RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.660002-10 (P)
Uitspraak: 13 december 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende [woonplaats].
1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.J.W.M. Janssen, en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. A. Taner, advocaat te Lelystad, en de verdachte naar voren is gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 januari 2010 in de gemeente [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (zijn echtgenote) [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer 1] meerdere malen, in ieder geval éénmaal (met kracht) heeft geslagen op/tegen het hoofd en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) bij de (onder)armen heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) op de grond heeft gegooid en/of (vervolgens) (met de knieën) bovenop (de borstkas van) die [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of
- (vervolgens) (met kracht) zijn hand op de mond en/of neus van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt, ten gevolge waarvan zij geen lucht meer kreeg en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) meerdere malen, in ieder geval éénmaal heeft geschopt op/tegen de rug en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) aan de handen naar de bank heeft gesleurd en/of (vervolgens) op de bank heeft gegooid en/of (vervolgens) bovenop die [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of
- (wederom) (met kracht) zijn hand op de mond en/of neus van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt ten gevolge waarvan zij bewusteloos is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 januari 2010 in de gemeente [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] (zijnde zijn echtgenote), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer 1] meerdere malen, in ieder geval éénmaal (met kracht) heeft geslagen op/tegen het hoofd en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) bij de (onder)armen heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) op de grond heeft gegooid en/of (vervolgens) (met de knieën) bovenop (de borstkas van) die [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of
- (vervolgens) (met kracht) zijn hand op de mond en/of neus van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt, ten gevolge waarvan zij geen lucht meer kreeg en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) meerdere malen, in ieder geval éénmaal heeft geschopt op/tegen de rug en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) aan de handen naar de bank heeft gesleurd en/of (vervolgens) op de bank heeft gegooid en/of (vervolgens) bovenop die [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of
- (wederom) (met kracht) zijn hand op de mond en/of neus van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt ten gevolge waarvan zij bewusteloos is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 januari 2010 in de gemeente [plaats] opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1],
- meerdere malen, in ieder geval éénmaal (met kracht) heeft geslagen op/tegen het hoofd en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) bij de (onder)armen heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) op de grond heeft gegooid en/of (vervolgens) (met de knieën) bovenop (de borstkas van) die [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of
- (vervolgens) (met kracht) zijn hand op de mond en/of neus van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt, ten gevolge waarvan zij geen lucht meer kreeg en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) meerdere malen, in ieder geval éénmaal heeft geschopt op/tegen de rug en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) aan de handen naar de bank heeft gesleurd en/of (vervolgens) op de bank heeft gegooid en/of (vervolgens) bovenop die [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of
- (wederom) (met kracht) zijn hand op de mond en/of neus van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt ten gevolge waarvan zij bewusteloos is geraakt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 2 januari 2010 in de gemeente [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), (met kracht)
- tegen de rug heeft geduwd, en/of
- die [slachtoffer 2] heeft geslagen/gestompt op/tegen de lip ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] op de grond is gevallen, en/of
- die [slachtoffer 2] (vervolgens) bij de armen heeft vastgepakt en/of op de bank heeft gegooid, en/of
- die [slachtoffer 2] heeft geslagen/gestompt op/tegen de schouder en/of de borst en/of
- die [slachtoffer 2] bij de/het be(e)n(en) heeft vastgepakt en/of van de bank af heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer 2] (terwijl zij op de grond lag) heeft geschopt/getrapt in/tegen de buik(streek) en/of de rug,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 1 januari 2010 in de gemeente [plaats] en/of elders in Nederland (telkens) opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en) (te weten zijn echtgenote [slachtoffer 1] en/of zijn dochter(s) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2]), (telkens) (met kracht) heeft geslagen/gestompt en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Vaststaande feiten
Op 2 januari 2010 omstreeks 00.44 uur vernemen [verbalisant X] en [verbalisant Y] dat zij in het kader van de noodhulp worden verwacht op de [adres] te [plaats] voor een reanimatie. Ter plaatse ziet [verbalisant X] een vrouw in de woning op de grond liggen. De vrouw heeft een hartslag en haar oogleden bewegen. De ambulancemedewerkers ontfermen zich hierna over de vrouw en brengen haar over naar het [ziekenhuis].
