RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Parketnummer: 07.790003-10 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 oktober 2010
[verdachte],
geboren op [geboortedatum ] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Arnhem – De Berg, Arnhem Noord.
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het onderzoek is aangevangen ter openbare terechtzitting van 17 mei 2010 te Lelystad, waarbij verdachte, bijgestaan door mr. K. de Kok is verschenen. Het onderzoek is op voornoemde terechtzitting geschorst tot de terechtzitting van 19 juli 2010.
Op 19 juli 2010 is verdachte verschenen, bijgestaan door mr. N.A. de Kock. Het onderzoek ter terechtzitting is geschorst tot de terechtzitting van 16 september 2010.
Op 16 en 17 september 2010 heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.G. de Vos, advocaat te Utrecht. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.L. van Kooten en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 december 2009 in de gemeente Elburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van (een (afstort)zak met daarin) een geldbedrag van 16.500 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) toen daar opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend:
- op die [slachtoffer 1] is/zijn afgelopen en/of
-(vlak) bij die [slachtoffer 1] is/zijn gaan staan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [slachtoffer 1] en/of op de geparkeerde auto waarin die [slachtoffer 1] zich naar de ING-bank had begeven en/of op die [slachtoffer 1] gericht en/althans met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand ten overstaan van en/of zichtbaar voor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] heeft/hebben gemanipuleerd; (zaak 1)
2.
hij op of omstreeks 16 december 2009 te Hierden, gemeente Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2, althans een of meer acceptgiro's, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 2 ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) toen daar opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend:
- toen die [slachtoffer 2] genoemde acceptgiro's in de brievenbus bij de (Rabo)bank wilde stoppen (dicht) bij die [slachtoffer 2] is/zijn gaan staan en/of
- (daarbij) een of meer malen tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen/gezegd: "Geen buit?", althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- (daarbij) een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, met de vinger aan de trekker, op althans in de richting van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht, althans aan die [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/althans met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand ten overstaan van en/of zichtbaar voor die [slachtoffer 2] heeft/hebben gemanipuleerd en/of
- toen die [slachtoffer 2] (vervolgens) wegliep, van het dak van de (Rabo)bank af is/zijn gesprongen en naast die [slachtoffer 2] op de grond is/zijn beland; (zaak 2)
3.
hij op of omstreeks 19 januari 2010 in de gemeente Harderwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sealbag en/of een geldbedrag van ongeveer 4.500 euro, in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3 ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) toen daar opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend:
- in de richting van die [slachtoffer 3] is/zijn gerend en/of
- naar die [slachtoffer 3] heeft/hebben geschreeuwd; (zaak 3)
4.
hij op of omstreeks 25 januari 2010 in de gemeente Harderwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sealbag en/of een geldbedrag van (ongeveer) 1.145 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) toen daar opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend:
- naar die [slachtoffer 4] is/zijn gerend en/of
- bij/naast die [slachtoffer 4] is/zijn gaan staan en/of
- een of meer malen tegen/in het gezicht/hoofd van die [slachtoffer 4] heeft /hebben geslagen/gestompt en/of
- een of meer malen tegen/in de buik en/of het lichaam van die [slachtoffer 4] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of
- die [slachtoffer 4] heeft/hebben geduwd en/of
- nadat die [slachtoffer 4] in elkaar was gezakt en/of op de grond lag een of meer malen tegen de benen en of de arm en/of tegen/in de buik en/of (in de richting van) het lichaam van die [slachtoffer 4] heeft/hebben geschopt/getrapt en/of
- tengevolge waarvan die [slachtoffer 4] buiten bewustzijn is geraakt en/of zwaar lichamelijk letsel (inwendig letsel, te weten een gescheurde ader en/of beschadigde dunne darm) heeft bekomen; (zaak 4)
5.
hij op of omstreeks 25 januari 2010 in de gemeente Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet:
- een of meer malen tegen/in de buik en/of het lichaam van die [slachtoffer 4] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of
- nadat die [slachtoffer 4] in elkaar was gezakt en/of op de grond lag een of meer malen tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] heeft/hebben geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (zaak 4)
6.
hij op of omstreeks 09 januari 2010 in de gemeente Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5 ] heeft gedwongen tot de afgifte van een sealbag met daarin een geldbedrag van 5.850 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) toen daar opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend:
- naar en/of in de richting van die [slachtoffer 5] heeft/hebben geschreeuwd en/of
- in de richting van die [slachtoffer 5] is/zijn gerend en/of
- bij die [slachtoffer 5] is/zijn gaan staan en/of
- toen die [slachtoffer 5] het op een rennen had gezet, achter die [slachtoffer 5] is/zijn aangerend en/of
- nadat die [slachtoffer 5] was gevallen en/of op de grond lag een of meer malen tegen die [slachtoffer 5] heeft/hebben geroepen/gezegd: "Ik wil je poen hebben" en/of "Geef je geld of ik schiet, geef je geld of ik schiet", althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- nadat die [slachtoffer 5] was gevallen en/of op de grond lag een of meer malen tegen en/of in de richting van het hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt en/of een of meer malen tegen en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 5] heeft/hebben geschopt/getrapt en/of
- een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 5] heeft/hebben gericht en/althans met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand ten overstaan van en/of zichtbaar voor die [slachtoffer 5] heeft/hebben gemanipuleerd en/of (vervolgens)
- heeft/hebben geroepen "schiet maar", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking; (zaak 5)
7.
