RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.400151-09 + 07.650032-10 (P)
Uitspraak: 29 juni 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres).
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2010 te Zwolle.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K. Kok, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. G.C. Pol.
De tenlastelegging met parketnummer 07.400151-09 is ter terechtzitting van 15 juni 2010 overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering aangepast.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 07.400151-09
1.
hij in of omstreeks de nacht van 10 april 2009 op 11 april 2009 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit (één of meer gokkasten in) een horecabedrijf, gelegen aan (adres)), heeft weggenomen geld (ongeveer 1750,= Euro), in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 20 op 21 oktober 2008 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit (één of meer gokkasten in) een horecabedrijf, gelegen aan de (adres)), heeft weggenomen geld (ongeveer 800,= Euro), in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij in of omstreeks de periode van 11 mei 2009 tot en met 12 mei 2009 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een fietswinkel aan de (adres) heeft weggenomen 21, althans, één of meerdere fiets(en) (merk Batavus Montpellier en/of Marseille en/of Monte Carlo en/of Malaga en/of Grandeur Sonate en/of Avancer Comfort N3 en/of Sparta Ion
Blackline en/of Odysee), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 2) in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Parketnummer 07.650032-10
1.
hij op of omstreeks 6 september 2009 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand op/aan de (adres) weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 3), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- een ruit van de voordeur heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of
- een ruit van de gevel van dat pand heeft/hebben ingegooid en/of
- de besteklade boven de brandkast eruit heeft/hebben getrokken en/of op de grond gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 9 september 2009 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand op/aan het (adres) weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 4), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- naar dat pand is/zijn toegegaan en/of (vervolgens)
- met een zaklamp (buitenaf via een raam) zoekend heeft/hebben rondgekeken in dat pand en/of (vervolgens)
- heeft/hebben getracht om de toegangsdeur van dat pand te forceren en/of te openen en/of
- een ruit heeft/hebben vernield en/of beschadigd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 9 september 2009 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand op/aan de (adres) weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan(slachtoffer 5) in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- naar dat pand is/zijn toegegaan en/of
- heeft/hebben getracht de (voor)deur te forceren (door de slotplaat te verwijderen) en/of
- één of meer ruiten heeft/hebben vernield en/of beschadigd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 10 oktober 2009 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand op/aan de (adres) weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 6),, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- een ruit (van de voordeur) heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of
- klapramen heeft/hebben ontzet en/of vernield en/of beschadigd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 17 oktober 2009 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand op/aan de (adres) weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan ’(slachtoffer 6) , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een ruit (van de deur) heeft/hebben vernield en/of beschadigd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 oktober 2009 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (’slachtoffer 6 ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 6) in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
6.
hij op of omstreeks 17 oktober 2009 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand op/aan de (adres) heeft weggenomen een televisie (merk Philips) en/of een krat bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 7), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
7.
hij op of omstreeks 10 oktober 2009 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand op/aan de (adres) heeft weggenomen geld en/of geldcassettes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 8) , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten aanzien van parketnummer 07.400151-09 onder 3 en ten aanzien van parketnummer 07.650032-10 onder 1, 4 en 7 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat het onder parketnummer 07.400151-09 onder 1 en 2 en onder parketnummer 07.650032-10 onder 2, 3, 5 primair en 6 laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ten aanzien van de feiten die hem onder parketnummer 07.400151-09 onder 1 en 2 ten laste zijn gelegd een bekennende verklaring afgelegd.
Ten aanzien van hetgeen verdachte onder parketnummer 07.400151-09 onder 3 ten laste is gelegd heeft de raadsman betoogd dat er ten aanzien van dit feit alleen verklaringen 'van horen zeggen' aanwezig zijn. Deze verklaringen zijn onvoldoende om tot een bewezenverklaring van dit feit te kunnen komen zodat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
Met betrekking tot hetgeen verdachte onder parketnummer 07.650032-10 onder 1 ten laste is gelegd heeft de raadsman betoogd dat de door (naam 1) afgelegde verklaring ongeloofwaardig is en om die reden niet tot het bewijs kan dienen.
Ten aanzien van hetgeen onder parketnummer 07.650032-10 onder 2 tot en met 7 ten laste is gelegd heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het de vraag is of de verklaringen die door de zoon van verdachte zijn afgelegd voldoende zijn voor het bewezenverklaren van deze feiten.