Diezelfde nacht omstreeks 02.15 uur gaan [verbalisant Z] en [verbalisant A] naar het [ziekenhuis] te [plaats], alwaar een vrouw aangifte wil doen van zware mishandeling. Ter plaatse verklaart de vrouw, te weten [slachtoffer 1], dat zij door haar man is mishandeld. De dochter van [slachtoffer 1], te weten [slachtoffer 3], verklaart dat haar vader zijn hand voor moeders mond hield en dat haar moeder daardoor buiten bewustzijn is geraakt.
Vervolgens is verdachte in het ziekenhuis aangehouden.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde, aangezien er sprake is van vrijwillige terugtred van verdachte. De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaringen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3].
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit vrijspraak bepleit, aangezien de gedachtestreepjes – met uitzondering van de tweede – niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, daar geen letsel bij het slachtoffer is geconstateerd. Subsidiair ontbrak bij verdachte het opzet op het intreden van de dood. Meer subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van vrijwillige terugtred, aangezien verdachte het slachtoffer heeft gereanimeerd.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit, aangezien de gedachtestreepjes – met uitzondering van de tweede – niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 meest subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde, aangezien de rechtbank niet de overtuiging kan bekomen dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan, daar er geen ondersteunend bewijs – in de zin van medische rapporten of huisartsmeldingen – in het dossier aanwezig is en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] reden hadden om hun moeder, [slachtoffer 1], te beschermen.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] en haar dochters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in grote lijnen overeenkomen. Nu niet aannemelijk is geworden dat aangeefster en haar dochters hun verklaringen hebben afgelegd in strijd met de waarheid, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de - gedetailleerde - verklaring van aangeefster [slachtoffer 1]. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] blijkt genoegzaam dat verdachte aangeefster [slachtoffer 1] tegen het hoofd heeft geslagen, bij haar armen heeft vastgepakt, op de grond heeft gegooid en op haar borstkas is gaan zitten, zijn hand op de mond en neus van aangeefster heeft gedrukt, haar heeft geschopt tegen de rug, aan haar handen van de bank heeft gesleurd, op de bank heeft gegooid en vervolgens (opnieuw) op aangeefster is gaan zitten waarna hij de mond en neus van aangeefster heeft dichtgedrukt waardoor zij buiten bewustzijn is geraakt.
De rechtbank is van oordeel dat dit een poging tot doodslag oplevert, aangezien verdachte het (voorwaardelijk) opzet had op de dood van aangeefster [slachtoffer 1]. Het is een feit van algemene bekendheid dat het dichtdrukken van de mond en neus leidt tot zuurstofgebrek. Wanneer men hier lang genoeg mee doorgaat kan dit leiden tot bewusteloosheid en in het ergste geval tot het overlijden. Door de mond en neus van aangeefster [slachtoffer 1] dicht te drukken, waardoor zij is flauw gevallen, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster [slachtoffer 1] daardoor zou komen te overlijden. Door het buiten bewustzijn raken van aangeefster is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een voltooide poging. Gelet hierop acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de aangifte van [slachtoffer 2] .
Uit die verklaringen blijkt genoegzaam dat verdachte aangeefster [slachtoffer 2] heeft mishandeld op de wijze zoals die in de bewezenverklaring staat vermeld.
Feit 3.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] blijkt genoegzaam dat verdachte hen in het verleden heeft mishandeld. De rechtbank acht niet aannemelijk dat zij hun verklaringen in strijd met de waarheid hebben afgelegd.
De rechtbank acht het ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 2 januari 2010 in de gemeente [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (zijn echtgenote) [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer 1] (met kracht) op de grond heeft gegooid en (vervolgens) (met de knieën) bovenop (de borstkas van) die [slachtoffer 1] is gaan zitten en
- (vervolgens) (met kracht) zijn hand op de mond en neus van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt, ten gevolge waarvan zij geen lucht meer kreeg en
- die [slachtoffer 1] (met kracht) aan de handen naar de bank heeft gesleurd en (vervolgens) op de bank heeft gegooid en (vervolgens) bovenop die [slachtoffer 1] is gaan zitten en
- (wederom) (met kracht) zijn hand op de mond en neus van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt ten gevolge waarvan zij bewusteloos is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 2 januari 2010 in de gemeente [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]),
- tegen de rug heeft geduwd, en
- die [slachtoffer 2] heeft gestompt op de lip ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] op de grond is gevallen, en
- die [slachtoffer 2] (vervolgens) bij de armen heeft vastgepakt en op de bank heeft gegooid, en
- die [slachtoffer 2] heeft gestompt tegen de schouder en de borst en
- die [slachtoffer 2] bij de benen heeft vastgepakt en van de bank af heeft getrokken en
- die [slachtoffer 2] (terwijl zij op de grond lag) heeft geschopt/getrapt tegen de buik(streek) en
de rug,
waardoor deze pijn heeft ondervonden.