hij in of omstreeks de periode van 5 oktober 2009 tot en met 6 oktober 2009 te Lelystad tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zak/sealbag met een geldbedrag van (ongeveer) 5.000 euro en/of een zak/sealbag met een geldbedrag van (ongeveer) 6.000 euro, in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) toen daar opzettelijk gewelddadig:
- op die [slachtoffer 5] is/zijn toegerend en/of
- die [slachtoffer 5] tegen en/of op en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of op de grond heeft/hebben gegooid en/of ten val heeft/hebben gebracht en/of met een knuppel althans een hard voorwerp een of meer malen op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen;
hij in of omstreeks de periode van 5 oktober 2009 tot en met 6 oktober 2009 te Lelystad tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een zak/sealbag met een geldbedrag van (ongeveer) 5.000 euro en/of een zak/sealbag met een geldbedrag van ongeveer 6000 euro geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) toen daar opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend:
- op die [slachtoffer 5] is/zijn toegerend en/of
- die [slachtoffer 5] tegen en/of op en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of op de grond heeft/hebben gegooid en/of ten val heeft/hebben gebracht en/of met een knuppel althans een hard voorwerp een of meer malen op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
-(daarbij) heeft/hebben geroepen: “geef je geld”, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;(zaak 7)
8.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2009 tot en met 2 november 2009 in de gemeente Kampen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een afstortzak (sealbag) en/of een geldbedrag van 1.640 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) toen daar opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend:
- die [slachtoffer 7] een of meer malen tegen en/of op en/of in en/of in de richting van het gezicht en/of het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer 7] heeft/hebben vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 7] heeft/hebben geduwd (waardoor die [slachtoffer 7] is gevallen);
(zaak 8)
9.
hij op of omstreeks 06 februari 2010 in de gemeente Elburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 8], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend:
- naar die [slachtoffer 8] is/zijn toegerend en/of
- een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand ten overstaan van en/of zichtbaar voor die [slachtoffer 8] heeft/hebben getoond/gehouden en/of gemanipuleerd en/of
- die [slachtoffer 8] heeft/hebben vastgepakt en/of
- een of meer malen tegen en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 8] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (zaak 10)
10.
hij op of omstreeks 06 februari 2010 in de gemeente Elburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (merk Volvo V70), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of een of meer van zijn mededaders toen daar opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend:
- naar die [slachtoffer 8] is/zijn toegerend en/of
- een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand ten overstaan van en/of zichtbaar voor die [slachtoffer 8] heeft/hebben getoond/gehouden en/of gemanipuleerd en/of
- die [slachtoffer 8] heeft/hebben vastgepakt en/of
- een of meer malen tegen en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 8] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of getrapt; (zaak 10)
11.
hij op of omstreeks 14 november 2009 in de gemeente Nijkerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sealbag met daarin een geldbedrag van (ongeveer) 3.810 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 9], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) toen daar opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend:
- die [slachtoffer 9] tegen en/of op en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of ten val gebracht, waardoor die [slachtoffer 9] buiten bewustzijn is geraakt;
hij op of omstreeks 14 november 2009 in de gemeente Nijkerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 9] heeft gedwongen tot afgifte van een sealbag met daarin een geldbedrag van (ongeveer) 3.810 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) toen daar opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend:
-die [slachtoffer 9] tegen en/of op en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of ten val gebracht, waardoor die [slachtoffer 9] buiten bewustzijn is geraakt; (zaak 12)
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
4.1 De vaststaande feiten
De rechtbank stelt de navolgende feiten vast:
Ten aanzien van feit 1:
Op 6 december 2009 wordt er aan het politiebureau te Elburg door mevrouw [slachtoffer 1] aangifte gedaan van een diezelfde dag gepleegde afpersing.
Zij verklaarde dat zij op 6 december 2009 in Elburg, als mede-eigenaar van [bedrijf], een bedrag van € 16.500,- wilde afstorten bij de ING bank. Terwijl zij dit deed, wachtte haar man in de auto. Op het moment dat aangeefster de sealbag met het geld in de afstortkluis deponeerde, kwam er een mannelijk persoon recht op haar af lopen. Aangeefster pakte de sealbag weer uit de afstortkluis omdat de kluis niet sloot. Nadat zij dit gedaan had, stond de man inmiddels met een pistool vlak achter haar. Aangeefster zag dat de man het pistool richtte op de auto waar haar man in zat. Vervolgens draaide de man het pistool in haar richting, waarop zij hem de sealbag met geld gaf. Toen de man met het geld wegliep, kwamen er uit de bossages tegenover de afstortkluis twee personen die zich bij hem voegden.
Getuige [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij zag dat de man, die iets op zijn vrouw richtte, zich naar hem toedraaide en op hem richtte. Op dat moment zag hij dat de man met een pistool richtte.
Nader onderzoek heeft geleid tot de aanhouding van verdachte en zijn [medeverdachten].
Uit onderzoek van de forensische opsporing bleek dat het op 6 februari 2010 onder verdachte in beslag genomen wapen een balletjespistool, zijnde een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, was.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bij zijn, bij de politie afgelegde, verklaring van 25 mei 2010 te blijven, waarin hij de afpersing met een balletjespistool bekend heeft.
De [medeverdachten] hebben eveneens bekennende verklaringen afgelegd.
Ten aanzien van feit 2:
Mevrouw [slachtoffer 2] doet op 21 december 2009 aangifte van diefstal met geweld gepleegd op 16 december 2009 in Hierden, gemeente Harderwijk.
Zij verklaarde op 16 december 2009 rond 20:00 uur twee acceptgiro’s in de brievenbus bij de Rabobank te willen posten toen ineens een jonge man achter haar stond. Deze man hield in zijn linkerhand een pistool voor zijn borst en riep: “Geen buit?”, waarna hij de acceptgiro’s uit de hand van aangeefster trok. Terwijl aangeefster terug liep naar haar auto sprong er nog een man vanaf het platte dak bij de bank en voegde zich bij de dader met het pistool.
Nader onderzoek heeft geleid tot de aanhouding van verdachte en [medeverdachte].
Uit onderzoek van de forensische opsporing bleek dat het op 6 februari 2010 onder verdachte in beslag genomen wapen een balletjespistool, zijnde een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, was.
Verdachte heeft zijn bekennende verklaring van 25 mei 2010 herhaald tijdens de terechtzitting van 16 september 2010.
[medeverdachte] ontkent betrokkenheid bij dit feit.
Ten aanzien van feit 3:
Op 19 januari 2010 wordt door [slachtoffer 3] aangifte gedaan van een diezelfde dag gepleegde diefstal met geweld.