De raadsman heeft dan ook verzocht verdachte van de feiten onder parketnummer 07.650032-10 onder 1 tot en met 7 vrij te spreken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het volgende.
Parketnummer 07.400151-09
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van feit 1 sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
- de bekennende verklaring van verdachte ;
- het proces-verbaal van aangifte ;
- het proces verbaal van verhoor van medeverdachte (naam 2)
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van feit 2 sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
- de bekennende verklaring van verdachte ;
- het proces-verbaal van aangifte.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Blijkens de aangifte van (slachtoffer 2) werd tussen 11 mei 2009 23.00 uur en 12 mei 2009 07.20 uur ingebroken (bij slachtoffer 2) (adres) te Zwolle. Aangever zag dat er een groot gat in de etalageruit was gemaakt. Hierdoor is de toegang verschaft tot de winkel waar, naar later bleek, eenentwintig fietsen werden weggenomen.
Op 11 mei 2009 werd brigadier (naam 3) van de regiopolitie IJsselland via zijn mobiele telefoon benaderd door (naam 4). (naam 4 ) vroeg (naam 3) of het hem bekend was dat er was ingebroken in een rijwielhandel in Zwolle en vertelde dat hij was gebeld door ene (naam 1). Deze (naam 1) bood (naam 4) een vijftiental splinternieuwe fietsen aan.
Deze (naam 1) blijkt (naam 1) te zijn, die vervolgens wordt gehoord. Hij heeft verklaard van verdachte een sms-bericht te hebben gehad waarin hem veertien nieuwe fietsen werden aangeboden. (naam 1) heeft vervolgens (naam 5) benaderd.
(naam 1) heeft voorts verklaard van de zoon van verdachte, (zoon verdachte), vernomen te hebben dat de fietsen waren gestolen door verdachte en (naam 2).
(naam 2) is een vriend van verdachte.
De ex-vriendin van (naam 2), (naam 6) (zus van (naam 1) (naam 6)) heeft verklaard dat verdachte en (naam 2) tegen haar hebben gezegd dat zij de fietsenzaak hebben leeggehaald.
Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij deze diefstal ontkend.
De rechtbank overweegt dat de bevindingen van (naam 3) en de door (naam 1) (naam 1) afgelegde verklaringen de rechtbank niet tot de overtuiging brengen dat het verdachte is geweest die de fietsen (bij slachtoffer 2) heeft weggenomen. Het gaat hier, zoals de raadsman ook heeft betoogd, om verklaringen die slechts van horen zeggen zijn, zonder dat het gestelde enige steun vindt in eigen waarnemingen. De verklaring van (naam 6) overtuigt de rechtbank niet zodanig dat daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit kan worden gekomen.
De rechtbank zal verdachte dan ook van dit ten laste gelegde feit vrijspreken.
Parketnummer 07.650032-10
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Blijkens de aangifte van (slachtoffer 3) werd op 6 september 2009 om 00.40 uur de ruit van de voordeur (bij slachtoffer 3) aan de (adres) te Zwolle vernield. Ook was een ruit van de gevel ingegooid. In de cafetaria werd de besteklade boven de brandkast eruit getrokken en op de grond gegooid.
(naam 1) heeft verklaard dat verdachte bij deze cafetaria heeft ingebroken. Hij heeft dit zelf gezien. (naam 1) kwam die nacht tussen 00.00 en 00.20 uur terug van een feestje en zag verdachte bij een smal raam van de cafetaria staan. Verdachte had een vierkante baksteen in zijn handen en duwde daarmee tegen de ruit. (naam 1) heeft verklaard verdachte voor de volle honderd procent te hebben herkend.
Verdachte heeft, ook ter terechtzitting, verklaard die nacht op dat tijdstip niet bij deze cafetaria te zijn geweest. Hij is er die nacht wel langsgelopen, maar dit was later in de nacht tussen 02.30 en 03.30 uur. Hij heeft aangegeven er niets mee te maken te hebben gehad en denkt dat (naam 1), die hij kent als de broer van de ex-vriendin van zijn vriend (naam 2), het zelf heeft gedaan.