3.
hij in de periode van 1 januari 2003 tot en met 1 januari 2010 in de gemeente [plaats] telkens opzettelijk mishandelend personen (te weten zijn echtgenote [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]), (telkens) (met kracht) heeft geslagen/gestompt en geschopt, waardoor deze letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden.
Van het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6. DE STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde feiten uitsluiten.
Het bewezene levert op:
Feit 1:
Poging tot doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2:
Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3:
Mishandeling, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
8. DE STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat er ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde sprake is van vrijwillige terugtred door verdachte, aangezien hij aangeefster heeft gereanimeerd nadat zij het bewustzijn had verloren.
De rechtbank overweegt allereerst dat een voltooide poging geen beletsel is voor het aannemen van vrijwillige terugtred ex artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht.
Bij vrijwillige terugtred gaat het om het misdrijf waarop de gedragingen van verdachte waren gericht, te weten het intreden van de dood van aangeefster [slachtoffer 1].
Voor het aannemen van vrijwillige terugtred is een zodanig optreden vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is om het intreden van het beoogde gevolg te beletten. Daarbij is het vereist dat de beslissing om te stoppen van de dader zelf afkomstig is en niet wordt ingegeven door externe omstandigheden. In het onderhavige geval heeft verdachte, kort nadat aangeefster het bewustzijn had verloren, aangeefster gereanimeerd totdat zij weer bij bewustzijn kwam.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de verdachte met zijn handelen heeft beoogd het intreden van de dood van aangeefster te voorkomen. De rechtbank volgt derhalve het standpunt van de officier van justitie en de raadsman en neemt aan dat er sprake is van vrijwillige terugtred door verdachte.
Nu de rechtbank van oordeel is dat sprake is van vrijwillige terugtred, zal de rechtbank verdachte ten aanzien van dat bewezen verklaarde feit ontslaan van alle rechtsvervolging.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat zij hierdoor niet toekomt aan een oordeel omtrent het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten zijn er geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is voor deze feiten derhalve strafbaar.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 subsidiair, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voor¬waarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt het volgen van een behandeling bij De Waag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit – gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte – enkel een werkstraf op te leggen waarvan een deel voorwaardelijk.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zijn stiefdochter mishandeld en gedurende een lange periode zijn echtgenote en haar dochters mishandeld. De rechtbank tilt zwaar aan huiselijk geweld. In huis en bij zijn gezin behoort men zich veilig te kunnen voelen. Het handelen van verdachte vormt dan ook een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
Dergelijke feiten hebben in het algemeen een grote impact op (het leven van) slachtoffers, onder meer in de vorm van gevoelens van angst en onveiligheid.
Ten voordele van de verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Daar de rechtbank verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging van het zwaarste bewezen verklaarde feit, te weten de poging tot doodslag, zal zij komen tot een lagere straf dan welke door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een taakstraf almede een voorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, de ernst van de bewezen verklaarde feiten te benadrukken en de oplegging van een bijzondere voorwaarde mogelijk te maken.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 2 november 2010;
- een de verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 4 januari 2010 uitgebracht door M. Groeneveld, reclasseringswerker van de Reclassering Nederland;
- een de verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 28 april 2010 uitgebracht door G. Beernink, reclasseringswerker van de Reclassering Nederland;
- een de verdachte betreffend voortgangsverslag opdrachtgever d.d. 23 november 2010 uitgebracht door N. Bastiaan, reclasseringswerker van de Reclassering Nederland;
- de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
10. TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 46b en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart verdachte voor het onder 1 bewezen verklaarde feit niet strafbaar;
ontslaat verdachte van het onder 1 bewezen verklaarde feit van alle rechtsvervolging;
verklaart verdachte strafbaar ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 100 uren;
beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf;
beveelt dat de tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
veroordeelt verdachte voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht, ook indien dit inhoudt het volgen van een behandeling bij De Waag;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. F.H. Schormans, voorzitter, mr. M. Iedema en mr. W.F. Roelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2010.
Mr. Roelink voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.