ECLI:NL:RBZLY:2010:BO7665

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
11 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.660046-10 en 07.620346-07 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging tegen winkelmedewerkers van de Praxis in Almere

Op 11 november 2010 deed de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 februari 2010 in Almere samen met een mededader twee deurknoppen van de Praxis had gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de diefstal met geweld had gepleegd, waarbij hij winkelmedewerkers bedreigde en mishandelde. De rechtbank achtte de verklaringen van de getuigen, waaronder winkelmedewerkers en een afdelingsmanager, betrouwbaar en consistent. De verdachte had tijdens de diefstal geweld gebruikt door een winkelmedewerker om de nek te grijpen en deze te slaan. De rechtbank vond het bewezen dat de verdachte de diefstal had gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad te kunnen vluchten. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte en besloot tot een werkstraf in plaats van een gevangenisstraf. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 140 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank verlengde ook de proeftijd van een eerder opgelegde jeugddetentie van één maand met één jaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummers: 07.660046-10 en 07.620346-07 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 november 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het onderzoek in de zaak met parketnummer 07.660046-10 heeft in het openbaar plaatsgevonden op 28 oktober 2010, evenals het onderzoek, na aanvang en schorsing ter terechtzitting van 12 augustus 2010, in de zaak met parketnummer 07.620346-07.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.W. Flokstra , advocaat te Almere. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Zeilstra en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 februari 2010 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee deurknoppen (merk: Echelle), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Praxis ([filiaal], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [winkelmedewerkers], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- zijn, verdachtes, arm om de nek/keel/hals van die [winkelmedewerker] heeft geklemd en/of (vervolgens) heeft gehouden en/of
- op de rechterwang, in ieder geval in het gezicht, van die [winkelmedewerker] heeft geslagen/gestompt en/of
- in de richting en/of in de nabijheid van het lichaam van die [winkelmedewerker] en/of die [winkelmedewerker] en/of die [winkelmedewerker] slaande bewegingen heeft gemaakt en/of
- op/tegen/in/aan het lichaam van die [winkelmedewerker] en/of die [winkelmedewerker] en/of die [winkelmedewerker] heeft geduwd en/of getrokken en/of
- die [winkelmedewerker] en/of die [winkelmedewerker] en/of die [winkelmedewerker] de woorden heeft toegevoegd:
* "Als ik jou een hardere klap had gegeven, dan was je nu dood." en/of
* "Als je me niet laat betalen, dan sla ik je op je bek.", althans woorden van gelijke aard of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 04 februari 2010 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend drie personen, in ieder geval een persoon, (te weten [winkelmedewerkers]), meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- een arm om de nek/keel/hals heeft geklemd en/of gehouden en/of
- op de rechterwang, in ieder geval in het gezicht, heeft geslagen/gestompt en/of
- op/tegen/in/aan het lichaam heeft geduwd en/of getrokken,
waardoor deze letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
en/of
hij op of omstreeks 04 februari 2010 in de gemeente Almere [winkelmedewerkers] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [winkelmedewerker] en/of [winkelmedewerker] en/of [winkelmedewerker] dreigend de woorden toegevoegd:
* “Als ik jou een hardere klap had gegeven, dan was je nu dood.” en/of
* “Als je me niet laat betalen, dan sla ik je op je bek.”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
4.1 Inleiding
De rechtbank stelt de navolgende feiten vast.
De heer O. [winkelmedewerker] heeft, mede namens Praxis [filiaal] in Almere, op 4 februari 2010 te 16.28 uur aangifte gedaan van diefstal met geweld, gepleegd op 4 februari 2010 te 15.48 uur bij voornoemde Praxis.
