ECLI:NL:RBZLY:2010:BM9570
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Witwassen en vrijspraak in strafzaak tegen verdachte
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 22 juni 2010, stond de verdachte terecht voor het witwassen van geldbedragen van in totaal € 34.521,44 in de periode van 1 januari 2002 tot en met 11 november 2005. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. De officier van justitie was ontvankelijk in de vervolging en er waren geen redenen voor schorsing van de vervolging. De verdachte werd verdacht van het verwerven, voorhanden hebben, overdragen en omzetten van geldbedragen, terwijl hij wist dat deze afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank heeft een strafrechtelijk financieel onderzoek uitgevoerd, waarbij onder andere een eenvoudige kasopstelling werd gebruikt om inzicht te geven in de contante geldstromen van de verdachte. Uit dit onderzoek bleek dat de verdachte in de onderzoeksperiode aanzienlijk meer geld had uitgegeven dan hij uit legale bronnen had ontvangen. Echter, de rechtbank concludeerde dat uit de beschikbare bewijsmiddelen niet kon worden vastgesteld dat dit geld uit enig misdrijf afkomstig was. De rechtbank oordeelde dat de omvang van de contante uitgaven niet met zekerheid kon worden vastgesteld en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen. De beslissing werd genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de rechtbank concludeerde dat er geen doorslaggevend bewijs was dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en de officier van justitie, en de verdachte was niet in persoon verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat.