ECLI:NL:RBZLY:2010:BN5129

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 10/125
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van hulp bij het huishouden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 27 augustus 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te Zwolle, en het college van burgemeester en wethouders van Zwolle. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 31 augustus 2009, waarin hem recht werd toegekend op hulp bij het huishouden voor 4 uren per week, ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiser, die lijdt aan diverse medische aandoeningen, waaronder een cerebrovasculair accident, diabetes en obesitas, stelde dat deze toekenning onvoldoende was om in zijn behoeften te voorzien.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser door zijn medische situatie niet in staat is om volledig zelfstandig een huishouden te voeren. Het geschil concentreerde zich op de vraag of de toekenning van 4 uren hulp per week voldoende was, met name met betrekking tot wasverzorging, het schoonmaken van de hobbykamer en de bereiding van warme maaltijden. De rechtbank oordeelde dat de verweerder onvoldoende had onderbouwd waarom eiser geen extra hulp voor wasverzorging en de hobbykamer kreeg, en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de dieetbehoeften van eiser.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van € 41,- aan hem vergoed diende te worden. De rechtbank benadrukte dat er een zorgvuldige afweging gemaakt moest worden van de medische situatie van eiser en de noodzaak van extra ondersteuning in zijn huishouden.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer
Registratienummer: Awb 10/125
Uitspraak
in het geding tussen:
(…),
wonende te Zwolle, eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, verweerder.
1.Procesverloop
Bij besluit van 31 augustus 2009 heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij met ingang van
7 september 2009 tot en met 6 september 2014 ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) recht heeft op hulp bij het huishouden voor 4 uren per week.
Eiser heeft bij brief van 8 oktober 2009 tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden van 14 december 2009 is het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft bij brief van 24 januari 2010 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 4 juni 2010 ter zitting behandeld. Eiser is ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Blom-Kroese.
2.Overwegingen
Eiser is door ziekte of gebrek beperkt in de uitvoering van huishoudelijke taken. Eiser woont in een drive-in woning waarvan hij de benedenverdieping in gebruik heeft. In 1999 heeft eiser een cerebrovasculair accident (CVA) doorgemaakt. Als gevolg daarvan is sprake van linkszijdige uitval. Daarnaast is er sprake van een hartaandoening, diabetes en obesitas.
Vanaf 19 juli 2007 had eiser recht op hulp bij het huishouden voor 8 uren en 30 minuten per week. In verband met het verstrijken van de looptijd van het desbetreffende besluit heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de voor eiser noodzakelijke hulp bij het huishouden. In het kader van dit onderzoek heeft verweerder WOSM gevraagd advies uit te brengen. Een arts van WOSM heeft dossieronderzoek gedaan, eiser op het spreekuur gezien en informatie ingewonnen bij de huisarts van eiser. Op basis hiervan heeft de arts op 19 augustus 2009 advies uitgebracht. Conform dit advies heeft verweerder eiser bij voornoemd besluit van 31 augustus 2009 in aanmerking gebracht voor per week 2 uren hulp bij zwaar huishoudelijk werk, 1 uur hulp bij licht huishoudelijk werk en 1 uur wasverzorging, in totaal derhalve 4 uren.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het in het besluit van 31 augustus 2009 neergelegde standpunt gehandhaafd. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op het advies van Adviescommissie bezwaarschriften (hierna: de Commissie) van 7 december 2009. In dit advies wordt geconcludeerd dat er duurzame beperkingen zijn die voortkomen uit medische en/of psychosociale problematiek en dat er vanuit medisch oogpunt een indicatie is voor een voorziening. Geadviseerd wordt toekenning van 4 uren huishoudelijke hulp per week. In het advies stelt de Commissie dat eiser niet heeft kunnen aantonen dat hij de extra kamer (de hobbykamer) dusdanig (intensief) gebruikt, dat dit verhoging van de normtijd rechtvaardigt. Voorts stelt de Commissie dat niet is gebleken dat eiser dusdanige incontinentie heeft dat onderleggers in bed en luiers niet toereikend zijn. Daarom dient er geen extra tijd voor wasverzorging te worden toegekend. Er dient ook geen hulp voor de bereiding van warme maaltijden te worden toegekend, nu niet is gebleken dat van een op medische grondslag vastgesteld dieet sprake is, aldus de Commissie.