Hij verklaarde eigenaar te zijn van het [bedrijf ] In deze hoedanigheid wilde hij op 19 januari 2010 een contant geldbedrag van € 4500, -, middels een sealbag, afstorten bij de ING bank aan de [adres] in Harderwijk. Terwijl aangever de handelingen verrichte om het geld af te storten, hoorde hij geschreeuw. Toen hij zich omdraaide zag hij dat er twee jongens op hem af kwamen rennen. Aangever realiseerde zich dat deze jongens uit waren op het geld en gooide de sealbag op de bijrijderstoel van zijn auto, die op korte afstand geparkeerd stond. Aangever stapte in zijn auto, maar voordat hij weg kon rijden, zag één van de jongens kans de sealbag weg te nemen van de bijrijderstoel. Hierna maakten beide daders zich uit de voeten.
Nader onderzoek heeft geleid tot de aanhouding van verdachte en zijn [medeverdachten].
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bij zijn, bij de politie afgelegde, bekennende verklaring van 25 mei 2010 te blijven.
[medeverdachten] verklaren beiden aanwezig te zijn geweest bij de overval.
Ten aanzien van feit 4 en 5:
Op 28 januari 2010 wordt door [slachtoffer 4] aangifte gedaan van diefstal met geweld gepleegd op 25 januari 2010 in Harderwijk.
Aangever verklaarde werkzaam te zijn als filiaalhouder van [bedrijf] in Zwolle. Toen hij op 25 januari 2010 de dagopbrengst van € 1.145,- in een sealbag wilde afstorten bij de ING bank aan de [adres] in Harderwijk stond er ineens een man links naast hem. Direct kreeg aangever een harde stomp of trap in zijn buik. Hij zakte in elkaar en viel op de grond. Aangever kan zich nog herinneren dat hij vervolgens twee trappen kreeg en raakte daarna even buiten bewustzijn. Eenmaal bijgekomen bleek de sealbag met daarin het geld weggenomen te zijn.
Aangever is met de ambulance overgebracht naar het St. Jansdal ziekenhuis in Harderwijk. Aldaar bleek een spoedoperatie noodzakelijk in verband met ernstige beschadiging van de darmvaten en meer dan drie liter bloedverlies in de buik. Diverse bloedtransfusies en afbinding van de verbrijzelde bloedvaten waren nodig. Vanwege het onherstelbare letsel aan de dunne darm bleek verwijdering van een gedeelte daarvan noodzakelijk. Hierdoor is een blijvend zichtbaar groot litteken op de buik aanwezig.
Uit de letselbeschrijving van de heer [slachtoffer 4], opgemaakt door de forensische geneeskunde, kwam het navolgende naar voren:
Het fysieke herstel – met name het weer krijgen van een normale darmfunctie – zal naar verwachting vele weken duren.
Het psychische herstel zal echter veel langer duren en wellicht nooit meer geheel optreden door het zeer ernstige letsel en het feit dat het slachtoffer bijna dood was geweest.
Nader onderzoek heeft geleid tot aanhouding van verdachte en zijn [medeverdachte].
Verdachte heeft tijdens de terechtzitting van 16 september 2010 bekend de overval met [medeverdachte] te hebben gepleegd, maar ontkent de heer [slachtoffer 4] in de buik te hebben geschopt. [medeverdachte] bekent eveneens de overval met verdachte te hebben gepleegd, maar verklaart dat verdachte de heer [slachtoffer 4] in de buik heeft geschopt.
Ten aanzien van feit 6:
De heer [slachtoffer 5 ] doet op 9 januari 2010 aangifte van een overval diezelfde dag gepleegd.
De heer [slachtoffer 5], bedrijfsleider en tevens mede-eigenaar van de [bedrijf], gaf in zijn verklaring aan dat hij rond 17:40 uur de weekopbrengst bij de ABN-Amro bank in Heerenveen wilde afstorten. Toen aangever voor de afstortkluis stond om de barcode van de sealbag met daarin € 5.810, - te scannen, hoorde hij iemand in zijn richting schreeuwen. Direct daarop zag hij twee mannen op hem afrennen. De voorste man kwam naast aangever staan. Aangever rende weg met de sealbag, gevolgd door de twee mannen. Als gevolg van sneeuw gleed aangever onderuit. Terwijl hij op de grond lag, stonden de twee mannen al bij hem. Eén van de mannen riep: “Ik wil je poen hebben”, en herhaalde dit enkele malen. Tijdens dit roepen werd aangever tegen zijn hoofd geslagen en tegen zijn bovenbeen geschopt. Op een gegeven moment heeft aangever de sealbag van zich af gegooid. Nadat één van de mannen deze opgepakt had, renden beiden weg totdat één van hen stopte en zich naar aangever omdraaide. Aangever zag dat deze dader een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vasthield. De andere dader riep vervolgens: “Schiet maar”. Hierna vervolgden de daders hun vlucht.
Nader onderzoek heeft geleid tot aanhouding van verdachte en zijn [medeverdachten].
Uit onderzoek van de forensische opsporing bleek dat het op 6 februari 2010 onder verdachte in beslag genomen wapen een balletjespistool, zijnde een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, was.
Verdachte heeft tijdens zijn politieverhoren bekend deze overval te hebben gepleegd samen met [medeverdachte] en daarbij hulp te hebben gehad van [medeverdachte]. Deze verklaring heeft hij ter terechtzitting van 16 september 2010 herhaald. Beide medeverdachten hebben bekennende verklaringen afgelegd.
Ten aanzien van feit 7:
Op 6 oktober 2009 doet de heer [slachtoffer 6] aangifte van een diezelfde dag gepleegde diefstal met geweld gepleegd in Lelystad. Op 8 oktober legt hij een aanvullende verklaring af.
Mevrouw [slachtoffer 6] doet op 9 oktober 2009 aangifte van dezelfde beroving.