Hij verklaarde onder meer dat hij die middag als beveiliger bij voornoemde Praxis een jong persoon, zijnde de latere verdachte, en een ouder persoon door de gangpaden zag lopen. Hij zag vervolgens dat de jongere persoon twee zakjes met deurknoppen uit de stelling pakte en dat hij deze op enig moment in de binnenzak van zijn jas deed. In de tijd dat de jongere persoon deze actie aan het uitvoeren was, zag hij dat de oudere persoon om zich heen keek, kennelijk om de boel in de gaten te houden. Hij zag voorts dat beide personen naar de kassa liepen, de deurknoppen werden echter niet afgerekend. Nadat de twee personen de kassa gepasseerd waren heeft hij de jongere persoon aangesproken. In de ophoudruimte zag aangever dat deze persoon de twee deurknoppen die hij in de winkel in zijn binnenzak had gestopt, uit zijn binnenzak haalde. Hierop heeft aangever deze persoon aangehouden.
Toen aangever vervolgens buiten de ophoudruimte met de afdelingsmanager stond te praten zag hij verdachte in hun richting komen lopen. Verdachte werd agressief en liep op de afdelingsmanager af, waarna laatstgenoemde hem een duw naar achteren gaf. Aangever zag dat verdachte vervolgens weer de ophoudruimte in liep, maar dat hij via een andere deur weer naar buiten wilde lopen. Hierop is aangever achter hem aangelopen en heeft hij verdachte van achteren rond zijn middel vastgepakt. Verdachte probeerde vervolgens van aangever los te komen. Hij greep aangever met zijn rechterarm om zijn nek. Aangever voelde dat verdachte kracht zette op zijn rechterarm, waarna collega’s van de Praxis aangever hebben ontzet. Hierna gaf verdachte aangever met zijn linker gebalde vuist een klap waarop hij verdachte tegen hem hoorde zeggen: “Als ik jou een hardere klap had gegeven, dan was je nu dood.”
De bij verdachte aangetroffen deurknoppen zijn van het merk Echelle.
De verbalisant zag dat de rechterwang van aangever licht opgezwollen was en een rode kleur vertoonde.
Op 5 februari 2010 is door mevrouw M. Doornink, huisarts, geconstateerd dat het rondom het jukbeen van aangever wat blauw en gezwollen is.
Getuige W. [winkelmedewerker], afdelingsmanager bij Praxis [filiaal] in Almere, heeft onder meer verklaard dat verdachte in het kantoortje zijn zakken leeghaalde en dat er toen twee deurknoppen tevoorschijn kwamen. Verdachte kwam agressief over, hij hoorde verdachte vervolgens onder meer zeggen: “Als je me niet laat betalen, dan sla ik je op je bek.” De getuige zag dat de verdachte vervolgens weg wilde lopen, kennelijk om te vluchten. Hij zag verdachte om zich heen slaan om weg te komen. Vervolgens zag de getuige dat hij, met zijn rechtervuist, de beveiligingsmedewerker een vuistslag in het gezicht gaf. Vervolgens heeft de getuige met meerdere personen getracht verdachte in bedwang te houden. Volgens deze getuige probeerde verdachte constant het pand te verlaten.
Getuige R. [winkelmedewerker], medewerker van Praxis voornoemd, heeft verklaard dat verdachte een agressieve indruk maakte en dat het hem duidelijk was dat hij alles wilde doen om weg te komen. Getuige zag dat verdachte vervolgens de bewaker aanviel. Hij zag dat verdachte de bewaker eerst vastpakte en hem toen een vuistslag in het gezicht gaf. Hierna heeft getuige, samen met collega’s, de verdachte in bedwang gehouden om te voorkomen dat hij er vandoor zou gaan. De verdachte bleef duwen en trekken. Na een tijdje werd hij rustiger, waarna hij is overgedragen aan de politie.
Getuige W. [afdelingsmanager] bij voornoemde Praxis, heeft onder meer verklaard dat hij gezien heeft dat verdachte [winkelmedewerker] vastpakte waarna de beveiligingsmedewerker [winkelmedewerker] te hulp schoot. Getuige heeft niet gezien, maar gehoord dat de beveiligingsmedewerker vervolgens door verdachte geslagen is. Getuige zag dat verdachte wild bewoog en agressief overkwam. Het was hem duidelijk dat verdachte het pand wilde verlaten.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij op 4 februari 2010 samen met zijn buurman naar de Praxis [filiaal] in Almere is gegaan. Eerst nadat de buurman tegen hem had gezegd dat hij de deurknoppen in zijn zak moest stoppen heeft hij dat gedaan, waarna hij met de buurman voorbij de kassa is gelopen zonder deze deurknoppen te betalen. Verdachte heeft ontkend dat hij iemand om de nek heeft gepakt of heeft geslagen. Tegenover de politie en ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij heeft geduwd en getrokken om zichzelf te bevrijden. Hij wilde de ophoudruimte uit lopen. Verdachte heeft voorts ontkend dat hij de aan hem ten laste gelegde zinsneden heeft geuit. Verdachte heeft verklaard dat hij gezegd heeft “Als ik je had geslagen dan had je het wel gemerkt.” en “Ik wil alsnog betalen”.
4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde diefstal met geweld veroordeeld wordt. Hij heeft daartoe verwezen naar de aangifte van de heer [winkelmedewerker], de verklaringen van de getuigen R. [winkelmedewerker] en O. [winkelmedewerker] en de letselverklaring van de huisarts.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend te bewijzen is, maar niet het ten laste gelegde geweld dan wel de ten laste gelegde mishandeling en/of bedreiging. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van aangever ter zake van het geweld niet wordt ondersteund door de getuigenverklaringen, nu deze verklaringen niet consistent zijn en dermate van elkaar verschillen dat uitgegaan moet worden van de juistheid van de verklaring van verdachte op dit punt. Bovendien zijn [winkelmedewerker] en [afdelingsmanager] een paar dagen later dan aangever en [winkelmedewerker] gehoord, waardoor zij hun verklaringen hebben kunnen afstemmen op elkaar. Verdachte werd geduwd, waarna er een chaotische situatie ontstond. Verdachte heeft niemand geslagen. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen oogmerk had om te vluchten. Ten aanzien van de ten laste bedreiging is er onvoldoende wettig bewijs voorhanden, nu verdachte de ten laste gelegde uitingen ontkent. Subsidiair heeft de verdediging terzake aangevoerd dat door de uitingen, gezien de omstandigheden waaronder deze zijn gedaan, geen objectieve vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Diefstal
Nu verdachte ter terechtzitting van 28 oktober 2010 heeft verklaard dat hij op 4 februari 2010 in aanwezigheid van de buurman en op diens aansporing twee deurknoppen van de Praxis [filiaal] in Almere heeft gestolen, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen voor wat betreft de diefstal in vereniging gepleegd.
Voor het bewijs van de diefstal in vereniging verwijst de rechtbank naar de aangifte van de heer O. [winkelmedewerker], de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 februari 2010 en de verklaring van getuige R. [winkelmedewerker].
(Bedreiging met) geweld
Ten aanzien van het bewezenverklaarde geweld en de bewezenverklaarde bedreiging met geweld overweegt de rechtbank het volgende.
Aangever heeft verklaard dat hij verdachte, toen deze weg wilde lopen uit de ophoudruimte, van achteren rond zijn middel heeft vastgepakt. Verdachte greep aangever vervolgens met zijn rechterarm om zijn nek. Aangever voelde dat verdachte kracht zette op zijn rechterarm, waarna collega’s van de Praxis aangever hebben ontzet. Hierna gaf verdachte aangever met zijn linker gebalde vuist een klap waarop hij verdachte tegen hem hoorde zeggen: “Als ik jou een hardere klap had gegeven, dan was je nu dood.”
