ECLI:NL:RBZLY:2010:BN4367

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
29 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/650127-10
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in ontuchtzaak tegen verdachte na onvoldoende bewijs van ontuchtige handelingen

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een vijfjarig meisje, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 29 juli 2010 uitspraak gedaan. De verdachte was ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 16 april 2010 in Zwolle, door geweld of andere feitelijkheden, het slachtoffer had gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder (naam getuige 1), (naam getuige 2) en (naam getuige 3). Deze getuigen verklaarden dat zij de verdachte in de tuin hadden gezien met het slachtoffer, maar er was geen bewijs dat de verdachte daadwerkelijk ontuchtige handelingen had verricht.

De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij het slachtoffer bij haar handen had vastgepakt, maar ontkende dat hij ontuchtige handelingen had gepleegd. De rechtbank overwoog dat voor een bewezenverklaring van ontuchtige handelingen, er voldoende bewijs moest zijn dat de verdachte deze handelingen had gepleegd. De verklaringen van de getuigen waren niet voldoende om te concluderen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte, zoals het vasthouden van het slachtoffer bij haar heupen, niet als ontuchtige handelingen konden worden gekwalificeerd volgens de sociaal-ethische normen.

Uiteindelijk kwam de rechtbank tot de conclusie dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Loenen, voorzitter, en mrs. F. Koster en A.J. Louter, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. J.W. Botter.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07/650127-10 (P)
Uitspraak: 29 juli 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het Openbaar Ministerie
tegen
(verdachte)
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2010 te Zwolle.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. C.C.S. Bordenga-Koppes.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 april 2010 in de gemeente Zwolle, door geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) (slachtoffer) (5 jaar en dochter van (naam ouder)) heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit het betasten en/of strelen over de wang en/of
benen en/of het (boven) lichaam van die (slachtoffer) en/of het vastpakken van/in
het kruis en/of tussen de benen van die (slachtoffer) en bestaande dat geweld of die
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) uit het het vastpakken van/bij de armen en/of polsen en/of
heupen van die (slachtoffer);
art 246 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 april 2010 in de gemeente Zwolle, met (slachtoffer) (5 jaar
en dochter van (naam ouder)), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet
had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit het betasten en/of strelen van de wang en/of de benen en/of het
(boven) lichaam van die (slachtoffer) en/of het vastpakken van/in het kruis en/of
tussen de benen van die (slachtoffer);
art 247 Wetboek van Strafrecht
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is. Uit de getuigenverklaringen van (naam getuige 1) en (naam getuige 2) blijkt dat verdachte (slachtoffer) heeft vastgepakt bij haar benen en heupen. Getuige (naam getuige 1) verklaart voorts dat verdachte (slachtoffer) in haar kruis heeft betast en het bovenlichaam van (slachtoffer) heeft gevoeld/gestreeld. Hoewel verdachte ontkent dat hij (slachtoffer) bij haar benen, kruis en/of bovenlichaam vast heeft gepakt, biedt hij echter op het moment dat verdachte door de getuigen (naam getuige 3) en (naam getuige 2) met zijn gedrag wordt geconfronteerd zijn excuses aan. Hieruit blijkt dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd ten koste van (slachtoffer) en dat hij contact met haar heeft gezocht met de intentie om ontuchtige handelingen te verrichten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Verdachte ontkent dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Weliswaar wordt verklaard door (naam getuige 1) dat verdachte (slachtoffer) in haar kruis heeft betast, maar dit is tevens de enige getuige die hierover heeft verklaard. Bovendien bevindt getuige (naam getuige 1) zich op ruim twintig meter afstand van de situatie en bekijkt alles door het raam van de slaapkamer dat op een kier staat, zodat niet duidelijk is in hoeverre zij alles goed heeft kunnen waarnemen. Getuige (naam getuige 2) rent van de slaapkamer naar beneden en naar buiten op het moment dat hij ziet dat verdachte (slachtoffer) oppakt; deze getuige heeft geen ontuchtige handelingen gezien. Weliswaar doet de vader van (slachtoffer) aangifte tegen verdachte, maar daar blijft het ook bij. Uit de aangifte blijkt niet dat de vader van (slachtoffer) heeft gezien wat is voorgevallen. Voorts geven de ouders van (slachtoffer) geen toestemming voor een speciaal studioverhoor, zodat een verklaring van het slachtoffer ontbreekt. Tevens verklaart de moeder van (slachtoffer) dat (slachtoffer) het gebeuren heeft beleefd als een onschuldig spelletje met een meneer. Het aan verdachte ten laste gelegde feit is niet wettig en overtuigend bewezen zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij op 16 april 2010 in Zwolle in een openbare ruimte nabij een speelplaats voor kinderen bier heeft gedronken. Vervolgens heeft hij contact gehad met kinderen die daar spelen. De kinderen ter plaatse worden door (naam getuige 1) (hierna: (naam getuige 1)) naar binnen gehaald omdat (naam getuige 1) geen goed