RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 410089-09 (P)
Uitspraak: 3 augustus 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte)
geboren op (geboortejaar)
wonende te (adres)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 juli 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.W. Bongers, advocaat te Ommen.
Als officier van justitie was aanwezig mr. M.J. van Dijck-Jager.
De tenlastelegging is ter terechtzitting van 20 juli 2010 overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 september 2009 in IJsselmuiden, althans in de gemeente Kampen, (slachtoffer) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde (slachtoffer) dreigend de woorden toegeroepen: "dat hij haar kapot zal maken en dat zij nog niet van hem af was", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 12 september 2009 in IJsselmuiden, althans in de gemeente Kampen, toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e)
feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden;
3.
hij op of omstreeks 28 augustus 2009, althans op een tijdstip in omstreeks de maand augustus 2009 in IJsselmuiden, althans in de gemeente Kampen, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten (slachtoffer), op of tegen het hoofd heeft geslagen en/of tegen het lichaam en/of hoofd heeft getrapt en/of geschopt en/of op/tegen de grond heeft gegooid en/of geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 maart 2009 tot 01 augustus 2009, in IJsselmuiden, althans in de gemeente Kampen, meermalen, althans eenmaal opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten (slachtoffer), op of tegen de grond heeft gegooid en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft ter terechtzitting terzake deze feiten de veroordeling van verdachte gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft -conform zijn op schrift gestelde en aan de rechtbank overgelegde pleitnota- terzake van het onder 1 ten laste gelegde vrijspraak bepleit, nu uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat het slachtoffer kennis heeft genomen van de bedreiging zoals deze is ten laste gelegd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat in het proces-verbaal van bevindingen is opgemaakt dat de door verdachte gedane uitingen met een dusdanig volume werden uitgesproken dat aangeefster deze niet heeft kunnen horen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard nu dit feit onvoldoende is gekwalificeerd omdat daarin niet is aangegeven voor welk strafbaar feit verdachte is aangehouden.
Terzake van het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat het trappen, schoppen en slaan van aangeefster respectievelijk tegen het hoofd (feit 3) en tegen het hoofd en het lichaam (feit 4) niet bewezen kan worden verklaard. Tevens heeft de raadsman betoogd dat terzake van de strafverzwarende omstandigheid dat het slachtoffer ten tijde van de mishandelingen verdachtes levensgezel was geen bewezenverklaring kan volgen omdat de relatie tussen hen toentertijd was verbroken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van het standpunt van de officier van justitie en hetgeen door de raadsman is aangevoerd als volgt.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde stelt de rechtbank vast dat uit de aangifte van (slachtoffer) blijkt dat zij, voordat de politie ter plaatse was, heeft gehoord dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat “hij haar kapot zou maken”. De passage die de raadsman heeft aangehaald, heeft betrekking op een later moment, te weten het moment dat de politie ter plaatse was gekomen en verdachte nogmaals de hiervoor bedoelde bewoordingen, al dan niet met een andere toevoeging, heeft geuit. Nu vaststaat dat aangeefster op een eerder moment, zoals hiervoor bedoeld, heeft gehoord dat verdachte haar heeft bedreigd, en verdachte dit ter zitting ook heeft bekend, doet hetgeen de raadsman heeft betoogd over wat daarna heeft plaatsgevonden niet af aan het feit dat er een bewezenverklaring kan volgen.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde wederspannigheid stelt de rechtbank vast dat is vereist dat het bestanddeel ’rechtmatige uitoefening van de bediening’ in de tenlastelegging nader wordt omschreven. Aangezien in de tenlastelegging is opgenomen dat dit hieruit heeft bestaan dat de opsporingsambtenaren verdachte na betrapping op heterdaad hadden aangehouden, is aan dit vereiste voldaan. Het door de raadsman aangevoerde vereiste dat daarbij in de tenlastelegging tevens moet worden vermeld voor welk strafbaar feit verdachte is aangehouden, wordt noch door artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht noch door een andere rechtsregel gesteld.
Ten aanzien van de onder 3 en 4 ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid dat verdachte de mishandelingen ten opzichte van zijn ‘levensgezel’ heeft gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat deze omstandigheid niet bewezen kan worden geacht. Uit de aangifte en de verklaring van verdachte ter zitting blijkt immers dat de relatie tussen verdachte en aangeefster ten tijde van het ten laste gelegde reeds was verbroken.
De rechtbank is voorts van oordeel dat terzake deze feiten niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte aangeefster tegen het hoofd heeft geschopt, getrapt dan wel geslagen nu alleen aangeefster dit heeft verklaard en verdachte dit uitdrukkelijk heeft ontkend.
De rechtbank overweegt voorts, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde:
Verdachte heeft zes jaar lang een relatie met (slachtoffer) gehad, die net als hij woonachtig is aan de (adres). Sinds maart 2009 is de relatie tussen beiden verbroken. In de periode van 1 maart 2009 tot 1 augustus 2009 is het meermalen voorgekomen dat verdachte (slachtoffer) in de kamer op de grond heeft gegooid, dat zij door hem door de kamer heen is gesleurd en op haar lichaam is getrapt. (slachtoffer) heeft daardoor pijn over haar lichaam gevoeld en heeft daaraan blauwe plekken overgehouden.
Op 28 augustus 2009 heeft verdachte (slachtoffer) in de woonkamer op de grond gegooid en heeft hij haar daarna met geschoeide voet, te weten met zijn werkschoenen, meermalen op haar lichaam getrapt. Elke keer als (slachtoffer) probeerde op te staan, werd ze weer door hem op de grond gegooid en tegen haar lichaam getrapt. Op een gegeven moment, toen ze in de gang lag, is (slachtoffer) opgestaan en naar de woonkamer gelopen. In de woonkamer heeft verdachte (slachtoffer) wederom op de grond gesmeten en heeft hij haar weer meermalen met geschoeide voet tegen haar lichaam getrapt.
Op 12 september 2009 heeft verdachte aangeefster (slachtoffer) gebeld, die zich op dat moment bij een vriendin bevond, met de vraag waar ze was en of ze een ander had. Hierop heeft (slachtoffer) aangegeven dat ze bij een vriendin was, geen ander had en dat ze geen zin in een gesprek met verdachte had. Hierna heeft (slachtoffer) het gesprek beëindigd en is ze naar huis gereden. Nadat (slachtoffer) haar auto bij haar huis had geparkeerd en uit de auto was gestapt, zag ze verdachte bij haar in haar portiek staan. (slachtoffer) heeft vervolgens gehoord dat verdachte tegen haar riep dat hij haar kapot zou maken. Verdachte is daarna achter (slachtoffer) aangelopen en heeft haar meegetrokken zijn portiek in. Op het moment dat (slachtoffer) begon te schreeuwen heeft verdachte zijn hand op haar mond gelegd. (slachtoffer) was bang dat het verkeerd af zou lopen. (slachtoffer) heeft uiteindelijk los kunnen komen.
Op een gegeven moment zijn de verbalisanten, (verbalisant 1), (verbalisant 2), (verbalisant 3) en (verbalisant 4), naar aanleiding van een melding ter plaatse gekomen. De verbalisanten, die in uniform waren gekleed, hebben geprobeerd een gesprek met verdachte aan te knopen maar dit is niet gelukt. Verdachte riekte naar inwendig gebruik van alcohol, had rood doorbloede ogen, sprak met dubbele tong en was onvast ter been. Nadat één van de verbalisanten verdachte had medegedeeld dat hij (slachtoffer) met rust moest laten, is verdachte door het lint gegaan. Verdachte heeft de gehele tijd alles bij elkaar geschreeuwd, hetgeen voor overlast voor de buurt heeft gezorgd. Verbalisant(verbalisant 1) heeft verdachte vervolgens bij zijn rechter schouder vastgepakt en hem aangegeven dat hij was aangehouden voor openbare dronkenschap. Verdachte heeft zich vervolgens van(verbalisant 1) losgetrokken en is van hem vandaan gelopen. Dit terwijl(verbalisant 1) hem trachtte te bewegen in de richting van het dienstvoertuig. Hierop heeft(verbalisant 1) verdachte middels een gepaste opbergtechniek onder controle proberen te krijgen. Verdachte heeft zich echter zo hevig verzet dat(verbalisant 1) hem niet onder controle heeft gekregen waarna verbalisant (verbalisant 3) hem te hulp is geschoten. (verbalisant 3) heeft vervolgens geprobeerd de rechterarm van verdachte onder controle te krijgen. Dit is op een gegeven moment gelukt waarna verdachte tegen het dienstvoertuig is gezet om hem te boeien. Hierop is verdachte wederom begonnen zich hevig te verzetten waardoor(verbalisant 1) hem niet heeft kunnen houden. Verbalisant is hierdoor ook de grip op verdachte verloren. Met behulp van verbalisant (verbalisant 4) is het vervolgens gelukt om een van de handen van verdachte te boeien. Verdachte heeft zich vervolgens met kracht tegen het dienstvoertuig afgezet waarna de verbalisanten met hem van dit voertuig af zijn gelopen. Vervolgens hebben de verbalisanten verdachte naar de grond gebracht. Verdachte is zich ook toen blijven verzetten. Dit deed hij door zijn armen los te rukken en te proberen om weer op zijn benen te komen staan. Verbalisant (verbalisant 3) heeft vervolgens geprobeerd verdachtes arm onder controle te krijgen. Dit is niet gelukt omdat verdachte deze een andere richting op bracht dan waar (verbalisant 3) hem wilde brengen. Nadat verdachte zijn verzet had gestaakt, is hij ter geleiding voor de hulpofficier van justitie naar het bureau van politie overgebracht.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op 12 september 2009 in IJsselmuiden (slachtoffer) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde (slachtoffer) dreigend de woorden toegeroepen: "dat hij haar kapot zal maken";
2.
hij op 12 september 2009 in IJsselmuiden, toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één op heterdaad ontdekt strafbaar feit hadden aangehouden en hadden vastgegrepen teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden;
3.
hij op 28 augustus 2009, in IJsselmuiden opzettelijk mishandelend een persoon, te weten (slachtoffer), tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en op/tegen de grond heeft gegooid en/of geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4.
hij in de periode van 1 maart 2009 tot 1 augustus 2009, in IJsselmuiden meermalen, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten (slachtoffer), op of tegen de grond heeft gegooid en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
1.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
2.
Wederspannigheid, strafbaar gesteld bij artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht.
3.
Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
4.
Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de volgende bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Tactus Verslavingszorg, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht;
- dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde, waarbij verdachte respons dient te geven wanneer hij een uitnodiging van Tactus Verslavingszorg te Zwolle krijgt en hij zich hierna gedurende door Tactus Reclassering bepaalde perioden blijft melden zo frequent als Tactus Verslavingszorg dit gedurende deze perioden nodig acht;
- dat verdachte zich laat behandelen bij de forensische polikliniek JustTact van Tactus Verslavingszorg in Zwolle;
- dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet in de woning van (slachtoffer) aan de (adres) te IJsselmuiden mag bevinden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in het advies van de reclassering.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen mishandelen van zijn ex-vriendin en hij heeft diezelfde ex-vriendin met een levensdelict bedreigd. Verdachte heeft door deze feiten te plegen het fysieke welzijn van deze ex-vriendin ernstig in het geding gebracht en heeft bij haar gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Voorts heeft verdachte, door zich bij zijn aanhouding door de politie hevig te verzetten, het openbare gezag ondermijnd.
Blijkens de stukken, waaronder het adviesrapport van Tactus Verslavingszorg d.d. 9 april 2010 en het verhandelde ter zitting, heeft verdachte de ten laste gelegde feiten onder invloed van alcohol gepleegd. De rapporteur heeft geconcludeerd dat de alcohol duidelijk drempelverlagend heeft gewerkt ten aanzien van het delictgedrag. Verdachte heeft dit zelf ook erkend en heeft aangegeven dat hij door de alcohol extra opgefokt en agressief raakt. Terugkijkend op de bewezen verklaarde feiten heeft verdachte aangegeven zich te schamen voor zijn gedrag en heeft hij besloten voor zijn agressie- en alcoholproblematiek in behandeling te willen gaan.
Verdachte is tijdens de schorsing van het bevel tot bewaring in september 2009 onder toezicht van Tactus Verslavingszorg geplaatst. Vervolgens is hij in oktober 2009 voor een detoxopname bij een verslavingskliniek aangemeld, waarbij hij op een wachtlijst is geplaatst. Daarnaast is verdachte door Tactus naar de instelling Dimence verwezen die na onderzoek heeft vastgesteld dat er bij verdachte van een depressieve aanleg sprake is waarvoor behandeling noodzakelijk is. In dit kader is het in de visie van de reclassering positief dat verdachte sinds januari 2010 geheel abstinent is van alcohol en dat de voorgeschreven anti-depressiva lijken te werken. Aangezien de wachtlijst voor detoxopname lang bleek te zijn, heeft verdachte in maart 2010 besloten van een klinische behandeling af te zien. In overleg met de reclassering heeft verdachte wel aangegeven mee te zullen werken aan een behandeling bij de forensische polikliniek JusTact. Verdachte heeft daarbij ook aangegeven gemotiveerd te zijn om deze behandeling tot een goed einde te brengen. Om deze behandeling verder te kunnen volgen is blijkens het adviesrapport een verplicht reclasseringstoezicht noodzakelijk.
De rechtbank zal het advies van de reclassering ten aanzien van het reclasseringstoezicht, het in het rapport bedoelde meldingsgebod en de behandelverplichting, zoals hiervoor is besproken, overnemen. Daarbij zal de rechtbank, nu verdachte nog wel in de buurt van zijn ex-vriendin woont, tevens als bijzondere voorwaarde het door de reclassering geadviseerde locatieverbod voor het adres van aangeefster (slachtoffer) opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het bewezen verklaarde in beginsel de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank neemt daarbij mede in overweging dat verdachte blijkens zijn justitiële documentatie eerder voor soortgelijke delicten met politie en justitie in aanraking is geweest. Tevens acht de rechtbank het van belang dat er aan de bijzondere voorwaarden, zoals hiervoor bedoeld, een substantiële straf dient te worden gekoppeld, teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst aan strafbare feiten schuldig te maken en hem een stok achter de deur te geven om zich aan de bijzondere voorwaarden te zullen houden. Alles overwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken.
De gevangenisstraf zal niet worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld:
- dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Tactus Verslavingszorg, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht;
- dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde, waarbij verdachte respons dient te geven wanneer hij een uitnodiging van Tactus Verslavingszorg te Zwolle krijgt en hij zich hierna gedurende door Tactus Reclassering bepaalde perioden blijft melden zo frequent als Tactus Verslavingszorg dit gedurende deze perioden nodig acht;
- dat verdachte zich laat behandelen bij de forensische polikliniek JustTact van Tactus Verslavingszorg in Zwolle;
- dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet in de woning van (slachtoffer) aan de (adres) te IJsselmuiden mag bevinden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot bewaring.
Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. A.J. Louter en M. van Loenen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 augustus 2010. Mr. Van Loenen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.