De verklaring van aangever ten aanzien van het door verdachte gebruikte geweld en de bedreiging met geweld wordt door verschillende getuigenverklaringen ondersteund. [winkelmedewerker] heeft onder meer verklaard dat verdachte agressief over kwam en dat hij hem hoorde zeggen: “Als je me niet laat betalen, dan sla ik je op je bek.” [winkelmedewerker] zag dat verdachte vervolgens weg wilde lopen, kennelijk om te vluchten. Hij zag verdachte om zich heen slaan om weg te komen. [winkelmedewerker] zag vervolgens dat verdachte de beveiligingsmedewerker een vuistslag in het gezicht gaf, waarna [winkelmedewerker] samen met anderen bezig is geweest om verdachte in bedwang te houden. Volgens [winkelmedewerker] probeerde verdachte constant het pand te verlaten. [winkelmedewerker] heeft onder meer verklaard dat verdachte een agressieve indruk maakte en dat het hem duidelijk was dat hij alles wilde doen om weg te komen. [winkelmedewerker] zag dat verdachte vervolgens de bewaker aanviel. Hij zag dat verdachte de bewaker eerst vastpakte en hem toen een vuistslag in het gezicht gaf. Hierna heeft [winkelmedewerker], samen met collega’s, de verdachte in bedwang gehouden om te voorkomen dat hij er vandoor zou gaan. De verdachte bleef duwen en trekken. [afdelingsmanager] heeft onder meer verklaard dat hij gezien heeft dat verdachte [winkelmedewerker] vastpakte waarna de beveiligingsmedewerker [winkelmedewerker] te hulp schoot. Getuige heeft niet gezien, maar gehoord dat de beveiligingsmedewerker vervolgens door verdachte geslagen is. Getuige zag dat verdachte wild bewoog en agressief overkwam. Het was hem duidelijk dat verdachte het pand wilde verlaten.
Anders dan de raadsman heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat de verschillende getuigenverklaringen als betrouwbaar zijn aan te merken, nu zij op belangrijke punten
met elkaar overeenstemmen. [winkelmedewerker], [winkelmedewerker] en [afdelingsmanager] hebben alledrie in andere bewoordingen verklaard dat verdachte zich agressief gedroeg, dat hij geweld gebruikte om te kunnen vluchten, waaronder het slaan van de beveiligingsmedewerker, zijnde aangever, en het duwen en trekken van verdachte. Het feit dat [winkelmedewerker] en [afdelingsmanager] een paar dagen later dan aangever en [winkelmedewerker] zijn gehoord doet daar niet aan af, nu de verklaringen van [winkelmedewerker] en [afdelingsmanager] niet identiek noch gelijkluidend zijn aan die van aangever en [winkelmedewerker] waardoor de rechtbank het niet aannemelijk acht dat [winkelmedewerker] en [afdelingsmanager] hun verklaringen hebben afgestemd, althans hebben trachten af te stemmen op die van aangever en [winkelmedewerker].
Gelet op het vorenstaande gaat de rechtbank ten aanzien van het ten laste gelegde geweld en de ten laste gelegde bedreiging met geweld uit van de juistheid van de verklaring van aangever en de verschillende getuigenverklaringen op dit punt, waardoor zij het geweld en de bedreiging met geweld wettig en overtuigend bewezen acht zoals hierna, onder punt 5, wordt vermeld. Hierbij heeft de rechtbank tevens in aanmerking genomen dat de verbalisant letsel heeft geconstateerd, alsook de geneeskundige verklaring van de huisarts d.d. 5 februari 2010.
Oogmerk
Daarmee komt de rechtbank toe aan de vraag of verdachte het bewezenverklaarde geweld en de bewezenverklaarde bedreiging met geweld heeft gebruikt met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd acht de rechtbank voornoemd oogmerk wettig en overtuigend bewezen, nu uit de aangifte en de verklaringen van [winkelmedewerker], [winkelmedewerker] en [afdelingsmanager] blijkt dat verdachte na zijn aanhouding (bedreiging met) geweld heeft gebruikt om te kunnen vluchten. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting van 28 oktober 2010 verklaard dat hij de ophoudruimte uit wilde lopen.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 04 februari 2010 in Almere tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee deurknoppen (merk: Echelle), toebehorende aan de Praxis ([filiaal], welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen O. [winkelmedewerker] en W. [winkelmedewerker] en R. [winkelmedewerker], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte toen aldaar, met kracht
- zijn, verdachtes, arm om de nek van die [winkelmedewerker] heeft geklemd en heeft gehouden en
- op de rechterwang van die [winkelmedewerker] heeft geslagen en
- in de nabijheid van het lichaam van die [winkelmedewerker] slaande bewegingen heeft gemaakt en
- tegen/aan het lichaam van die [winkelmedewerker] en die [winkelmedewerker] en die [winkelmedewerker] heeft geduwd en getrokken en
- die [winkelmedewerker] en/of die [winkelmedewerker] de woorden heeft toegevoegd:
* "Als ik jou een hardere klap had gegeven, dan was je nu dood." en/of
* "Als je me niet laat betalen, dan sla ik je op je bek.", althans woorden van gelijke aard of strekking.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
Diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
