ECLI:NL:RBZLY:2010:BM9179

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
18 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607284-09 en 07.601210-09 (gev.ttz.) (P)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en veroordeling voor belaging in een complexe relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 18 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en belaging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde verkrachting, omdat de dwang zoals bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster onvoldoende bewijs boden voor de stelling dat de seksuele handelingen tegen haar wil zijn verricht. De aangeefster had verklaard dat zij moeite had om haar grenzen aan te geven en dat er momenten waren waarop zij zelf initiatief nam. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat er geen sprake was van dwang in de zin van het strafrecht.

Wel heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld voor belaging, omdat de contacten tussen de verdachte en de aangeefster een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer opleverden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 8 mei 2009 tot en met 29 september 2009 herhaaldelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, door onder andere brieven en foto's te sturen en haar te achtervolgen. De rechtbank legde de verdachte een werkstraf op van 80 uren, met de waarschuwing dat bij niet-naleving een gevangenisstraf van 40 dagen kan worden opgelegd. De uitspraak benadrukt de complexiteit van de relatie tussen de verdachte en de aangeefster, die eerder met elkaar getrouwd waren en waarbij de scheiding problematisch was verlopen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummers: 07.607284-09 en 07.601210-09 (gev.ttz.) (P)
Datum: 18 maart 2010
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
ONDERZOEK VAN DE ZAAK
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het onderzoek is aangevangen ter openbare terechtzitting van 7 januari 2010, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Leeuwarden. Het onderzoek ter terechtzitting is op voornoemde datum geschorst tot de terechtzitting van 4 maart 2010. Bij de behandeling ter terechtzitting op 4 maart 2010 is de verdachte verschenen, bijgestaan door mr. Van der Meer, voornoemd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Bult en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht.
TENLASTELEGGING
De zaken zijn aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 16 december 2009 en 9 februari 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
07.607284-09
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 april 2005 tot en met 19 mei 2009 in de gemeente [plaats] en/of in de gemeente [plaats] en/of elders in Nederland, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitenlijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) meermalen, in ieder geval éénmaal, zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus en/of mond van die [slachtoffer] gestopt/geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitenlijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens) meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- die [slachtoffer] bij de nek en/of elders bij het lichaam heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] op een bed heeft gegooid en/of
- een/de kledingstuk(ken) die die [slachtoffer] aanhad, heeft uitgetrokken en/of
- die benen van die [slachtoffer] heeft gespreid en/of naar achteren heeft gedaan en/of gehouden en/of
- een/de hand(en) van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) boven het hoofd van die [slachtoffer] heeft geplaatst en/of gehouden en/of
- die [slachtoffer] op haar buik heeft neergelegd en/of
- de armen/polsen van die [slachtoffer] op haar rug heeft vastgebonden en/of
- de benen/voeten aan/bij elkaar heeft vastgebonden en/of
- een riem, in ieder geval een soortgelijk voorwerp, om de hals/nek van die [slachtoffer] heeft gedaan/geplaatst en/of
- die [slachtoffer] bij de haren heeft vastgepakt en/of (vervolgens) aan de haren van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- met zijn, verdachtes, vinger(s), een/de mondhoek(en) van die [slachtoffer] omhoog heeft getrokken en/of gehouden en/of
- die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: “Ik ben boos.” en/of “Ik straf je voor je gedrag.” en/of “Ik voel me afgewezen.” en/of “Je verwaarloost me.” en/of “Ik voel me vernederd.” en/of “Je stelt me teleur.” en/of “Ik hou je zo vast, je moet me maar vertrouwen.” en/of “ Niets mee te maken dat je niet wilt, het moet gewoon.” en/of “Je moet het doen, want je mag niet vies van mij zijn.”, althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking en/of
- doorgegaan is met het vaginaal en/of anaal en/of oraal penetreren van die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] aan gaf dat ze het niet wilde en/of aan het huilen was en/of