Als eigenaar van zijn snackbar [naam ] wilde aangever op 5 oktober 2009 rond 23:30 uur twee sealbags met daarin respectievelijk € 5.000, - en € 6.000, - afstorten bij de Rabobank aan de [adres] in Lelystad. Aangever parkeerde zijn auto vlakbij de afstortautomaat en stapte uit. Zijn vrouw [slachtoffer 6] en achtjarige dochter bleven in de auto. Op het moment dat hij naar de automaat liep, zag aangever drie mannen achter de bosjes staan. Aangever opende de automaat en vervolgens kwamen deze mannen op hem afrennen. Toen aangever dit zag, rende hij met de twee sealbags weg. De mannen en zijn inmiddels uitgestapte vrouw renden achter hem aan. Aangever kreeg tijdens dit rennen van één van de mannen een vuistslag op zijn achterhoofd en werd in zijn nek vastgepakt. Aangever heeft vervolgens één van de sealbags naar zijn vrouw gegooid en één in de struiken. De sealbag in de struiken werd opgepakt door één van de daders. Kort daarna zag hij dat zijn vrouw met een stok geslagen werd door één van de daders.
[slachtoffer 6] verklaart dat de daders een stok en een pistool bij zich hadden. Dit pistool werd op haar man gericht. Zij aanschouwde het voorval totdat haar man een sealbag naar haar toegooide. Deze sealbag heeft zij opgepakt en zij is daarop gaan zitten. Twee van de daders kwamen op haar af en zeiden: “Geef het geld, geef het geld”. Aangeefster gaf de sealbag niet af en werd vervolgens op haar achterhoofd geslagen. Het voelde alsof zij met een stok geslagen werd. Een van de daders heeft het geld ten tijde van dit slaan afgepakt.
Nader onderzoek heeft geleid tot de aanhouding van verdachte en [medeverdachten].
Uit onderzoek van de forensische opsporing bleek dat het op 6 februari 2010 onder verdachte in beslag genomen wapen een balletjespistool, zijnde een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, was.
Verdachte heeft bij de politie een bekennende verklaring afgelegd, die hij op de terechtzitting van 16 september 2010 heeft bevestigd. [medeverdachten] ontkennen bij deze overval betrokken te zijn geweest.
Ten aanzien van feit 8:
De heer [slachtoffer 7] doet op 2 november 2009 aangifte van diefstal met geweld namens het partyhotel [naam]. Dezelfde dag heeft [slachtoffer 7] een aanvullende verklaring afgelegd.
De heer [slachtoffer 7], bedrijfsleider van [bedrijf], verklaarde dat hij op 1 november 2009 rond 23:45 uur de dagopbrengst van € 1.640, - wilde afstorten bij de Rabobank in Kampen. Bij de afstortkluis aangekomen hield hij de barcode van de sealbag voor de scanner. Terwijl hij wachtte op akkoord van de afstortkluis kreeg hij vanuit het niets een klap in zijn gezicht. De sealbag werd van [slachtoffer 7] afgepakt en direct daarna werd hij door twee van de drie daders vastgepakt, waardoor hij op straat terecht kwam. De daders renden weg en [slachtoffer 7] zette de achtervolging in totdat één van de daders dit opmerkte, terugkwam en de heer [slachtoffer 7] op zijn hoofd sloeg.
Nader onderzoek heeft geleid tot de aanhouding van verdachte en [medeverdachten].
Verdachte en [medeverdachte] hebben bekend , daar waar [medeverdachte] iedere betrokkenheid ontkent.
Ten aanzien van feit 9 en 10:
Op 6 februari 2010 doet de heer [slachtoffer 8] aangifte van een poging overval diezelfde dag gepleegd. De heer [slachtoffer 8] wordt op 8 februari en 6 maart 2010 aanvullend gehoord.
Aangever wilde op 6 februari 2010 tussen 17:30 uur en 17:45 uur de weekopbrengst van [bedrijf ] afstorten bij de Rabobank in Elburg. Aangever stapte uit zijn auto en hoorde en zag twee jongens aankomen. Zij renden achter elkaar aan. De voorste jongen had, naar aangever later realiseerde, een vuurwapen vast. Aangever schreeuwde en begon naar de jongen die het vuurwapen vast had te schoppen. Deze jongen pakte hem vast, maar aangever worstelde zich los. Ineens voelde aangever een klap op zijn hoofd. Aangever is vervolgens met het geld weggerend. Bij het omkijken zag aangever dat de daders in zijn auto, een Volvo V70, stapten en wegreden.
Onder meer aan de hand van telefoongesprekken die getapt werden en mastgegevens waar de mobiele telefoons van verdachte en [medeverdachte] op aanstraalden, zijn verdachten getraceerd in Harderwijk. Daar werden zij op 6 februari 2010 voor de Rabobank aan de [adres] op heterdaad aangehouden. Bij doorzoeking van de auto waarin verdachten zich bevonden, werd een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen en in beslag genomen.
Uit onderzoek van de forensische opsporing bleek dat het op 6 februari 2010 onder verdachte in beslag genomen wapen een balletjespistool, zijnde een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, was.
Ten aanzien van feit 11:
Mevrouw [slachtoffer 9] doet op 14 november 2009 aangifte van straatroof gepleegd in Nijkerk namens zichzelf en [benadeelde partij 9]. De heer [getuige] heeft een getuigenverklaring afgelegd.
Samen met haar schoonzoon [getuige] reed zij op 14 november 2009 naar de Rabobank in Nijkerk om het geld van de [bedrijfsnaam] af te storten. Het geld, een bedrag van ongeveer € 3.800, - zat in een sealbag. Toen mevrouw [slachtoffer 9] de sealbag wilde afstorten, werd zij omver geduwd waardoor zij ten val kwam. De dader trok de sealbag uit haar handen.
Nader onderzoek heeft geleid tot aanhouding van verdachte en zijn [medeverdachten].
Verdachte heeft bekend deze overval gepleegd te hebben. [medeverdachte] verklaart aanwezig te zijn geweest. [medeverdachte] heeft een ontkennende verklaring afgelegd.
4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het aan verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Zij heeft daartoe – zoals vervat in een schriftelijk requisitoir – kort weergegeven het navolgende aangevoerd.
De officier van justitie heeft verwezen naar de aangiften in de zaken, alsmede de door verdachte afgelegde bekennende verklaringen.
