ECLI:NL:RBZLY:2011:BP2853
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bevel tot opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 3 januari 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de officier van justitie tegen de beschikking van de rechter-commissaris van 29 december 2010. De officier van justitie had verzocht om een bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel, wat door de rechter-commissaris was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in raadkamer, waar de officier van justitie, mr. M. Kamper, aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat het verzoek voldoet aan de eisen van artikel 126l lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, omdat het gaat om een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is en er een ernstige inbreuk op de rechtsorde kan ontstaan.
De rechtbank heeft de relevante jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in overweging genomen, met name het arrest Allan tegen het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank concludeert dat de echtgenote van de verdachte niet kan worden aangemerkt als een 'informer' en dat het gesprek tussen hen niet kan worden gezien als een equivalent van een formeel politieverhoor. De rechtbank oordeelt dat het zwijgrecht van de verdachte niet wordt geschonden, omdat de omstandigheden van deze zaak wezenlijk verschillen van die in de zaak Allan.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie kan worden verleend, omdat het voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank verklaart het beroep van de officier van justitie gegrond en verleent de machtiging voor de periode van 3 januari 2011 tot en met 4 januari 2011.