde partners. Deze is niet per se met het enkele feit van het samenwonen gegeven en vereist ook niet per se dat betrokkenen met elkaar samenwonen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aangifte van [naam levensgezel] blijkt dat verdachte tot aan de dag van de aangifte bij [naam levensgezel] woonde. Verdachte heeft over de relatie met [naam levensgezel] verklaard dat hij vaak bij haar was om de zorg voor hun gezamenlijke dochter [naam dochter] te dragen. Hij heeft aanvullen ter zitting verklaard dat hij beschikte over een sleutel van het huis; dat hij vrijelijk in- en uitliep wanneer hij bij mevrouw [naam levensgezel ] was, de tijd daar doorbracht en voor hun dochter zorgde. Mevrouw [naam levensgezel ] en verdachte onderhielden (zoals ter zitting verklaard) aanvullend daaraan een seksuele relatie met elkaar. De rechtbank is gelet op de aangifte van [naam levensgezel] en hetgeen verdachte ter zitting over de relatie met [naam levensgezel] heeft verklaard van oordeel dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking en dat zodoende van levensgezel gesproken kan worden.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
De rechtbank is van oordeel dat uit de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte gepoogd heeft [naam levensgezel] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Zij overweegt daartoe dat blijkens de aangifte van [naam levensgezel] verdachte op 6 september 2010 haar keel dicht heeft geknepen. Dit dichtknijpen zou drie seconden geduurd hebben en wordt ondersteund door de zich het dossier bevindende foto’s van het letsel dat ontstaan is tengevolge van dit dichtknijpen van de keel. De rechtbank is in tegenstelling tot hetgeen de raadsvrouw heeft betoogd van oordeel dat verdachte gelet op de aangifte en de foto’s de keel van [naam levensgezel] heeft dicht geknepen. De rechtbank acht voldoende bewezen dat dit handelen van verdachte letsel bij [naam levensgezel] heeft veroorzaakt. Het dichtknijpen van de keel gedurende drie seconden acht de rechtbank echter onvoldoende om te spreken van een poging toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 2. primair ten laste gelegde.
De rechtbank zal verdachte veroordelen voor de subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [naam levensgezel], de constatering van de verbalisant van letsel, de zich in het dossier bevindende foto’s van het letsel , alsmede de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Verdachte heeft immers verklaard [naam levensgezel] geduwd te hebben, waardoor zij gevallen is, vervolgens haar tegen de lippen te hebben geduwd en dat hij toen zij op bed lag op haar gesprongen is.
Voor het strafverzwarende element van levensgezel verwijst de rechtbank naar hetgeen opgenomen is onder de beoordeling ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde:
De rechtbank overweegt ten aanzien van de ten laste gelegde bedreiging als volgt:
[naam levensgezel] heeft aangifte gedaan van bedreiging. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij [naam levensgezel] wel heeft uitgescholden maar haar niet heeft bedreigd. Hij heeft wrede dingen tegen haar gezegd waaronder de uiting dat zij dood mocht vallen. De rechtbank is in tegenstelling tot de verdediging en de officier van justitie van oordeel dat deze verklaring van verdachte wel degelijk een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht is. Bij [naam levensgezel] kon, mede gegeven de manier waarop verdachte en zij met elkaar in onmin leefden, de redelijke vrees bestaan dat zij voor haar leven moest vrezen.
De rechtbank merkt hierbij op dat niet vereist is dat de bedreiging in het concrete geval een dusdanige indruk heeft gemaakt dat er daadwerkelijk vrees is opgetreden. De bedreiging moet van dien aard zijn en onder dusdanige omstandigheden geuit dat deze in het algemeen een redelijke vrees kan doen opwekken.
Op grond van de aangifte van [naam levensgezel] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 januari 2011 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [naam levensgezel] op 6 september 2010 heeft bedreigd door te haar de woorden:
- "Sjoe ik wil je doodmaken, ik kan er niets aan doen, maar deze nacht moet ik je echt wat aan doen" en
- "Ik wil je in stukjes hakken. Ik wil je in je buik steken. Ik kan mijzelf niet meer inhouden" en
- "Kankermoeder. Ik hoop dat je kanker krijgt. Ik hoop dat je dood gaat. Deze avond gaat het echt mis lopen" en
- "Ik ga nu een mes halen. Ik ga je neersteken. Ik kan er niets aan doen, ik moet het doen",
toe te voegen.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
hij op 10 juli 2010 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [naam levensgezel], met kracht een stompe kaars, tegen het hoofd heeft gegooid, ten gevolge waarvan die [naam levensgezel ] op de grond is gevallen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
2.
hij op 6 september 2010 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend zijn levensgezel te weten [naam levensgezel],
- heeft gestompt in/op/tegen de linkerzij en
- toen die [naam levensgezel ] op bed lag op haar is gesprongen en
- bij de keel heeft vastgepakt en vervolgens de keel heeft dichtgeknepen en
- heeft geduwd tegen de rug ten gevolge waarvan zij op de grond is gevallen en
- heeft geduwd tegen de lippen, waardoor deze letsel heeft bekomen.