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde heeft de officier van justitie gewezen op het voornemen van verdachte en [medeverdachte] om samen een overval te plegen. Zij zijn samen naar de plaats delict gegaan, hebben samen gewacht op een potentieel slachtoffer en hebben samen de buit gedeeld. Gelet op het feit dat bij eerdere overvallen het geweld niet geschuwd werd en er geen blijk van is dat verdachte en zijn medeverdachte de intentie hadden geen geweld te gebruiken bij deze overval, rechtvaardigt dit de conclusie dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking. Niet van belang is daarbij wie op welk moment getrapt dan wel geslagen heeft. Voor het zwaar lichamelijke letsel heeft de officier van justitie verwezen naar de letselverklaring.
Met betrekking tot de onder 5. ten laste gelegde poging tot doodslag, heeft zij aangevoerd dat uit de gedragingen en de omstandigheden blijkt dat er opzet was van verdachte om de heer [slachtoffer 4] van het leven te beroven. Het mag als een feit van algemene bekendheid worden beschouwd dat de buikstreek kwetsbaar is en verwondingen daar gemakkelijk inwendige bloedingen kunnen veroorzaken. Als een slachtoffer door een klap in elkaar zakt en daarna meerdere keren wordt geschopt op dit deel van het lichaam en verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer achter laten zonder zich te bekommeren over zijn verwondingen, kan worden gesteld dat zij het risico op de dood voor lief hebben genomen. Temeer nu verdachte en zijn medeverdachte al vaker geweld hadden gebruikt en daarbij geen grenzen kenden. De officier van justitie heeft opgemerkt dat bij een bewezenverklaring van het onder 4. en 5. ten laste gelegde er sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, met uitzondering van het onder 5. ten laste gelegde, gerefereerd en heeft ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde – zoals vervat in de pleitnota – kort weergegeven het navolgende aangevoerd.
Ten aanzien van de ten laste gelegde poging doodslag heeft hij betoogd dat er geen sprake is van nauwe en bewuste samenwerking nu verdachte pas aan kwam rennen op het moment dat aangever al op de grond lag en aangever door [medeverdachte] werd geschopt. De raadsman heeft daartoe verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad waarin bepaald is dat het louter aanwezig zijn bij en het niet distantiëren van geweld onvoldoende is om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. Indien de rechtbank wel van oordeel zou zijn dat er sprake is van medeplegen stuit een bewezenverklaring af op het ontbreken van opzet. Dat aangever op diverse plaatsten is geschopt, houdt niet in dat willens en wetens de aanmerkelijke kans is aanvaard dat aangever zou komen te overlijden. Verdachte heeft zich deze mogelijkheid niet gerealiseerd.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Nu verdachte ter terechtzitting van 16 september 2010 heeft verklaard dat hij tezamen en in vereniging met [medeverdachten] op 6 december 2009, met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (een balletjespistool) mevrouw [slachtoffer 1] heeft overvallen en tijdens het terugdraaien met het balletjespistool zeer waarschijnlijk gericht heeft op [slachtoffer 1], volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar de aangifte van [slachtoffer 1], de bekennende verklaring van verdachte, alsmede de bekennende verklaringen van [medeverdachten].
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2. ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Verdachte heeft tijdens de inhoudelijke behandeling zijn bekennende verklaring bij de politie van 25 mei 2010 herhaald en daarbij aangevuld dat hij, terwijl hij zijn vinger aan de trekker had, een balletjespistool gericht heeft op [slachtoffer 2]. Op grond van deze verklaring, tezamen met de aangifte van mevrouw [slachtoffer 2], acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank volstaat met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen, gelet op hetgeen in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald.
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 3. ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Ter terechtzitting van 16 september 2010 heeft verdachte verklaard tezamen met [medeverdachte] op 19 januari 2010 in Harderwijk de sealbag van [slachtoffer 3] met geweld weggenomen te hebben. Gelet op hetgeen bepaald is in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen.
De rechtbank verwijst naar de aangifte van de heer [slachtoffer 3], de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 september 2010 en de verklaringen van [medeverdachten].
Ten aanzien van feit 4:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 4. ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Op grond van de aangifte van de heer [slachtoffer 4], de letselverklaring opgemaakt door forensische arts [naam], de verklaring van [medeverdachte] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 september 2010 is wettig en overtuigend vast te stellen dat verdachte tezamen met [medeverdachte] de heer [slachtoffer 4] met geweld heeft overvallen met zwaar lichamelijk letsel als gevolg.
De rechtbank volstaat, gezien het bepaalde in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering met een opsomming van voornoemde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 5:
De rechtbank ziet zich voor de vraag geplaatst of er voldoende wettig bewijs aanwezig is om te komen tot een veroordeling ter zake van de ten laste gelegde poging tot doodslag.
Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt:
Uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat verdachte opzet, in de zin van bedoeling of oogmerk, heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – i.c. de dood van het slachtoffer – is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
De rechtbank is van oordeel dat bij het schoppen tegen of in de buik van het slachtoffer, waar in het onderhavige geval sprake van was, de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk te noemen is, maar dat de kans op het tengevolge daarvan ook overlijden van een slachtoffer, naar algemene ervaringsregels, niet aanmerkelijk te noemen is.
Van opzet, ook in voorwaardelijke vorm, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 5. ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 6:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 6. ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
De rechtbank volstaat, gelet op hetgeen bepaald is in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank verwijst naar de aangifte van de heer [slachtoffer 5 ], de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak op 16 september 2010 en de bekennende verklaringen van [medeverdachten].
Ten aanzien van feit 7:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 7. ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
De rechtbank baseert zich daarbij op de aangiften en aanvullende verklaring van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 6] en de verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 16 september 2010, waarin hij heeft bekend de overval te hebben gepleegd op voornoemde aangevers.
Gelet op hetgeen in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald, volstaat de rechtbank met een opsomming van deze bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 8:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 8. ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 16 september 2010 bekend tezamen en in vereniging de overval te hebben gepleegd, waarbij verdachte [slachtoffer 7] heeft geduwd waardoor deze is gevallen.