- (tevens) gebruik heeft gemaakt van zijn geestelijke en/of lichamelijke overwicht op die [slachtoffer]
en/of (aldus) (telkens) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
07.601210-09
Hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2009 tot en met 29 september 2009 in de gemeente [plaats], in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] en/of de kinderen van die [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] en/of die kinderen van die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/is, hij, verdachte, meermalen, in ieder geval éénmaal
- een brief en/of een foto (met daarop geschreven tekst) en/of een kaart
* in de brievenbus/postbak, behorende bij de woning/het verblijf van die [slachtoffer] en/of die
kinderen van die [slachtoffer], gestopt en/of
* naar die [slachtoffer] en/of naar een/die kind(eren) van die [slachtoffer] verstuurd/verzonden en/of
- een sms-bericht verstuurd/verzonden naar (de telefoon van) die [slachtoffer] en/of
- rondom, in ieder geval in de nabijheid van, de woning/het verblijf, waar die [slachtoffer] en/of die kinderen van die [slachtoffer] verbleef/verbleven, gelopen en/of
- door een/de ra(a)m(en) van de woning/het verblijf, waar die [slachtoffer] en/of die kinderen van die [slachtoffer] verbleef/verbleven, , gekeken en/of
- op (een) ra(a)men en/of (een) deur(en) van de woning/het verblijf, waar die [slachtoffer] en/of die kinderen van die [slachtoffer] verbleef/verbleven, geklopt en/of gebonkt en/of
- (een) foto(‘s) geplakt/gestopt
* op (een) ra(a)m(en) van de woning/het verblijf, waar die [slachtoffer] en/of die kinderen van
die [slachtoffer] verbleef/verbleven, en/of
* onder een ruitenwisser van de auto van die [slachtoffer] en/of
- op de deurbel, van de woning, waar die [slachtoffer] en/of die kinderen van die [slachtoffer] verbleef/verbleven, gebeld en/of
- in een auto, voor/in de nabijheid van die woning, waar die [slachtoffer] en/of die kinderen van die [slachtoffer] verbleef/verbleven, gezeten en/of
- zich verstopt (in bossages) en/of verdekt opgesteld voor die [slachtoffer], en/of (vervolgens) plotseling en/of onverhoeds voor die [slachtoffer] tevoorschijn kwam/sprong
- die [slachtoffer], terwijl zij aan het hardlopen was, met een auto achtervolgd en/of
- die [slachtoffer] en/of die kinderen van [slachtoffer], die zich in een (rijdende) auto bevond(en), met een auto achtervolgd en/of daarbij en/of daarna
* dicht op en/of naast de auto, waarin die [slachtoffer] en/of die kinderen van die [slachtoffer] zat(en),
gaan rijden en/of
* seinsignalen gemaakt naar die auto waarin die [slachtoffer] en/of die kinderen van die [slachtoffer]
zat(en) en/of
* de auto waarin die [slachtoffer] en/of die kinderen van die [slachtoffer] zat(en), afgesneden en/of
* een auto voor die auto waarin die [slachtoffer] en/of die kinderen zat(en) neergezet en/of
- die [slachtoffer] vastgepakt en/of vastgehouden.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met parketnummers 07.607284-09 en 07.601210-09 ten laste gelegde feiten als de feiten 1 en 2.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJS
A. Vaststaande feiten
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten stelt de rechtbank de navolgende feiten vast.
Ten aanzien van feit 1:
Op 31 maart 2009 wordt een intakegesprek gevoerd met [slachtoffer] en op 19 mei 2009 wordt door haar aangifte gedaan van verkrachting door verdachte. Deze verkrachting zou hebben plaatsgevonden in de periode van 29 april 2005 tot en met februari 2009.
Tijdens de aangifte op 19 mei 2009 zijn door aangeefster een aantal kopieën van brieven en emailberichten, afkomstig van verdachte, aan de verbalisanten overhandigd. Voornoemde brieven en emailberichten zijn als bijlagen bij een proces-verbaal van bevindingen in het strafdossier gevoegd.
Op 12 oktober 2009 en op 8 december 2009 worden nog aanvullende verklaringen afgelegd door aangeefster.
In de periode tussen 17 september 2009 en 10 december 2009 wordt een aantal getuigen gehoord.
Op 29 september 2009 wordt verdachte aangehouden en in de periode die volgt worden door hem verklaringen afgelegd. Het laatste verhoor van verdachte vindt plaats op 10 december 2009.
Onder verdachte worden een mobiele telefoon, een fototoestel en een laptop in beslag genomen, waar onderzoek naar wordt gedaan.
Ten aanzien van feit 2:
Op 6 augustus 2009 wordt door [slachtoffer] aangifte gedaan van stalking door verdachte. Op voornoemde datum dient zij tevens een klacht in ter zake van dit feit.
Op 5 en 6 oktober 2009 wordt verdachte gehoord.
Voorts worden op 25 augustus 2009 en op 3 september 2009 respectievelijk de getuigen [getuigen] gehoord.
B. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat hetgeen onder 1 en 2 aan verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij heeft daartoe het navolgende aangevoerd.
In het dossier bevindt zich enerzijds de verklaring van aangeefster en anderzijds die van verdachte. In de tenlasteleggingen staan de handelingen omschreven, waar aangeefster over heeft verklaard. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat veel van deze handelingen zouden hebben plaatsgevonden in 2004 en ontkent dus niet dat deze hebben plaatsgevonden.
De vraag is of er bewijs is voor de dwang en of er mitsdien sprake was van verkrachting. Naast de verklaringen van aangeefster bevinden zich in het dossier ook verklaringen van de kinderen van aangeefster die onder meer verklaren bang te zijn voor verdachte en verklaren dat verdachte zich anders gedraagt wanneer hun moeder erbij is, dan wanneer zij alleen zijn met verdachte. Uit de verklaring van [getuige] blijkt dat wanneer zij in de woning van aangeefster zit te praten met aangeefster en de echtgenoot van [getuige] voorbij komt fietsen, aangeefster paniekerig wordt en aan [getuige] vraagt of [getuige] dan niet meteen naar huis toe moet gaan. De officier van justitie heeft aangevoerd dat dit iets zegt over de manier waarop aangeefster tegen haar echtegenoot, verdachte, aankijkt.
Uit de aangifte blijkt dat het de eerste periode tijdens het tweede huwelijk wel goed ging en dat het pas later weer fout ging, hetgeen sterkt in de overtuiging dat hetgeen later is gebeurd tegen haar wil is geweest.
De officier van justitie heeft erop gewezen dat het verdachte ook in de stalkingszaak niet duidelijk is wanneer aangeefster niet meer wil. De combinatie van de beide zaken in onderlinge samenhang bezien geven de overtuiging dat het handelen van verdachte een dwangmatig karakter had.
Ook de emailberichten versterken deze overtuiging. De emailberichten van verdachte aan aangeefster zijn geen antwoorden op vragen van aangeefster, maar betreffen de eigen gevoelens en gedachtegangen van verdachte.
C. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en heeft daartoe, zoals vervat in een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, in de kern het navolgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1:
Er is sprake van een situatie waarin partijen twee maal met elkaar getrouwd zijn geweest en recentelijk voor de tweede keer zijn gescheiden, waarbij de scheiding problematisch is verlopen. In een dergelijke situatie is het van belang de verklaring van aangeefster terughoudend te bekijken. De verdediging heeft in dat kader gewezen op een uitspraak van het Hof Den Bosch van 19 september 2008 (Nsbr Sr 2008, 395). Voorts is door de verdediging gewezen op het onderzoeksverslag Misbruik, Misleiding en Misverstanden van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken d.d. november 2008. Dit rapport geeft aan dat er in de achtergrondsituatie factoren kunnen zijn die bepalend zijn voor het doen van aangifte in een zedenzaak, waarbij bij onjuiste beschuldigingen die betrekking hebben op het daadwerkelijk seksueel contact een drietal factoren een rol speelt, te weten spijt, vertekening en interpretatie door anderen. Volgens de verdediging zouden in casu met name de eerste twee factoren een rol hebben kunnen spelen.
Het is volgens de verdediging onvoorstelbaar dat aangeefster niet eerder aangifte heeft gedaan, maar eerst op 19 mei 2009. Eind februari 2009 is er contact met de politie, maar ook dan heeft aangeefster het niet over de verkrachting.
De vraag is of er sprake is geweest van dwang in die zin dat aangeefster tegen haar wil seksuele handelingen heeft moeten ondergaan. Dit wordt door verdachte ontkend. Uit de verklaringen van aangeefster valt niet direct af te leiden dat duidelijk was dat de handelingen niet gewenst waren. In ieder geval geeft zij aan dat zij niet uitgesproken heeft aangegeven dat zij geen seksueel contact wilde. Aangeefster verklaart ook diverse keren dat zij moeite heeft haar grenzen aan te geven en dat verdachte, op de momenten dat zij dit wel kon, ook stopte. Voorts zijn er in de verklaring van aangeefster punten waaruit blijkt dat er met betrekking tot de seksuele activiteiten wel overleg is geweest en zij heeft kunnen aangeven wat zij wel of niet wilde.
Door de verdediging is aangegeven dat de zich in het dossier bevindende foto’s, die volgens aangeefster onder dwang zouden zijn genomen, geenszins de indruk wekken dat de foto’s in een gedwongen situatie zijn genomen.
