Feit 2.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat verdachte heeft verklaard dat hij de persoon is op de foto met nummer [nummer].
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte (bijgenaamd “[bijnaam 2]”) heroïne en cocaïne verkocht, en dat hij gedurende maart tot en met begin juli 2010 cocaïne van verdachte heeft gekocht. Verdachte zou gebruik maken van het telefoonnummer [telefoonnummer 2]. Uit de historische printgegevens blijkt dat [getuige 1] veelvuldig kortstondig telefonisch contact had met verdachte in de periode van 20 januari 2010 tot en met 8 juli 2010.
De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat een donkere man (bijgenaamd “[bijnaam 1]”) dealt in heroïne en cocaïne en het telefoonnummer [telefoonnummer 1] gebruikt. Verdachte zou gebruik maken van dat telefoonnummer. Uit de historische printgegevens blijkt dat [getuige 4] veelvuldig telefonisch contact had met verdachte in de periode van 26 oktober 2009 tot en met 1 juli 2010.
De getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij verdachte (bijgenaamd “[bijnaam 2]” of “[bijnaam 1]”) hem wit en bruin verkocht vanaf begin 2010 tot 21 juli 2010, waarbij verdachte gebruik maakte van de telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1]. Uit historische printgegevens blijkt dat [getuige 5] veelvuldig telefonisch contact had met verdachte in de periode van 6 januari 2010 tot en met 16 juli 2010.
De getuige [getuige 6] heeft verklaard dat verdachte (bijgenaamd “[bijnaam 3]”) hem cocaïne verkocht, dat verdachte ook heroïne verkocht en dat verdachte gebruikt maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 2].
De getuige [getuige 7] heeft verklaard dat verdachte (bijgenaamd “[bijnaam 2]”) haar heroïne en cocaïne verkocht en gebruikt maakte van telefoonnummer [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2]. Uit historische printgegevens blijkt dat [getuige 7] gedurende de periode van 15 januari 2010 tot en met 9 juni 2010 achttien maal telefonisch contact heeft gehad met verdachte.
De getuige [getuige 7] heeft verklaard dat verdachte – door hem genoemd [naam] (bijgenaamd “[voornaam verdachte]” of “[bijnaam 2]”) – hem bruin en wit verkocht en gebruik maakte van telefoonnummer [telefoonnummer 2] en een oud telefoonnummer had met viermaal een vier. Uit historische printgegevens blijkt dat [getuige 7] in de periode van 30 mei tot en met 16 juli 2010 veelvuldig kortstondig telefonisch contact had met verdachte.
De getuige [getuige 9] heeft verdachte herkend als “[voornaam verdachte]” en heeft verklaard dat verdachte gebruikt maakte van telefoonnummer [telefoonnummer 1].
De getuige [getuige 10] heeft verklaard dat verdachte (bijgenaamd “[bijnaam 4]” of “[voornaam verdachte]”) hem cocaïne verkocht en dat verdachte gebruikt maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] en een oud telefoonnummer met viermaal een vier. Uit historische printgegevens blijkt dat [getuige 10] veelvuldig kortstondig telefonisch contact had met verdachte in de periode van 12 november 2009 tot en met 16 juli 2010.
De getuige [getuige 11] heeft verklaard dat verdachte hem cocaïne verkocht. Uit historische printgegevens blijkt dat veelvuldig telefonisch contact had met verdachte was in de periode van 30 januari 2010 tot en met 25 juni 2010.
De getuige [getuige 12] heeft verklaard dat hij heroïne en coke kocht van verdachte (bijgenaamd “[bijnaam 2]”). Uit historische printgegevens blijkt dat [getuige 12] veelvuldig kortstondig telefonisch contact heeft gehad met verdachte in de periode van 24 november 2009 tot en met 13 juli 2010.
De getuige [getuige 13] heeft verklaard dat verdachte haar cocaïne verkocht. Uit historische printgegevens blijkt dat [getuige 13] meermalen kortstondig telefonisch contact heeft gehad met verdachte in de periode van met tot en met juli 2010.
De getuige [getuige 14] heeft verklaard dat verdachte hem cocaïne verkocht. Tevens verkocht verdachte heroïne. Verdachte maakte volgens [getuige 14] gebruik van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2]. Uit historische printgegevens blijkt dat [getuige 14] zeer veelvuldige kortstondige telefonische contacten had met verdachte in de periode van januari tot en met april 2010.
De getuige [getuige 15] heeft verklaard dat verdachte (bijgenaamd “[bijnaam 2]” of “[bijnaam 1]”) hem heroïne verkocht. Uit historische printgegevens blijkt dat [getuige 15] veertien maal kortstondig telefonisch contact heeft gehad met verdachte in de periode van 15 januari 2010 tot en met 19 april 2010.
Gezien het eenduidige karakter – in onder meer bijnamen, de gebruikte telefoonnummers van verdachte en de herkenningen van verdachte aan de hand van de foto met nummer [nummer] – van de verklaring van voornoemde getuigen en het aantal getuigen is niet aannemelijk geworden dat deze getuigen hun verklaringen in strijd met de waarheid hebben afgelegd. De rechtbank acht dan ook de verklaringen, in onderlinge samenhang gelezen, betrouwbaar. Het gegeven dat het om verslaafde getuigen gaat, doet aan dit oordeel niet af. Uit voornoemde verklaringen van de getuigen blijkt genoegzaam dat verdachte in de ten laste gelegde periode opzettelijk heroïne en cocaïne verkocht, afleverde, verstrekte en vervoerde.
Derhalve acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.