3.
hij op 6 september 2010 in de gemeente Almere [naam levensgezel] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam levensgezel ] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Sjoe ik wil je doodmaken, ik kan er niets aan doen, maar deze nacht moet ik je echt wat aan doen" en
- "Ik wil je in stukjes hakken. Ik wil je in je buik steken. Ik kan mijzelf niet meer inhouden" en
- "Kankermoeder. Ik hoop dat je kanker krijgt. Ik hoop dat je dood gaat. Deze avond gaat het echt mis lopen" en
- "Ik ga nu een mes halen. Ik ga je neersteken. Ik kan er niets aan doen, ik moet het doen".
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
Feiten 1. en 2. subsidiair, telkens:
Mishandeling begaan tegen zijn levensgezel, strafbaar gesteld bij artikel 304 juncto 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3.:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
7 STRAFBAARHEID
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd de behandeling van de zaak te schorsen opdat er rapportage opgemaakt kan worden over de in te vullen voorwaarden ter zake van de geadviseerde terbeschikkingstelling met voorwaarden. Subsidiair heeft zij gevorderd aan verdachte 6 (zes) maanden gevangenisstraf met aftrek van het voorarrest op te leggen en verdachte overeenkomstig het bepaalde in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking zal worden gesteld.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de op te leggen straf opgemerkt dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet aan de orde is. De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met het feit dat bij huiselijk geweldsituaties twee partijen schuld hebben en dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft kennis genomen van de over verdachte uitgebrachte gedragskundige rapportages van forensisch psychiater drs. H.A. Gerritsen, d.d. 18 december 2010 en klinisch psycholoog Th.A.M. Deenen, d.d. 12 december 2010.
Psychiater Gerritsen rapporteert dat verdachte aan een ziekelijke stoornis in de zin van verslavingsproblematiek, een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van beperkte intellectuele capaciteiten en een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken lijdt. Ten tijde van het ten laste gelegde was dit ook het geval. Om die reden is verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
Psycholoog Deenen concludeert eveneens dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is vanwege een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken waarbij tevens sprake is van problemen in de agressieregulatie en middelenmisbruik. Deze stoornis speelde verdachte ten tijde van het ten laste gelegde ook parten. Door de beperkte coping- en sociale vaardigheden ziet verdachte geen andere mogelijkheden dan door agressie probleemsituaties op te lossen.
De rechtbank neemt deze conclusies over. Bij de strafoplegging zal de rechtbank rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Beide deskundigen adviseren een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
De reclassering adviseert in haar rapport d.d. 21 december 2010 dat verdachte vanwege zijn houding en het feit dat hij te kennen heeft gegeven niet te willen mee werken aan een klinische behandeling een terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat noch een terbeschikkingstelling met dwangverpleging noch een terbeschikkingstelling met voorwaarden in dit stadium aan de orde is. De rechtbank neemt daarbij het volgende mee in haar afweging. Ten tijde van het opmaken van de rapporten, waaruit de bovengenoemde adviezen volgen, was aan verdachte poging doodslag ten laste gelegd. Thans is dat echter (onder meer) poging toebrenging zwaar lichamelijk letsel en subsidiair in de variant van mishandeling. De rechtbank is van oordeel dat de liggende adviezen derhalve niet stroken met de huidige feitenconstellatie en de houding van verdachte, hetgeen een buitenproportionele maatregel ten aanzien van verdachte en sanctioneren van het feit met zich mee zouden brengen. De rechtbank zal daarom van de strafadviezen afwijken en een andere straf toemeten.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd dient te worden. Gelet op het feit dat een eerdere bijzondere voorwaarde geen effect gesorteerd heeft, ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijk deel op te leggen. De rechtbank sluit zich voor wat betreft de duur van de gevangenisstraf aan de bij de landelijke richtlijnen van het LOVS.
9 DE VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING
9.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straffen die aan verdachte zijn opgelegd bij arrest van 24 augustus 2009 (parketnummer 23.000688-08), te weten een gevangenisstraf van 1 (één) maand en bij vonnis van 8 april 2010 (parketnummer 07.607357-09), te weten een gevangenisstraf van 8 (acht) maanden ten uitvoer zullen worden gelegd.
9.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft niets aangaande de vorderingen opgemerkt.
9.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijden schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarden heeft overtreden. Gelet hierop kunnen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Gelet op het voorgaande en het in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de door de het gerechtshof bij arrest d.d. 24 augustus 2009 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf en de door de meervoudige strafkamer in deze rechtbank bij vonnis d.d. 8 april 2010 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf toe te wijzen.
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 43a, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 BESLISSING
De rechtbank:
Ten aanzien van de tenlastelegging
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2. primair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1., 2. subsidiair, 3. ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden,
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- wijst de vorderingen toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.607357-09 bij vonnis d.d. 8 april 2010 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden;
- gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 23.000688-08 bij arrest d.d. 24 augustus 2009 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.I. van der Kris, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en C.M.W. de Waele, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 februari 2011.
Mr. Van der Kris is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.