Ten aanzien van het bewijs is door de verdediging aangevoerd dat zich in het dossier een aantal verklaringen van derden bevindt, die echter niet uit eigener waarneming iets kunnen vertellen over het feit of de seksuele handelingen wel of niet onder dwang zijn ondergaan. Bovendien zijn alle verklaringen afkomstig uit dezelfde bron, te weten: aangeefster, zodat zij geen steunbewijs kunnen bieden. Evenmin kan het emailverkeer tussen aangeefster en verdachte als zodanig worden aangemerkt. Dit betreft een spijtbetuiging van verdachte, ingegeven door bemiddeling van de dominee, waarin verdachte alles doet en zegt om aangeefster weer voor zich te winnen. Door de verdediging is gewezen op een arrest van de Hoge Raad van 2 juni 2009 (LJN BH5725) en is opgemerkt dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat aangeefster opzettelijk in een situatie is gebracht door het handelen van verdachte, dat zij zich gedwongen voelde.
De verdediging heeft aangevoerd dat, alles overwegende, het lijkt dat aangeefster spijt heeft gehad van het feit dat zij voor de tweede keer in het huwelijk is getreden met verdachte, spijt heeft gehad of schaamte heeft gevoeld omtrent de verrichte seksuele handelingen en onvoldoende in staat is geweest haar grenzen aan te geven. Uit haar aangifte blijkt voorts dat het motief tot het doen van aangifte is gelegen in de angst dat de foto’s die zijn gemaakt zouden worden gepubliceerd. Aangeefster heeft in 2006 geen aangifte gedaan, maar is wederom met verdachte in het huwelijk getreden, hetgeen twijfels oproept met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster.
Concluderend heeft de verdediging bepleit dat verdachte, bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs, dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2:
Gelet op het feit dat, gedurende drie maanden na de dag waarop de tot klacht gerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit, een klacht kan worden ingediend, dient de periode tussen 1 maart 2009 en 7 mei 2009 buiten beschouwing te worden gelaten.
De voor de beoordeling relevante periode loopt mitsdien van 8 mei 2009 tot en met 29 september 2009, een periode van iets korter dan 5 maanden.
Er is sprake van veelvuldig over en weer sms- en emailverkeer, zodat er in die zin geen sprake kan zijn van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Door de verdediging is in dat kader verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Breda van 26 januari 2007 (LJN AZ7150).
Het rond de woning en het verblijf van aangeefster rondhangen en kloppen op ramen en/of deuren blijkt slechts uit de verklaring van aangeefster, zodat hiervoor onvoldoende wettig bewijs voorhanden is.
Voorts is naar het oordeel van de verdediging geen sprake van het achtervolgen van aangeefster en ook het achterna rijden vanaf het voetbalveld teneinde een cadeau te overhandigen aan de jarige zoon van aangeefster kan niet worden aangemerkt als een inbreuk op de privacy.
Door de verdediging wordt een aantal contacten in de periode van 8 mei 2009 tot en met 29 september 2009 erkend, echter deze dienen in de context van de relatie te worden gezien.
Verdachte heeft lange tijd de hoop gehad dat het nog goed zou komen tussen hem en aangeefster en heeft dientengevolge gehandeld.
Het contact is wellicht door aangeefster als hinderlijk en vervelend ervaren, doch is te incidenteel geweest om te kunnen worden aangemerkt als een stelselmatige inbreuk op de privacy.
Concluderend heeft de verdediging bepleit dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
D. Overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank ziet zich voor de vraag geplaatst of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verkrachting, als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht, van [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode.
De rechtbank stelt vast dat door verdachte niet wordt ontkend dat er tussen hem en aangeefster seksuele handelingen hebben plaatsgevonden die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. Evenmin wordt door verdachte ontkend dat in ieder geval een aantal van de handelingen, zoals omschreven achter de diverse gedachtestreepjes in de tenlastelegging, heeft plaatsgevonden.
Betwist wordt echter dat er sprake zou zijn geweest van dwang, hetgeen, aldus het bepaalde in voormeld artikel, kan bestaan uit geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid. Van dwingen is sprake wanneer men toelaat wat men zonder dwang niet zou hebben toegelaten. Van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht kan slechts sprake zijn indien de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Vorenstaande moet bovendien volgen uit de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
De rechtbank constateert dat uit de verklaring van aangeefster volgt dat de meeste van de seksuele handelingen die tegen de wil van aangeefster zouden hebben plaatsgevonden, vóór 2006 en mitsdien tijdens het eerste huwelijk zouden hebben plaatsgevonden.