Eiser heeft het standpunt van verweerder gemotiveerd bestreden. Op zijn stellingen zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wmo, voor zover van belang betreft het college ter compensatie van de beperkingen die een persoon ondervindt in zijn zelfredzaamheid, voorzieningen die deze persoon in staat stellen een huishouden te voeren.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wmo stelt de gemeenteraad met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wmo bij verordening regels vast over de door het college van burgmeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget.
De gemeenteraad heeft op 18 september 2006 de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwolle 2007 (hierna: de Verordening) vastgesteld. De Verordening is op 1 januari 2007 in werking getreden.
Ingevolge artikel 13, derde lid, van de Verordening kan het college in aanvulling op de Verordening nadere regels qua inhoud, vorm of criteria vaststellen voor het verstrekken van voorzieningen.
Op 4 september 2007 heeft verweerder het Verstrekkingenboek Individuele voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Zwolle 2007 (hierna: het Verstrekkingenboek) vastgesteld. In het Verstrekkingenboek zijn normtijden opgenomen voor onder meer licht huishoudelijk werk, zwaar huishoudelijk werk en wasverzorging.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser vanwege zijn medische situatie niet in staat is volledig zelfstandig een huishouden te voeren. Het geschil beperkt zich tot de vraag of eiser door toekenning van 4 uren hulp bij het huishouden per week, voldoende is gecompenseerd in zijn beperkingen bij het voeren van een huishouden, waarbij het geschil zich toespitst op de vraag of (extra) hulp nodig is voor wasverzorging, het schoonmaken van de hobbyruimte en het bereiden van warme maaltijden en broodmaaltijden. De rechtbank zal in het navolgende op deze punten afzonderlijk ingaan.
Wasverzorging
Bij het bestreden besluit is aan eiser hulp toegekend voor 60 minuten wasverzorging per week. Dit betreft de normale was voor een eenpersoonshuishouden.
Uit het Verstrekkingenboek volgt dat bij personen met overmatig speekselverlies of overmatige incontinentie extra tijd kan worden toegekend. Daarbij moet wel sprake zijn van een dusdanige incontinentie dat onderleggers in bed en luiers niet toereikend zijn.
Eiser heeft ter zitting toegelicht dat hij in verband met apneu met een kapje op zijn mond slaapt. Als gevolg van de verlamming van eisers gezichtsspieren sluit hij zijn mond niet goed en loopt er speeksel op zijn kussen. Vanwege het kapje, in combinatie met zijn verlamming, kan eiser dit speeksel niet goed afvegen. Verweerder heeft dit zitting niet betwist, doch zich op het standpunt gesteld dat dit probleem kan worden opgelost door een (hand)doek op het kussen te leggen.
Eiser heeft voorts toegelicht dat hij niet incontinent is. Eiser zit ’s nachts vast aan het apparaat (CPAP) dat hij in verband met apneu gebruikt; hij slaapt met een kapje op zijn mond. Dit gevoegd bij zijn verlamming maakt dat eiser ’s nachts niet op kan staan en zich moeilijk kan bewegen. Urineren doet hij noodgedwongen in een daartoe bestemde houder. Hierbij treden regelmatig “ongelukjes” op, waarbij urine op zijn nachtkleding en/of beddengoed terecht komt. Ook dit is door verweerder niet betwist. Verweerder meent evenwel dat ook hier een oplossing kan worden gevonden in het gebruik van (hand)doeken en/of onderleggers.
Gelet op de door eiser geschetste – en door verweerder niet betwiste – feiten en omstandigheden acht de rechtbank de conclusie gerechtvaardigd dat voor eiser meer was produceert dan gebruikelijk en dat dit terug te voeren is op zijn medische problematiek.