De rechtbank overweegt dat, hoewel de nachtelijke wandeling van verdachte in de buurt van cafetaria (naam slachtoffer 3) in de nacht van 6 september 2009 enige bevreemding wekt, de door getuige (naam 1) afgelegde verklaring de rechtbank niet tot de overtuiging brengt dat het verdachte is geweest die heeft geprobeerd in te breken. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit ten laste gelegde feit vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Gelet op de aangifte van (slachtoffer 4) namens café (naam slachtoffer 4) te Zwolle werd in de nacht van 9 september 2009 tussen 02.20 en 02.42 uur geprobeerd in te breken. Ter plaatse heeft (slachtoffer 4)in de ruit van de voordeur twee sterren aangetroffen. Tevens heeft hij twee klinkers gevonden, één ter hoogte van de voordeur en één iets verderop.
(slachtoffer 4) heeft verder verklaard dat het café is uitgerust met een bewakingssysteem. Op de camerabeelden heeft hij gezien dat twee mannen naar binnen keken en met een zaklamp naar binnen schenen. Vervolgens probeerden de mannen de toegangsdeur tot het café te ontzetten door er tegenaan te duwen. Op een gegeven moment zijn de mannen er op een fiets vandoor gegaan. Kennelijk ging toen het alarm in de zaak af.
Verder was op de beelden te zien dat omstreeks 02.42 uur een man langs het café fietste en een voorwerp tegen de ruit gooide. Hierdoor ontstond zichtbaar een ster in de ruit. Het is de mannen niet gelukt het café in te komen. Zij hebben hun poging gestaakt en zijn er vandoor gegaan.
De camerabeelden zijn bekeken door een surveillant van politie die verdachte kent van enkele drugszaken en inbraken in café's. Daarbij heeft hij verdachte regelmatig de straatkrant zien verkopen bij (naam winkel) aan het (adres) te Zwolle. Eén van de personen op de camerabeelden heeft hij herkend als zijnde verdachte. De tweede persoon heeft een zogenaamde camouflagebroek aan. Het is deze surveillant van politie bekend dat de zoon van verdachte, (zoon verdachte), regelmatig gekleed is in een dergelijke broek.
De zoon van verdachte, (zoon verdachte), heeft verklaard op 9 september 2009 samen met verdachte geprobeerd te hebben in te breken ’(slachtoffer 4). Zij hebben getracht de voordeur open te trekken door aan de deurknop te gaan hangen, de voet tegen de deur te zetten en dan kracht te zetten. Ze zijn daar mee gestopt toen het alarm afging. (zoon verdachte) heeft verklaard dat hij binnen in het café het alarm af hoorde gaan. Ze zijn er toen met de fiets vandoor gegaan. Een kwartier later zijn ze teruggegaan. Ze hadden ieder in de (straat) een klinker uit de grond gehaald. Ze zijn naar het café gefietst. (zoon verdachte) heeft een klinker met kracht tegen een van de ramen gegooid. Dat maakte zo'n lawaai dat hij direct is doorgefietst. Hij heeft verklaard dat hij niet wist waar zijn vader op dat moment was.
Ter terechtzitting zijn de camerabeelden bekeken. Verdachte heeft zichzelf niet in de beelden herkend. Hij heeft hierbij aangegeven dat nu zijn zoon heeft verklaard dat hij daar samen met zijn vader (verdachte) was, hij dit wel aanneemt. Verdachte denkt op dat moment waarschijnlijk heel erg dronken te zijn geweest; in die periode was dat vrijwel dagelijks het geval.
De rechtbank overweegt dat de aangifte, de camerabeelden en de verklaring van (zoon verdachte) een congruent beeld opleveren van hetgeen zich heeft voorgedaan. Het standpunt van de raadsman dat de verklaring van (zoon verdachte) niet voldoende zal zijn voor een bewezenverklaring acht de rechtbank tegen die achtergrond onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Gelet op de aangifte van (slachtoffer 5) namens de (slachtoffer 5) aan de (adres) te Zwolle heeft zich tussen 8 september 16.00 uur en 9 september 2009 omstreeks 09.45 uur een poging tot inbraak in zijn café voorgedaan. Toen hij ter plaatse kwam heeft hij gezien dat de slotplaat van de deur af was, en dat er een ster in de ruit van de voordeur zat. Aan de steegzijde was een gat in een ruit gemaakt. Het was niet gelukt binnen te komen.
Verdachte heeft, ook desgevraagd ter terechtzitting, ontkend met deze inbraakpoging te maken te hebben gehad.