Uit de verklaring van aangeefster blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat aangeefster duidelijk heeft gemaakt dat zij deze handelingen niet wilde.
Zo verklaart zij onder meer dat zij het altijd moeilijk heeft gevonden haar grenzen aan te geven, dat zij niet weet of verdachte heeft opgemerkt dat zij huilde, dat zij ook wel initiatief heeft genomen en dat zij niet durfde te zeggen dat het niet goed was.
De verklaringen van de getuigen die zich in het dossier bevinden, zijn allen te herleiden tot slechts één bron, te weten aangeefster, zodat deze verklaringen naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs kunnen bieden voor de stelling dat de seksuele handelingen tegen de wil van aangeefster zijn verricht.
De vraag is of de emailberichten van verdachte gericht aan aangeefster bewijs opleveren voor de stelling dat de seksuele handelingen tegen de wil van aangeefster, en mitsdien onder dwang, hebben plaatsgevonden. Ten aanzien van deze emailberichten heeft de verdachte bij de behandeling ter terechtzitting verklaard dat hij deze berichten, op advies van de dominee, heel kruiperig heeft opgesteld. Voorts heeft hij verklaard dat hij bepaalde dingen heeft geschreven om aangeefster weer voor zich te winnen, omdat hij hoopte dat het weer goed zou komen tussen hen beiden. Daartoe heeft verdachte aangevoerd dat aangeefster na hun eerste huwelijk ook weer bij hem terug is gekomen en hij die hoop ook deze keer weer koesterde.
De rechtbank acht voornoemde verklaring van verdachte, gelet ook op de context van de in het proces-verbaal van bevindingen opgenomen e-mails, die blijkt uit de bijlagen bij voornoemd proces-verbaal, niet onaannemelijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat genoemde e-mails niet tot bewijs van de door verdachte uitgeoefende dwang kunnen worden gebruikt.
Tot slot kent de rechtbank betekenis toe aan het feit dat aangeefster na haar eerste huwelijk, waarin zij meermalen door verdachte zou zijn verkracht, en de echtscheiding tamelijk snel opnieuw met verdachte is getrouwd. Naar het oordeel van de rechtbank is niet uit te sluiten dat aangeefster, toen ook dit tweede huwelijk op de klippen liep, de seksuele contacten met verdachte door een andere bril is gaan bezien.
De rechtbank merkt op dat het weliswaar zo kan zijn geweest dat aangeefster (een deel van) de handelingen, die op de tenlastelegging staan, in haar beleving (achteraf bezien) tegen haar wil heeft ondergaan, maar dat ook niet kan worden uitgesloten dat het voor verdachte niet duidelijk is geweest dat deze handelingen tegen haar wil zijn geschied, sterker nog, dat hij ervan uit mocht gaan dat die handelingen de instemming van aangeefster hadden.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen kan het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen worden, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank stelt vast dat de voor de beoordeling van dit feit relevante periode loopt van 8 mei 2009 tot en met 29 september 2009, mitsdien een periode van een kleine 5 maanden.
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte in ieder geval vanaf 24 juni 2009 wist dat aangeefster geen enkel contact meer met hem wilde. Op voornoemde datum heeft verdachte een brief ontvangen van aangeefster waaruit dit duidelijk blijkt. Verdachte verklaart hierover ook zelf dat aangeefster in die brief heeft laten weten dat zij geen contact meer wilde .
De rechtbank overweegt dat ook na 24 juni 2009 een aantal contacten heeft plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster, welke contacten door verdachte ook worden erkend.
Zo heeft verdachte in de periode daarna nog een aantal brieven en sms-berichten verzonden aan aangeefster (welke zich in het strafdossier bevinden).
Op 14 juli 2009 is aangeefster samen met een collega aan het hardlopen en wordt zij daarbij achtervolgd door verdachte .
Op 2 augustus 2009 krijgen verbalisanten een melding om te gaan naar de woning van aangeefster, alwaar verdachte voor haar raam zou staan en naar binnen zou kijken. De verbalisanten treffen verdachte aan in zijn auto in de nabijheid van de woning van aangeefster en hebben hem uiteindelijk op iets minder vriendelijke wijze moeten verzoeken weg te gaan, omdat hij anders zou worden aangehouden ter zake van stalking .
Op 9 augustus is verdachte naar Limburg afgereisd, volgens zijn eigen verklaring om te controleren of aangeefster inderdaad een nieuwe relatie had, en heeft hij een foto achter de ruitenwisser van de auto van aangeefster geplaatst .