De rechtbank volstaat, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met een opsomming van de bewijsmiddelen, zijnde deze bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtoffer 7] namens [naam] [bedrijf];
- de aanvullende verklaring van aangever en;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd op 16 september 2010.
Ten aanzien van feit 9:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 9. ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
De rechtbank verwijst naar de aangifte en aanvullende verklaringen van [slachtoffer 8] en de verklaring van verdachte afgelegd op de zitting van 16 september 2010, waarin hij bekent samen met [medeverdachte] gepoogd te hebben de heer [slachtoffer 8] te overvallen.
De rechtbank volstaat gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met een opsomming van de bewijsmiddelen, zijnde deze bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtoffer 8] als eigenaar van [bedrijf ];
- de aanvullende verklaring van [slachtoffer 8] en;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd op 16 september 2010.
Ten aanzien van feit 10:
De rechtbank is van oordeel dat de onder 10 ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard met dien verstande dat verdachte en [medeverdachte] tezamen en in vereniging een auto, Volvo V70, toebehorende aan de heer [slachtoffer 8] hebben weggenomen. De rechtbank overweegt dat het ten laste gelegde geweld zag op de intenties van verdachte en zijn medeverdachte om het geld dat de heer [slachtoffer 8] bij zich droeg weg te nemen. Het geweld is immers daartoe aangewend en niet voor het wegnemen van de auto.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 10 ten laste gelegde geweld en/of bedreiging met geweld.
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaat de rechtbank met de verwijzing naar de bewijsmiddelen, zijnde de aangifte van de heer [slachtoffer 8] en de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting op 16 september 2010.
Ten aanzien van feit 11:
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 11 ten laste gelegde op grond van de aangifte van mevrouw [slachtoffer 9], de getuigenverklaring van [getuige] en de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 16 september 2010 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank volstaat met voornoemde opsomming van de bewijsmiddelen gelet op hetgeen in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht is bepaald.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 06 december 2009 in de gemeente Elburg tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een afstortzak met daarin een geldbedrag van 16.500 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte toen daar opzettelijk bedreigend:
- op die [slachtoffer 1] is afgelopen en
- vlak bij die [slachtoffer 1] is gaan staan en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [slachtoffer 1] en op die [slachtoffer 1] gericht heeft.
2.
op 16 december 2009 te Hierden, gemeente Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 acceptgiro's, toebehorende [slachtoffer 2] en [slachtoffer 2 ], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte of zijn mededader toen daar opzettelijk bedreigend:
- toen die [slachtoffer 2] genoemde acceptgiro's in de brievenbus bij de Rabobank wilde stoppen bij die [slachtoffer 2] is gaan staan en
- daarbij tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Geen buit?" en
- daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, met de vinger aan de trekker, aan die [slachtoffer 2] heeft getoond en
- toen die [slachtoffer 2] vervolgens wegliep, van het dak van de Rabobank af is gesprongen en naast die [slachtoffer 2] op de grond is beland.
3.
op 19 januari 2010 in de gemeente Harderwijk tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sealbag en een geldbedrag van ongeveer 4.500 euro, toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders toen daar opzettelijk bedreigend:
- in de richting van die [slachtoffer 3] zijn gerend en
- naar die [slachtoffer 3] hebben geschreeuwd.
4.
op 25 januari 2010 in de gemeente Harderwijk tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sealbag en een geldbedrag van 1.145 euro, toebehorende aan [slachtoffer 4], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader toen daar opzettelijk gewelddadig en bedreigend:
- naar die [slachtoffer 4] zijn gerend en
- naast die [slachtoffer 4] zijn gaan staan en
- in het gezicht van die [slachtoffer 4] hebben geslagen en
- tegen de buik en het lichaam van die [slachtoffer 4] hebben getrapt en
- nadat die [slachtoffer 4] in elkaar was gezakt en op de grond lag tegen de benen en tegen buik en het lichaam van die [slachtoffer 4] hebben geschopt/getrapt en
- tengevolge waarvan die [slachtoffer 4] buiten bewustzijn is geraakt en zwaar lichamelijk letsel inwendig letsel, te weten een gescheurde ader en beschadigde dunne darm heeft bekomen.
6.
op 09 januari 2010 in de gemeente Heerenveen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 5 ] heeft gedwongen tot de afgifte van een sealbag met daarin een geldbedrag van 5.850 euro, toebehorende aan [slachtoffer 5], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededaders toen daar opzettelijk gewelddadig en bedreigend:
- naar die [slachtoffer 5] hebben geschreeuwd en
- in de richting van die [slachtoffer 5] zijn gerend en
- bij die [slachtoffer 5] zijn gaan staan en
- toen die [slachtoffer 5] het op een rennen had gezet, achter die [slachtoffer 5] zijn aangerend en
- nadat die [slachtoffer 5] was gevallen en op de grond lag meer malen tegen die [slachtoffer 5] hebben geroepen: "Ik wil je poen hebben" en
- nadat die [slachtoffer 5] was gevallen en op de grond lag meer malen tegen het hoofd hebben geslagen en tegen het lichaam van die [slachtoffer 5] hebben geschopt en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand ten overstaan van en zichtbaar voor die [slachtoffer 5] hebben gemanipuleerd en vervolgens
- hebben geroepen "schiet maar", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking.
7.
in de periode van 5 oktober 2009 tot en met 6 oktober 2009 te Lelystad tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sealbag met een geldbedrag van 5.000 euro of een sealbag met een geldbedrag van 6.000 euro, toebehorende aan [slachtoffer 6], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededaders toen daar opzettelijk gewelddadig:
- op die [slachtoffer 6]/Ye zijn toegerend en
- die [slachtoffer 6] tegen het hoofd en het lichaam hebben geslagen.
in de periode van 5 oktober 2009 tot en met 6 oktober 2009 te Lelystad tezamen en in vereniging met anderen,met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een sealbag met een geldbedrag van 5.000 euro of een sealbag met een geldbedrag van € 6000 euro toebehorende aan [slachtoffer 6],welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededaders toen daar opzettelijk gewelddadig:
- die [slachtoffer 6] tegen het hoofd hebben geslagen en/of met een hard voorwerp tegen het hoofd en/of het lichaam hebben geslagen en
-daarbij hebben geroepen: “geef je geld”.