Zijn zoon (zoon verdachte) heeft verklaard de nacht van 9 september 2009 met verdachte naar de (slachtoffer 5) te zijn gegaan om in te breken. Verdachte had tips van antillianen gehad dat daar twee gokkasten, twee kassa's en een geldwisselautomaat aanwezig waren. Volgens (zoon verdachte) had verdachte een hamer meegenomen, waar verdachte altijd een doek omheen doet om minder geluid te maken. Hij heeft gezien dat verdachte op een raam aan de zijkant sloeg. (zoon verdachte) heeft daarbij op de uitkijk gestaan. Het buitenste raam heeft verdachte kapot gekregen maar verder lukte het niet. Volgens (zoon verdachte) kreeg verdachte stukken glas in zijn hand en zijn ze naar huis gegaan.
Bewakingscamera's bij de (slachtoffer 5) hebben camerabeelden opgeleverd waarvan zich ook prints in het dossier bevinden. De beelden zijn ter terechtzitting bekeken.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard op de beelden een persoon met een camouflagebroek te zien. Zijn zoon had ten tijde van het ten laste gelegde feit een dergelijke broek. Verdachte herkent zichzelf niet. Het was een wazige tijd. Als hij het al is op de beelden, dan zou hij de persoon met het petje en de zwarte jas moeten zijn, maar hij verklaart zichzelf niet te herkennen.
De rechtbank heeft tijdens het bekijken van de beelden ter terechtzitting vastgesteld dat één van de twee personen die zichtbaar zijn een doek in de handen heeft.
De rechtbank overweegt dat de aangifte, de camerabeelden en de verklaring van (zoon verdachte) een congruent beeld opleveren van hetgeen zich heeft voorgedaan. Het standpunt van de raadsman dat de verklaring van (zoon verdachte) niet voldoende zal zijn voor een bewezenverklaring acht de rechtbank tegen die achtergrond onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Gelet op de aangifte van (slachtoffer 6) van ’(slachtoffer 6) aan de (adres) te Zwolle is op 10 oktober 2009 tussen 05.50 en 06.10 uur geprobeerd bij dit café in te breken.
(slachtoffer 6) heeft gemeld dat er een gat in de ruit ter hoogte van de beveiligingsknip van de deur zat. Tevens werd geprobeerd de klapramen naast de deur te ontzetten. Het is niet gelukt het café binnen te komen.
Op de camerabeelden ’(bij slachtoffer 6) die zijn veiliggesteld en welke ter terechtzitting zijn bekeken is een man met een bril op zichtbaar. Verdachte herkent zichzelf niet.
De officier van justitie merkt op dat er op deze beelden geen fiets zichtbaar is.
De camerabeelden zijn bekeken door een surveillant van politie die verdachte kent van enkele drugszaken en inbraken in café's. Daarbij heeft hij verdachte regelmatig de straatkrant zien verkopen bij (winkel) aan het (adres) te Zwolle. Hij heeft verdachte op de beelden herkend. Tevens heeft hij verklaard te weten dat verdachte in het bezit is van twee zogenaamde 'oma' damesfietsen.
De rechtbank overweegt dat de camerabeelden dermate onduidelijk zijn dat deze de rechtbank niet tot de overtuiging brengen dat het verdachte is geweest die heeft geprobeerd in te breken. De verklaring van de verbalisant die verdachte wel van deze beelden heeft herkend acht de rechtbank in deze niet bruikbaar nu deze verbalisant ook heeft verklaard over aan verdachte toebehorende fietsen die op de beelden niet voorkomen. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit ten laste gelegde feit vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
Gelet op de aangifte van (slachtoffer 6) werd op 17 oktober 2009 een ruit vernield in de deur van ’(bij slachtoffer 6) aan de (adres) te Zwolle.
Er zijn camerabeelden ’(bij slachtoffer 6). Verdachte heeft, ook desgevraagd ter terechtzitting, ontkend met deze inbraakpoging te maken te hebben gehad. Hij herkent zichzelf, noch zijn zoon op de camerabeelden.
De zoon van verdachte, (zoon verdachte), heeft naar aanleiding van deze camerabeelden verklaard dat hij zowel zichzelf als verdachte daar op herkent. Hij is met verdachte bij die kroeg geweest. Verdachte is daar toen bezig geweest met een hamer. Eerst lukte het niet, later zijn ze teruggegaan en heeft verdachte weer met de hamer op het glas van de deur van dat café geslagen. Het lukte niet om naar binnen te gaan.