gevoel heeft bij het feit dat verdachte bier aan het drinken is in de buurt van deze spelende kinderen. Omdat één kind, te weten het vijfjarige buurmeisje (slachtoffer), niet met (naam getuige 1) mee wil, laat (naam getuige 1) haar op het veldje achter maar besluit de situatie vanuit haar woonhuis in de gaten te houden. Hiertoe gaan (naam getuige 1) en haar man (naam getuige 2) (hierna: (naam getuige 2)) afwisselend in de slaapkamer voor het raam staan kijken naar de plek waar verdachte en (slachtoffer) zich bevinden. Omdat (naam getuige 1) ziet dat verdachte aan (slachtoffer) zit, roept zij haar man (naam getuige 2) naar boven, deze komt vervolgens naast haar staan kijken. (naam getuige 1) en (naam getuige 2) verklaren dat zij vervolgens zien dat verdachte (slachtoffer) bij haar polsen vasthoudt, dat (slachtoffer) uitglijdt en dat verdachte (slachtoffer) bij haar heupen vast pakt en naar zich toe trekt. Op dat moment rent (naam getuige 2) de kamer uit, op weg naar verdachte. Getuige (naam getuige 1) blijft voor het raam staan kijken en verklaart dat zij vervolgens heeft gezien dat verdachte (slachtoffer) over haar been betast, haar in haar kruis vastpakt en over het bovenlichaam voelt/streelt.
Getuige (naam getuige 3) (hierna: (naam getuige 3)), die op bezoek is bij (naam getuige 1) en (naam getuige 2) verklaart dat hij af en toe over de schutting in de tuin heeft gekeken en heeft gezien dat verdachte met (slachtoffer) aan het spelen is met een bal. Later ziet (naam getuige 3) dat verdachte (slachtoffer) bij haar handen of armen vast heeft. Getuige (naam getuige 3) heeft niet gezien dat verdachte ontuchtige handelingen heeft verricht.
Op het moment dat getuige (naam getuige 2) naar verdachte toe snelt, sluit getuige (naam getuige 3) zich daarbij aan. (naam getuige 2) zegt tegen verdachte: “Waar ben jij mee bezig? Blijf met je poten van dat meisje af!”.Zowel (naam getuige 3) als (naam getuige 2) verklaren dat ze verdachte woorden horen zeggen met de strekking: “Excuses, ik weet hoe dit moet lijken”.
De vader van (slachtoffer) doet dezelfde dag, 16 april 2010, aangifte tegen verdachte. De rechtbank stelt vast dat uit de aangifte niet blijkt dat de vader van (slachtoffer) heeft gezien wat er is voorgevallen, immers hij is ingelicht door (naam getuige 1) over hetgeen zij heeft gezien.
De moeder van (slachtoffer) (naam) verklaart dat (slachtoffer) het voorval heeft beleefd als een onschuldig spelletje met een meneer en (slachtoffer) geen negatieve gevolgen van wat er is voorgevallen ondervindt. Om (slachtoffer) niet extra te belasten geven de ouders geen toestemming voor het horen van (slachtoffer) in een speciaal daarvoor bedoelde verhoorstudio. De rechtbank stelt vast dat daardoor een verklaring van het slachtoffer (slachtoffer) over hetgeen is voorgevallen, ontbreekt.
Verdachte bekent dat hij contact met (slachtoffer) heeft gehad en haar bij haar handen heeft gepakt. Verdachte ontkent echter stellig dat hij (slachtoffer) ontuchtig heeft betast of de intentie heeft gehad haar ontuchtig te betasten. Weliswaar heeft hij haar vastgepakt bij haar handen en op het moment dat zij wegglijdt heeft hij haar opgepakt en weer op haar benen gezet, echter hij heeft niet aan de benen of het kruis van (slachtoffer) gezeten en ook heeft hij niet haar bovenlichaam gevoeld/gestreeld. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij (slachtoffer) omhoog heeft geholpen, neergezet en losgelaten. Mogelijk heeft hij (slachtoffer) hierbij met een hand bij haar heup/middel gepakt.
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde in ieder geval vast moet komen te staan dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd ten opzichte van (slachtoffer). Daar waar de verklaringen van (naam getuige 1) en (naam getuige 2) elkaar ondersteunen met betrekking tot het door verdachte vastpakken van (slachtoffer) bij haar heupen en benen, is de rechtbank van oordeel dat met deze handelingen geen sprake is geweest van het plegen van handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met sociaal-ethische normen (ontuchtige handelingen).
Nu de verklaring van (naam getuige 1) ten aanzien van andere handelingen die verdachte zou hebben verricht (het vastpakken bij het kruis en vervolgens strelen/voelen aan het bovenlichaam) noch door een verklaring van (slachtoffer) noch door enig ander bewijsmiddel wordt ondersteund en verdachte deze handelingen ontkent, is de rechtbank niet tot de overtuiging gekomen dat verdachte zich ten opzichte van (slachtoffer) schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen.
Het feit dat verdachte zijn excuses heeft gemaakt ten overstaan van (naam getuige 3) en (naam getuige 2) op het moment dat zij naar verdachte toesnellen, maakt dit niet anders. Verdachte verklaart dat hij zag dat (naam getuige 3) en (naam getuige 2) dachten dat er iets verkeerds zou zijn gebeurd. In een poging deze gedachte bij (naam getuige 3) en (naam getuige 2) weg te nemen heeft verdachte zijn excuses gemaakt. Alhoewel het maken van een excuus meestal voorafgegaan wordt door een verwijtbare handeling, is de rechtbank van oordeel dat het maken van excuses onder de hiervoor benoemde omstandigheden niet de gevolgtrekking rechtvaardigt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen ten opzichte van (slachtoffer).
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen en de rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Aldus gewezen door mr. M. van Loenen, voorzitter, mrs. F. Koster en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Botter als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juli 2010.