8.
in de periode van 1 november 2009 tot en met 2 november 2009 in de gemeente Kampen tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een afstortzak sealbag en een geldbedrag van 1.640 euro, toebehorende aan [slachtoffer 7],welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededaders toen daar opzettelijk gewelddadig:
- die [slachtoffer 7] tegen en op het hoofd hebben geslagen en
- die [slachtoffer 7] hebben vastgepakt en
- die [slachtoffer 7] hebben geduwd waardoor die [slachtoffer 7] is gevallen.
9.
op 06 februari 2010 in de gemeente Elburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld toebehorende aan [slachtoffer 8] en [bedrijfsnaam] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen [slachtoffer 8], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededader, opzettelijk gewelddadig:
- naar die [slachtoffer 8] zijn toegerend en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand ten overstaan van en zichtbaar voor die [slachtoffer 8] hebben getoond
- die [slachtoffer 8] hebben vastgepakt en
- tegen het hoofd van die [slachtoffer 8] hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
10.
op 06 februari 2010 in de gemeente Elburg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (merk Volvo V70), toebehorende aan [slachtoffer 8].
11.
op 14 november 2009 in de gemeente Nijkerk tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sealbag met daarin een geldbedrag van ongeveer 3.810 euro, toebehorende aan [slachtoffer 9], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 9], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk, welk geweld hierin bestond dat verdachte toen daar opzettelijk gewelddadig:
- die [slachtoffer 9] heeft geduwd en ten val gebracht.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1 en 6, telkens:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 317 juncto artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2 en 3, telkens:
Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 4:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen en het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Feiten ten laste gelegd onder 7:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht,
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 317 juncto artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 8 en 11 telkens:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld, gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 9:
Poging tot diefstal, voorafgegaan, en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 310 en 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 10:
Diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaar met aftrek van het voorarrest zoals bepaald in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te gelasten.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat de gevorderde gevangenisstraf te hoog is. Tevens is een terbeschikkingstelling met dwangverpleging buiten proporties. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de leeftijd van verdachte, de openheid van zaken die hij heeft gegeven en de spijt die verdachte heeft getoond. Voorts heeft hij er op gewezen dat verdachte bereid is mee te werken aan een behandeling en dat hij gemotiveerd is. Primair zou een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan als bijzondere voorwaarde een behandeling bij Groot Batelaar passend zijn. Subsidiair heeft de raadsman verzocht een gevangenisstraf op te leggen met daarnaast een terbeschikkingstelling met voorwaarden zoals door de deskundigen in hun rapportages wordt aangegeven.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft kennis genomen van de over verdachte uitgebrachte gedragskundige rapportages van psychiater C.J.F. Kemperman, d.d. 29 juni 2010 en psycholoog C.Moerland, d.d. 24 juni 2010.
Psychiater Kemperman rapporteert dat bij verdachte sprake is van gedragsproblemen die reeds in de jeugd, vanaf het vijftiende levensjaar bestonden en dat thans sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, die ook ten tijde van de tenlastegelegde feiten aanwezig was. Door deze persoonlijkheidsstoornis heeft verdachte verminderde controle over zijn woede en agressieve impulsen en tevens een gebrekkige gewetensfunctie en empathie. Verdachte dient als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. Uit risicotaxatie en delictcarrière blijkt dat recidivegevaar aan de orde is. Geadviseerd wordt, als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, een behandeling bij Groot Batelaar, gericht op verdachtes impulsieve en agressieve gedrag. In een (aanvullend) briefrapport van 20 augustus 2010 geeft psychiater Kemperman aan dat, indien rekening wordt gehouden met een straf die een periode van 4 jaar te boven gaat, de keus aan de rechtbank is of de delicternst, het recidivegevaar en het aspect van maatschappijbeveiliging het opleggen van een TBS met verpleging wettigt. Vanuit psychiatrisch oogpunt zou men aan een TBS met voorwaarden kunnen denken.
Psycholoog Moerland rapporteert dat bij verdachte sprake is van persoonlijkheidsproblematiek met voornamelijk antisociale en narcistische kenmerken,
met name gepaard gaande met impulsregulatieproblemen en antisociale gedragingen. De antisociale en narcistische persoonlijkheidskenmerken vloeien voort uit eerder vastgestelde ODD en ADHD, in die zin dat gesproken kan worden van een gebrekkige onwikkeling der geestvermogens. Deze beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde zodanig, dat hij als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd kan worden. De gebrekkige gewetensontwikkeling, de matige impuls- en affectregulatie, de bovengemiddelde spanningsbehoefte, de neiging tot het vertonen van antisociale en gewelddadige gedragingen en antisociaal uitageren van onlustgevoelens, de neiging tot externaliseren alsmede een criminele vriendenkring, verhogen het recidivegevaar. Om het recidivegevaar te verminderen, is volgens de psycholoog een behandeling aangewezen, met een gedwongen en klinisch karakter. Een intensieve intramurale behandeling in een forensische instelling zoals Groot Batelaar, als bijzondere voorwaarde bij een strafoplegging, zou hiervoor een geschikte setting zijn.
In een aanvullende rapportage d.d. 19 augustus 2010 heeft deze gedragsdeskundige, als antwoord op de vraagstelling “is behandeling in het kader van tbs geboden”, aangegeven dat bedoelde behandeling ook in het kader van tbs met voorwaarden zou kunnen plaatsvinden.
Uit genoemde rapportages blijkt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, die ook aanwezig was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank neemt daarnaast de conclusie van de gedragskundigen omtrent de enigszins verminderde toerekenbaarheid van verdachte over, alsmede hetgeen de gedragsdeskundigen concluderen omtrent de noodzaak van een intensieve intramurale behandeling ter voorkoming van recidive.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur dient te worden opgelegd.
Verdachte heeft, samen met medeverdachte(n) in een relatief korte periode van vier maanden een achttal overvallen op klanten van bankfilialen gepleegd, waarbij onder meer gebruik is gemaakt van op vuurwapens gelijkende voorwerpen en ook grof geweld niet werd geschuwd. Zelfs is hierbij aan het slachtoffer van de beroving in Harderwijk op 25 januari 2010 zwaar lichamelijk en onherstelbaar letsel toegebracht en heeft deze het geweld dat jegens hem werd gebruikt ternauwernood overleefd. Verdachte heeft door zijn handelen, dat slechts gericht was op eigen gewin en de kick van het snel en gemakkelijk over veel geld kunnen beschikken, niet alleen aan zijn slachtoffers zowel psychische als lichamelijke schade berokkend, maar ook bijgedragen aan het gevoel van angst en onveiligheid in de gehele samenleving. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij – uiteindelijk – openheid van zaken heeft gegeven en bij de politie grotendeels bekennende verklaringen heeft afgelegd. Ook heeft hij spijt betuigd jegens zijn slachtoffers en ter terechtzitting inzicht getoond in het wederrechtelijke van zijn handelen. De rechtbank zal daarom, mede gelet op de nog jeugdige leeftijd van verdachte, een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank is tevens van oordeel, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, dat verdachte niet kan terugkeren in de maatschappij zonder adequaat te zijn behandeld. Gelet op het grote aantal bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, is echter een gevangenisstraf van langere duur dan vier respectievelijk vijf jaren aangewezen, zodat een intramurale behandeling in de vorm van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel of als voorwaarde bij een terbeschikkingstelling met voorwaarden, in dezen niet aan de orde is.
De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling, met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd, wordt opgelegd.
Bij de beslissing heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte zich naast de bewezen verklaarde feiten, ook schuldig heeft gemaakt aan de ad informandum gevoegde feiten, te weten een bedreiging, een mishandeling en het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (cat.1 onder 7 WWM), zoals valt af te leiden uit het dossier (zaak 9 en 14) dat ter kennisneming van de rechtbank is gebracht en zoals deze door verdachte en diens raadsman ter terechtzitting zijn erkend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 augustus 2010;
- een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 29 april 2010, opgemaakt door R. Jansen.
9.1 Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op € 16.500, -, zijnde materiële schade (het weggenomen kasgeld).
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen met oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] rechtstreekse schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van deze schade is vast komen te staan op een bedrag van € 16.500, -.
De vordering van de benadeelde partij, die in haar vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom ten behoeve van genoemd slachtoffer.
9.2 Benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde partij 3] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op € 4.600, -, zijnde materiële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen met oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering opgemerkt dat deze tot een bedrag van
€ 4.500, - kan worden toegewezen. In de tenlastelegging en aangifte wordt immers gesproken over dit bedrag en niet het bedrag van € 4.600, -.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3] rechtstreekse schade heeft geleden ten gevolge van het onder 3 bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering benadeelde partij, die ontvankelijk is, kan worden toegewezen tot een bedrag van € 4.500, -. Dit is het bedrag dat is weggenomen uit de sealbag en dat ook in de tenlastelegging vermeld staat.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom ten behoeve van genoemd slachtoffer.
De rechtbank zal het overige deel van de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
9.3 Benadeelde partij [benadeelde partij 5]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft de heer [benadeelde partij 5] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 6 ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op € 5.509,95 zijnde materiële schade (het weggenomen kasgeld en vergoeding van een spijkerbroek) en immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen met oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij 5] rechtstreekse schade heeft geleden ten gevolge van het onder 6 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van deze schade is vast komen te staan op een bedrag van € 5.509,95.
De vordering van de benadeelde partij, die in haar vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom ten behoeve van genoemd slachtoffer.
10 BESLAG
De officier van justitie heeft voor de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen gevorderd dat de onder de nummers 6, 7 en 10 genoemde voorwerpen aan het verkeer onttrokken worden, de voorwerpen genoemd onder de nummers 11, 26 en 27 worden verbeurd verklaard en de overige voorwerpen onder de nummers 16 tot en met 25 worden terug gegeven aan verdachte.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen gerefereerd.
De rechtbank beslist op de grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering in beslag genomen goederen overeenkomstig de als bijlage aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen onder de nummers 6, 7 en 10 dienen te worden onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd met de wet is. De in beslag genomen voorwerpen genoemd op de beslaglijst onder de nummers 11, 26 en 27 dienen verbeurd verklaard te worden, aangezien het voorwerpen zijn waarmee de bewezenverklaarde feiten zijn voorbereid dan wel begaan of geheel of grotendeels door de bewezenverklaarde feiten zijn verkregen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende voorwerpen genoemd onder de nummers 16 tot en met 25, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
11 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Ten aanzien van de tenlastelegging
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 5. ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
Beslag
- beslist op de grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering in beslag genomen goederen overeenkomstig de als bijlage aan dit vonnis gehechte beslaglijst;
- gelast de teruggave van het op de beslaglijst onder de nummers 16 tot en met 25 genoemde voorwerpen aan verdachte;
- beveelt de verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen genoemd onder de nummers 11, 26 en 27;
- beveelt dat de in beslag genomen voorwerpen, genoemd op de beslaglijst onder de nummers 6, 7 en 10 worden onttrokken aan het verkeer;
Benadeelde partijen
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 16.500,--, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededaders betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd;
de verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog op te maken;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 16.500,--, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 117 (honderd en zeventien) dagen hechtenis;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 4.500,--, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededaders betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd;
de verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog op te maken;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 4.500,--, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 55 (vijf en vijftig) dagen hechtenis;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
wijst de voor wat het meer gevorderde betreft in de vordering van [benadeelde partij 3] af;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 5], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 5.509,95, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededaders betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd;
de verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog op te maken;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 5.509,95, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 5], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 62 (twee en zestig) dagen hechtenis;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 5] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. Buitendijk, voorzitter, mrs. R.M. van Vuure en H. den Haan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 oktober 2010.
Mr. Den Haan en de griffier waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.