7 STRAFBAARHEID
Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden met aftrek van het voorarrest zoals bepaald in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 1 (één) maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact, ook als dat inhoudt het volgen van een cognitieve vaardigheidstraining.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de op te leggen straf opgemerkt dat de op te leggen straf gelijk dient te zijn aan het voorarrest met eventueel een taakstraf, nu enkel de diefstal te bewijzen is. Daarnaast heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte een nieuwe weg is ingeslagen, deze positieve ontwikkeling moet niet onderbroken worden door het opnieuw vastzetten van verdachte.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank gaat bij de oplegging van de straf uit van landelijk vergelijkbare uitspraken waarbij er sprake was van diefstal met geweld. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Strafrechtsectorvoorzitters houden voor een winkeldiefstal met licht geweld in 8 weken onvoorwaardelijke gevangenisstraf en voor een winkeldiefstal met geweld in de vorm van stompen/dreigen met een mes 12 weken onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Gezien het door de verdachte gebruikte geweld en de bedreiging met geweld en gezien voornoemde oriëntatiepunten neemt de rechtbank als uitgangspunt voor de oplegging van straf 10 weken onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Met de verdediging is de rechtbank echter van oordeel dat het gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals de positieve ontwikkeling die verdachte sinds het bewezenverklaarde feit heeft laten zien, onder meer bestaande uit het met succes volgen van een opleiding en het leiding geven aan twee goedlopende bedrijven, niet gewenst is dat verdachte opnieuw vast komt te zitten. Om die reden zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf opleggen die in duur gelijk is aan 10 weken onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies d.d. 14 juli 2010, opgemaakt door de heer R. Jansma en de heer A. van de Boer, reclasseringswerkers. De reclassering schat weliswaar het recidiverisico als laag gemiddeld in, maar ter voorkoming van recidive acht zij het wel noodzakelijk dat verdachte de cognitieve vaardigheidstraining gaat volgen, waarbij de nadruk ligt op het leren beheersen van impulsief gedrag, het leren inzien van consequenties van gedrag en het op rationele wijze leren oplossen van problemen. Gezien de wijze waarop verdachte volgens eigen zeggen is overgegaan tot de diefstal neemt de rechtbank voornoemd advies over. Gelet hierop zal de rechtbank een gedeelte van de werkstraf voorwaardelijk opleggen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 19 juli 2010.
9 VORDERING TENUITVOERLEGGING
De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij vonnis van 24 november 2009 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van één maand ten uitvoer wordt gelegd met dien verstande dat deze zal worden omgezet in een gevangenisstraf.
De raadsman heeft primair afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging bepleit, aangezien hij tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie niet opportuun acht gezien de positieve ontwikkeling van verdachte. Om diezelfde reden heeft de raadsman subsidiair verzocht de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie te verlengen dan wel de jeugddetentie om te zetten in een werkstraf.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuwe strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zou de vordering tot tenuitvoerlegging kunnen worden toegewezen.
De rechtbank is echter van oordeel dat gezien hetgeen hiervoor - onder punt 8.3 - is overwogen de proeftijd van de bij vonnis van 24 november 2009 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van één maand met één jaar verlengd dient te worden.
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 BESLISSING
De rechtbank:
Ten aanzien van de tenlastelegging
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder punt 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 140 (honderdveertig) uren waarvan 40 (veertig) uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 70 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde taakstraf, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* op grond dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
* op grond dat verdachte gedurende de proeftijd de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook indien dit inhoudt het volgen van een cognitieve vaardigheidstraining;
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging
- verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 24 november 2009 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 1 (één) maand met 1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Schormans, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en M. Iedema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2010.