Het moge zo zijn dat eiser (hand)doeken zou kunnen gebruiken, doch die zouden dan toch ook gewassen moeten worden. Voor zover verweerder bedoeld heeft te stellen dat eiser incontinentiemateriaal zou moeten gebruiken kan de rechtbank verweerder hierin niet volgen. Eiser is immers niet incontinent en bovendien zijn aan het gebruik van dergelijk materiaal ook substantiële kosten verbonden. Niet valt in te zien waarom het in voorkomende gevallen extra wassen van nachtkleding en beddengoed in de situatie van eiser niet de meest adequate oplossing zou zijn.
De rechtbank tekent bij het voorgaande aan dat het Verstrekkingenboek bij incontinentie en speekselverlies 30 minuten extra voor de wasverzorging vermeldt. Gelet op het feit dat de problematiek van eiser zich uitsluitend ’s nachts voordoet kan de rechtbank zich voorstellen dat er aanleiding bestaat minder dan deze 30 minuten toe te kennen. Verweerder dient daartoe dan wel te onderzoeken – en inzichtelijk te maken – hoeveel eiser als gevolg van zijn problematiek nu precies extra moet wassen.
Hobbykamer
Bij het bestreden besluit is aan eiser hulp toegekend voor 120 minuten zwaar huishoudelijk werk.
Uit het Verstrekkingenboek volgt dat voor een eenpersoonshuishouden met maximaal twee kamers, wordt uitgegaan van een norm tijd van 120 minuten per week voor zwaar huishoudelijk werk. Beschikt de betrokkene over meer dan twee kamers, dan wordt uitgegaan van een normtijd van 180 minuten per week. De normtijd wordt onder andere gebaseerd op het aantal kamers dat (intensief) gebruikt wordt. Het Verstrekkingenboek vermeldt hierbij de woonkamer, slaapkamer en studeer- of hobbykamer. Kamers die leeg staan, die als opslag worden gebruikt en kamers die sporadisch worden gebruikt, zoals de logeerkamer worden niet meegerekend.
Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat hij twee á drie uur per dag in zijn hobbykamer is te vinden, met name achter de computer die daar staat.
Verweerder heeft aangegeven het door eiser geschetste gebruik niet te zien als intensief. Waarom verweerder dit niet als intensief gebruik ziet, heeft verweerder ter zitting niet nader kunnen toelichten. Ook heeft verweerder ter zitting niet kunnen toelichten waar de grens ligt. Verweerder heeft hiervan zelfs geen indicatie kunnen geven.
Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien waarom een hobbykamer die 2 à 3 uur per dag wordt gebruikt niet zou moeten meetellen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de hobbykamer in het Verstrekkingenboek nu juist genoemd wordt als voorbeeld van een kamer die meegerekend kan worden. De rechtbank acht een gebruik van enkele uren per dag niet dermate sporadisch dat deze ruimte niet regelmatig schoon gemaakt zou moeten worden.
Warme maaltijden
Bij het bestreden besluit is aan eiser geen hulp toegekend voor de bereiding van warme maaltijden. Uit het Verstrekkingenboek blijkt dat de maaltijdvoorziening in principe een voorliggende voorziening is, maar dat er situaties mogelijk zijn waar de voorliggende voorziening de hulpvraag niet dekt. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager een streng dieet heeft op medische grondslag (moet zijn vastgesteld) en niet in staat is zelf te koken. In dat geval kan er maximaal drie keer per week gekookt worden.
Niet in geschil is dat eiser niet in staat is zelf een warme maaltijd te bereiden. Partijen verschillen uitsluitend van mening over het antwoord op de vraag of eiser gebruik kan maken van een voorliggende voorziening in de vorm van een maaltijdservice. Eiser meent, anders dan verweerder, dat er geen voorliggende voorziening is die voldoende is toegesneden op zijn situatie. Eiser stelt dat gelet op zijn medische situatie elke maaltijd zorgvuldig moet worden samengesteld, waarbij geldt dat hij veel dingen (o.a. zout, suiker, vet) niet of slechts in beperkte mate mag eten en toch moet zorgen dat hij alle essentiële stoffen binnen krijgt. In verband met zijn diabetes moet hij bovendien elke maaltijd afstemmen op zijn suikerspiegel. Eenvoudig meer of minder spuiten vormt voor hem geen oplossing. Behalve voor problemen in verband met diabetes is eiser ook zeer beducht voor een nieuw CVA.