De rechtbank overweegt dat de aangifte, de camerabeelden en de verklaring van (zoon verdachte) een congruent beeld opleveren van hetgeen zich heeft voorgedaan. Het standpunt van de raadsman dat de verklaring van (zoon verdachte) niet voldoende zal zijn voor een bewezenverklaring acht de rechtbank tegen deze achtergrond onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde feit primair wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
Gelet op de aangifte van (slachtoffer 7) werd op 17 oktober 2009 bij ’(slachtoffer 7) aan de (adres) te Zwolle een ruit rechts naast de toegangsdeur vernield, waardoorheen men zich de toegang tot de cafetaria heeft verschaft. Aan de rechterwand is een beveiligingscamera van de muur getrokken. Er werd een Philips LCD televisie weggenomen.
Verdachte heeft, ook ter terechtzitting, zijn betrokkenheid bij dit voorval ontkend.
Zijn zoon (zoon verdachte) heeft verklaard dat hij met verdachte in de nacht van 16 op 17 oktober 2009 bij het café is geweest. (zoon verdachte) heeft daar het raam vernield met een grote metalen pijp, waarna hij en verdachte naar binnen zijn gegaan. Zij hebben daar de boel doorzocht. Verdachte had gehoord dat er een kluis moest zijn, die echter niet werd gevonden. Zij hebben alleen een krat bier meegenomen. (zoon verdachte) wilde de televisie ook pakken maar verdachte zei hem dit niet te doen. Wel heeft (zoon verdachte) de bewakingscamera van de muur geslagen om ongezien naar binnen te komen. Hij wist waar de camera hing omdat hij er een keer eerder met verdachte langs was gereden.
De rechtbank overweegt dat de aangifte en de verklaring van (zoon verdachte) een congruent beeld opleveren van hetgeen zich heeft voorgedaan. Het standpunt van de raadsman dat de verklaring van (zoon verdachte) niet voldoende zal zijn voor een bewezenverklaring acht de rechtbank tegen die achtergrond onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde
Gelet op de aangifte van (slachtoffer 8) werd op 10 oktober 2009 bij (slachtoffer 8) aan de (adres) te Zwolle een ruit van de voordeur vernield. De voordeur zat nog op slot. Binnen in het café waren twee gokkasten iets verplaatst. Aangever zag dat uit iedere gokkast een geldcassette was weggenomen. Ook zag hij op de gokkasten werktuigsporen. Later bleek, dat de geldcassettes buiten in de (straat) zijn teruggevonden.
Er zijn camerabeelden veiliggesteld die opnamen weergeven van de (straten) te Zwolle. Ter terechtzitting zijn de beelden bekeken. Verdachte heeft ter zitting verklaard op de beelden een man te zien die onvast ter been is, en tegen een muur staat te plassen. Later loopt de man verder en valt de fiets. Weer later rijdt de man weg. Verdachte heeft verklaard zichzelf niet op de beelden te herkennen.
De rechtbank overweegt dat de camerabeelden geen bewijs leveren ten aanzien van hetgeen verdachte ten laste is gelegd. Er is immers slechts een man met een fiets zichtbaar. De rechtbank is dan ook, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat ten aanzien van dit ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit ten laste gelegde feit vrijspreken.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder parketnummer 07.400151-09 onder 1 en 2 en onder parketnummer 07.650032-10 onder 2, 3, 5 primair en 6 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
Parketnummer 07.400151-09
1.
hij in de nacht van 10 april 2009 op 11 april 2009 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit één of meer gokkasten in een horecabedrijf, gelegen aan de (adres) heeft weggenomen enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 1) waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goed(eren) onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2.
hij in de nacht van 20 op 21 oktober 2008 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit (één of meer gokkasten in) een horecabedrijf, gelegen aan de (adres) heeft weggenomen enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 1) waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goed(eren) onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
Parketnummer 07.650032-10
2.
hij op 9 september 2009 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan het (adres) weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 4), en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader
- naar dat pand is toegegaan en (vervolgens)
- met een zaklamp (buitenaf via een raam) zoekend heeft rondgekeken in dat pand en (vervolgens)
- heeft getracht om de toegangsdeur van dat pand te forceren en/of te openen en
- een ruit heeft vernield en/of beschadigd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 9 september 2009 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan de (adres) weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 5) en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader,
- naar dat pand is toegegaan en
- één of meer ruiten heeft vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 17 oktober 2009 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan de (adres) weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan ’(slachtoffer 6), en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader, een ruit (van de deur) heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op 17 oktober 2009 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan de (adres) heeft weggenomen een krat bier, geheel of ten dele toebehorende aan ’(slachtoffer 7), waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de/het weg te nemen goed(eren) onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Wat meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Parketnummer 07.400151-09
Feit 1
Diefstal tezamen en in vereniging met een ander waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2
Diefstal tezamen en in vereniging met een ander waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Parketnummer 07.650032-10
Feit 2
Poging tot diefstal tezamen en in vereniging met een ander waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3
Poging tot diefstal tezamen en in vereniging met een ander waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 5
Poging tot diefstal tezamen en in vereniging met een ander waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 6
Diefstal tezamen en in vereniging met een ander waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht de veroordeling van verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden gevorderd.
Daarbij heeft hij zich op het standpunt gesteld niet overtuigd te zijn van de motivatie van verdachte om zijn leven te verbeteren en om deze reden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend te achten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat uit hetgeen ter terechtzitting aan de orde is geweest met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte het opleggen van een werkstraf, eventueel gecombineerd een voorwaardelijke gevangenisstraf het meest passend is. Verdachte heeft immers de zorg voor zijn vrouw waardoor hij thuis niet gemist kan worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie voltooide diefstallen en drie pogingen daartoe, allen gepleegd tijdens de nachtelijke uren in en bij horecabedrijfspanden. Door aldus te handelen heeft verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor andermans eigendom, terwijl daarnaast gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg zijn gebracht.
De rechtbank heeft, ook vanwege de ter terechtzitting gedane toelichting op de persoonlijke omstandigheden van verdachte door mevrouw M. Stortelder van Tactus Verslavingszorg, begrepen dat verdachte als mantelzorger voor zijn vrouw fungeert.
De rechtbank overweegt, dat deze omstandigheden verdachte er kennelijk niet van hebben weerhouden zich, onder invloed van flinke hoeveelheden alcohol en verdovende middelen, schuldig te maken aan de feiten zoals die hiervoor zijn genoemd.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte zich blijkens het bericht van Tactus Verslavingszorg d.d. 28 augustus 2009 en de Reclasseringsrapportage van 12 april 2010 niet heeft gehouden aan gemaakte afspraken en ook een hem opgelegde werkstraf niet heeft vervuld.
In het licht van de veelheid van de door verdachte gepleegde strafbare feiten waarmee hij een groot aantal personen op ernstige wijze heeft gedupeerd en het feit dat verdachte reeds een groot aantal malen is veroordeeld voor soortgelijke feiten, is de rechtbank van oordeel dat het belang van verdachte om als mantelzorger voor zijn echtgenote te kunnen blijven functioneren thans moet achterblijven bij het belang van de maatschappij bij vergelding voor hetgeen verdachte heeft gedaan en bij terugdringing van recidive. De rechtbank ziet, mede gelet op verdachtes strafrechtelijke verleden, geen andere mogelijkheid om verdachte ervan te doordringen dat hij moet stoppen met het plegen van strafbare feiten dan door het opleggen van een forse vrijheidsstraf. Van belang is voorts dat op geen enkele wijze gebleken is dat andere opvang- en/of verzorgingsfaciliteiten voor de vrouw van verdachte niet voorstelbaar moeten worden geacht.
De rechtbank heeft als uitgangspunt voor haar overwegingen met betrekking tot de strafmaat de richtlijnen uit de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS -afspraken d.d. 2 maart 2010 gehanteerd. De rechtbank heeft in deze oriëntatiepunten aansluiting gezocht bij de daarin vermelde straffen voor inbraken in scholen en bedrijfspanden waarbij de straffen variëren van vijf weken tot vier maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk per feit.
De rechtbank overweegt dat uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 mei 2010 van verdachte blijkt dat hij vele malen eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld. Verdachte valt echter niet onder de definitie van veelpleger in de zin van deze oriëntatiepunten waardoor hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden per bewezen verklaard feit zal worden opgelegd. Aan de andere kant is verdachte geenszins een first-offender waar het soortgelijke misdrijven betreft, zodat de rechtbank het redelijk acht hem per voltooid bewezen verklaard feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien weken op te leggen; voor de pogingsvariant zal hierop een vermindering met een derde worden toegepast.
Bij deze strafmaat heeft de rechtbank betrokken dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat verdachte zich ook nog aan een andere strafbaar feit (voorhanden hebben van een op een wapen gelijkend voorwerp als bedoeld in artikel 2, eerste lid categorie I, sub 7º van de Wet wapens en munitie) schuldig heeft gemaakt. Dit strafbare feit is onder parketnummer 07.650032-10 ad informandum gevoegd en vermeld op de dagvaarding. Dit ad informandum gevoegde feit, dat ter terechtzitting door verdachte is bekend als door hem te zijn begaan, is daarmee afgedaan.
Eveneens heeft de rechtbank op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht bij het opleggen van de na te melden straf de straf die verdachte bij vonnis van de Politierechter Zwolle d.d. 24 december 2008 terzake de diefstal van een fiets is opgelegd, betrokken.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
I. De benadeelde partij (slachtoffer 3) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 175,53 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer 07.650032-10 onder 1 tenlastegelegde;
II. De benadeelde partij ’(slachtoffer 4) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 600,00 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer 07.650032-10 onder 2 tenlastegelegde;
III. De benadeelde partij ’(slachtoffer 6) (schadedatum 10 oktober 2009) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 261,80 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer 07.650032-10 onder 4 tenlastegelegde;
IV. De benadeelde partij (slachtoffer 6) (schadedatum 17 oktober 2009) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 809,60 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer 07.650032-10 onder 5 tenlastegelegde;
V. De benadeelde partij ’(slachtoffer 7) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 18.270,00 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer 07.650032-10 onder 6 tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt:
- dat de benadeelde partij zoals hiervoor genoemd onder I in haar vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat ten aanzien van de gevorderde schade verdachte is vrijgesproken van het onder parketnummer 07.650032-10 onder 1 ten laste gelegde;
- dat ten aanzien van de vordering zoals hiervoor genoemd onder II genoegzaam is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde feit en bepaalt de hoogte van deze schade op het gevorderde bedrag van € 600,00. De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, te weten € 600,00;
- dat de benadeelde partij zoals hiervoor genoemd onder III in zijn vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat ten aanzien van de gevorderde schade verdachte is vrijgesproken van het onder parketnummer 07.650032-10 onder 4 ten laste gelegde;
- dat ten aanzien van de vordering zoals hiervoor genoemd onder IV genoegzaam is komen vast te staan dat de benadeelde partij ten aanzien van het nieuw in te zetten raam rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde feit en bepaalt de hoogte van deze schade op het gevorderde bedrag van € 262,20. De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, te weten € 262,20. Voor het overige (schilderwerk) wordt de vordering niet-ontvankelijk verklaard omdat deze niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding en dat hij dit deel van zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- dat de benadeelde partij zoals hiervoor genoemd onder V in zijn vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat deze vordering blijkens de inhoudt ervan niet rechtstreeks verband houdt met het aan verdachte onder parketnummer 07.650032-10 onder 6 tenlaste gelegde.
De verdachte is voor de schade, voorzover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
BESLISSING
Het onder parketnummer 07.400151-09 onder 1 en 2 en onder parketnummer 07.650032-10 onder 2, 3, 5 primair en 6 ten laste gelegde is zoals hiervoor is aangegeven bewezen en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld.
Het onder parketnummer 07.400151-09 onder 3 en onder parketnummer 07.650032-10 onder 1, 4 en 7 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 weken.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Benadeelde partijen en Schadevergoeding
Ten aanzien van de vordering als hiervoor genoemd onder I
De rechtbank verklaart de vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 3) niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van de vordering als hiervoor genoemd onder II
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij ’(slachtoffer 4) van een bedrag van € 600,00 (zegge: zeshonderd euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader(s) betaalt, verdacht in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 600,00 ten behoeve van het slachtoffer (4) voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 (twaalf) dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 4) in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 4), daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Ten aanzien van de vordering als hiervoor genoemd onder III
De rechtbank verklaart de vordering van benadeelde partij (slachoffer 6) (schadedatum 10 oktober 2009) niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van de vordering als hiervoor genoemd onder IV
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 6) (schadedatum 17 oktober 2009) van een bedrag van € 262,20 (zegge: tweehonderdentweeënzestig euro en twintig cent), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader(s) betaalt, verdacht in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank verklaart de vordering van benadeelde partij (slachtoffer 6) voornoemd, voor wat betreft het meer gevorderde, niet-ontvankelijk.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 262,20 ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 6) voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 6) in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 6), daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Ten aanzien van de vordering als hiervoor genoemd onder V
De rechtbank verklaart de vordering van benadeelde partij ’(slachtoffer 7) niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. M. van Loenen, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juni 2010.
Mr. R.A.M. Elbers voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.