Op 10 augustus 2009 wordt verdachte wederom door de politie aangetroffen in de nabijheid van de woning van aangeefster en rijdt hij weg op het moment dat de verbalisant aan komt rijden. Op een vraag van de verbalisant wat hij deed vóór de woning van aangeefster, antwoordt verdachte dat hij maar wat had gestaan .
Op voornoemde datum heeft verdachte tevens een foto onder de ruitenwisser van de auto van aangeefster gedaan .
Op 11 augustus 2009 wordt door verdachte per post een foto toegezonden aan aangeefster, welke foto op 14 augustus 2009 door aangeefster aan de politie wordt overhandigd .
Op 3, 7 en 11 september 2009 is aangeefster nog op het politiebureau geweest, teneinde een tweetal brieven, een boek, een cd en een kaart af te geven, welke zij per post van verdachte heeft ontvangen .
De rechtbank ziet zich mitsdien geplaatst voor de vraag of de voornoemde contacten tussen aangeefster en verdachte kunnen worden gekwalificeerd als een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Bij de beoordeling daarvan zijn relevant de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aard en de intensiteit van de gedragingen dat deze een aanzienlijke inbreuk vormen op de persoonlijke levenssfeer en de vrijheid van aangeefster. Het betreft hoofdzakelijk contacten ten aanzien waarvan kan worden vastgesteld dat aangeefster geen keuze had om al dan niet in contact te komen of te blijven met verdachte. De rechtbank overweegt daarbij dat verdachte, zelfs nadat hij door verbalisanten dringend is verzocht zich te verwijderen uit de omgeving van de woning van aangeefster, nog contact heeft gezocht met aangeefster, waarbij hij zelfs naar Limburg afreist om te controleren of aangeefster al dan niet een nieuwe relatie heeft.
De rechtbank overweegt dat door verdachte rechtstreeks inbreuk is gemaakt op de huiselijke sfeer waarin aangeefster ongestoord – dat wil zeggen zonder ongewenste inbreuk van derden – zichzelf moet kunnen zijn. Door het handelen van verdachte is aangeefster daarin in aanzienlijke mate beperkt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de contacten kunnen worden gekwalificeerd als een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster, zodat de rechtbank tot de slotsom komt dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de belaging van aangeefster in de periode van 8 mei 2009 tot en met 29 september 2009.
E. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
2.
Hij in de periode van 8 mei 2009 tot en met 29 september 2009 in de gemeente [plaats], wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] en/of de kinderen van die [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer] en/of die kinderen van die [slachtoffer], te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/is, hij, verdachte, meermalen, in ieder geval éénmaal
- een brief en een foto (met daarop geschreven tekst) en een kaart
* in de brievenbus/postbak, behorende bij de woning/het verblijf van die [slachtoffer] en die
kinderen van die [slachtoffer], gestopt en
* naar die [slachtoffer] en naar een kind van die [slachtoffer] verstuurd/verzonden en
- een sms-bericht verstuurd/verzonden naar (de telefoon van) die [slachtoffer] en
- rondom, in ieder geval in de nabijheid van, de woning/het verblijf, waar die [slachtoffer] en die kinderen van die [slachtoffer] verbleef/verbleven, gelopen en
- door een/de ra(a)m(en) van de woning/het verblijf, waar die [slachtoffer] en die kinderen van die [slachtoffer] verbleef/verbleven, gekeken en
- (een) foto(‘s) geplakt/gestopt
* onder een ruitenwisser van de auto van die [slachtoffer] en
- in een auto, voor/in de nabijheid van die woning, waar die [slachtoffer] en die kinderen van die [slachtoffer] verbleef/verbleven, gezeten en
- die [slachtoffer], terwijl zij aan het hardlopen was, met een auto achtervolgd.
Hetgeen aan verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 2:
Belaging, strafbaar gesteld bij artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Het feit en de verdachte zijn deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die zijn strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De officier heeft gevorderd de verdachte te veroordelen ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde zal zij verdachte geen gevangenisstraf opleggen en zal zij bovendien een aanzienlijk lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank ziet gaan aanleiding om (een deels) voorwaardelijke straf op te leggen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 22, 22c en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLAG
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van het in beslag genomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 50,00, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
BESLISSING
Het onder 1 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, met het bevel dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag.
Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
De rechtbank gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen € 50,00.
Aldus gewezen door mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, voorzitter, mrs. E.W. Akkerman en C.W. van Weert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst-van Esch, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 maart 2010.
Mr. Akkerman, voornoemd, was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.