In de visie van eiser is hier duidelijk iets anders aan de orde dan gewoon gezond eten.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de stukken genoegzaam dat bij eiser sprake is van een complexe medisch problematiek, waarbij onder andere sprake is van diabetes mellitus type II. Verweerders adviseur, WOSM, heeft informatie ingewonnen bij eiseres huisarts. Uit deze informatie heeft de adviseur geconcludeerd dat “geen specifiek dieet is voorgeschreven door de internist noch door de huisarts zelf”. Uit de stukken leidt de rechtbank af dat de informatie waaraan de adviseur refereert zou moeten zijn de brief van de huisarts van 20 juli 2009. In deze brief stelt de huisarts van eiser dat hij eiser in september 2008 heeft verwezen naar de internist in verband met ontregeling van zijn diabetes, extreme adipositas en hartfalen bij alkalische fosfatase. Sindsdien heeft de huisarts eiser niet meer zelf behandeld. In de correspondentie kan hij niets vinden over dieetadviezen, maar “het ligt voor de hand dat dit onderdeel van de behandeling vormt”, aldus de huisarts. De rechtbank ziet niet in hoe uit deze brief kan worden afgeleid dat ook de internist geen dieet heeft voorgeschreven. Gelet op de hiervoor aangehaalde opmerking van de huisarts over dieetadviezen, in combinatie met het geschetste beeld, had het naar het oordeel van de rechtbank voor de hand gelegen contact op te nemen met eisers behandelend specialisten, met name met de internist dr. M. van Marwijk Kooy, teneinde duidelijkheid te krijgen over een eventueel dieetadvies. Nu dit niet is gebeurd acht de rechtbank het advies en daarmee de op dit advies gebaseerde besluitvorming onzorgvuldig en onvoldoende onderbouwd.
Verweerder zal op dit punt alsnog zorgvuldig onderzoek moeten doen. Verweerder zal daarbij ook concreet aandacht moeten besteden aan de vraag of het zo is dat eiser elke maaltijd dient aan te passen aan zijn suikerspiegel en, zo ja, of het gelet daarop mogelijk is gebruik te maken van een maaltijdservice. De verder niet onderbouwde opmerking van verweerder ter zitting dat eiser afhankelijk van zijn suikerspiegel iets aan de geleverde maaltijden kan toevoegen of er iets van kan laten liggen acht de rechtbank daartoe niet voldoende.
Broodmaaltijden
Bij het bestreden besluit is geen hulp toegekend voor het verzorgen van de broodmaaltijden. Onder het verzorgen van broodmaaltijden wordt volgens het Verstrekkingenboek onder andere verstaan het zetten van koffie en thee.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat het zelf bereiden van het dranken gevaarlijk is gezien zijn beperkingen. Verweerder deelt deze visie niet.
De rechtbank is van oordeel dat eiser zichzelf moet kunnen voorzien van hete dranken. Hetgeen eiser naar voren heeft gebracht over het gevaar dat hij daarbij hete dranken op bijvoorbeeld zijn handen of voeten zal morsen overtuigt de rechtbank niet. Naar het oordeel van de rechtbank mag van eiser verwacht worden dat hij gebruik maakt van zodanig adequate apparatuur dat het risico op spatten wordt geminimaliseerd. Voorts mag van eiser worden verwacht dat hij deze apparatuur op een zodanige plaats zet dat het niet nodig is met kannen of kopjes door de kamer te lopen. Doet eiser dit niet, dan kan hij de gevolgen van deze keuze niet op verweerder afwentelen.De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder terecht geen extra minuten heeft toegekend voor de broodmaaltijden.
De rechtbank komt tot de slotsom dat het beroep, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de wasverzorging, de hobbykamer en de verzorging van warme maaltijden, gegrond verklaard dient te worden. Verweerder dient opnieuw op het bezwaar van eiser te beslissen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Nu niet gebleken is dat eiser gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, acht de rechtbank geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
3.Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
-draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
-bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 41,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van der Kris en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van M.E.M. Altena als griffier, op
Afschrift verzonden op: