ECLI:NL:RBZLY:2010:BN1368
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan opzet bij onjuiste belastingaangifte
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 10 juni 2010, stond de verdachte terecht op beschuldiging van het opzettelijk indienen van een onjuiste belastingaangifte voor de inkomstenbelasting over het jaar 2005. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzet had op het onjuist invullen van zijn aangifte, omdat hij een dividenduitkering van EUR 1.400.000,00 niet had vermeld. De verdediging betoogde echter dat de verdachte simpelweg was vergeten deze informatie op te nemen en dat er geen opzet in het spel was.
De rechtbank overwoog dat het enkele feit dat een belastingaangifte onjuist of onvolledig is, niet automatisch betekent dat er opzet is. Er moet concreet bewijs voor opzet worden geleverd. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er omstandigheden waren die niet in het voordeel van de verdachte pleitten, de mogelijkheid dat hij de dividenduitkering was vergeten aan te geven niet kon worden uitgesloten. Hierdoor kon niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte opzettelijk had gehandeld.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden en sprak de verdachte vrij van de beschuldiging. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig om het vonnis vast te leggen. De zaak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken, vooral in gevallen waar opzet een cruciale rol speelt.