ECLI:NL:RBZLY:2010:BM7183

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
31 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400272-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en poging tot zware mishandeling met TBS als maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 31 mei 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting, poging tot zware mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De feiten vonden plaats op 18 september 2009 te Zwolle, waar de verdachte het slachtoffer met geweld heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van het slachtoffer betrouwbaar is, ondersteund door DNA-bewijs en andere getuigenverklaringen. De verdachte heeft het slachtoffer ook bedreigd met een samoeraizwaard en heeft op verschillende momenten geweld gebruikt.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de bewezenverklaarde feiten en heeft TBS met voorwaarden opgelegd, gezien de ernstige aard van de feiten en de psychische toestand van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met verschillende gedragskundige rapporten die een gemengde persoonlijkheidsstoornis bij de verdachte vaststelden, evenals een groot recidivegevaar. De verdachte is ook veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, met de verplichting tot schadevergoeding aan het slachtoffer van € 3.366,99. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de behandeling van de verdachte aansluitend aan zijn detentie kan plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.400272-09 en 07.400366-07 (TUL)
Uitspraak: 31 mei 2010
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres),
thans verblijvende: (verblijfplaats).
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2010, 19 april 2010 en 17 mei 2010 te Zwolle. De verdachte is op 19 januari 2010 en 17 mei 2010 met zijn raadsman verschenen. Verdachte wordt bijgestaan door mr. A.L. Maarsingh, advocaat te Deventer.
Voorts is aanwezig mw. M. van Heuveln, reclasseringsmedewerker.
De officier van justitie, mr. M. van Dijck, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake de ten laste gelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden (in elk geval voor de duur van de voorlopige hechtenis tot het moment van opname in de FPA Roosenburg) met daarbij terbeschikkingstelling met voorwaarden, zoals omschreven in de rapportage van Verslavingszorg Noord Nederland, en de aanvullende voorwaarden zoals door de FPA Roosenburg geformuleerd. Ten aanzien van de vordering benadeelde partij vordert de officier van justitie dat deze dient te worden toegewezen met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering tenuitvoerlegging dient volgens de officier van justitie te worden afgewezen.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 september 2009 te Zwolle door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (slachtoffer) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die (slachtoffer), hebbende verdachte die (slachtoffer) gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die (slachtoffer) duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
- op het lichaam van die (slachtoffer) is gaan liggen en/of (daarbij) het hoofd van
die (slachtoffer) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens)
- die (slachtoffer), gelegen op een bed, heeft omgedraaid en/of (daarbij) die (slachtoffer)
op haar rug heeft gelegd en/of (daarbij) de benen van die (slachtoffer) uit elkaar heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of (aldus) voor die (slachtoffer) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 18 september 2009 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn echtgenote, althans aan een persoon, genaamd (slachtoffer), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die (slachtoffer) krachtig één of meermalen met gebalde vuist(en) in/tegen het gezicht en/of op/tegen de rug, althans tegen het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens) die (slachtoffer) krachtig één of meermalen in/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 september 2009 te Zwolle opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, althans een persoon, te weten (slachtoffer), een of meermalen in/tegen het gezicht en/of de rug, althans tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens) die (slachtoffer) (meermalen) in/tegen het gezicht, althans tegen het lichaam heeft getrapt/ geschopt, waardoor deze (slachtoffer) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 18 september 2009 te Zwolle (slachtoffer) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een samoeraizwaard op die (slachtoffer) gericht en/of gericht gehouden, althans die (slachtoffer) een samoeraizwaard getoond, en/of (daarbij) die (slachtoffer) dreigend de woorden toegevoegd: "Ik vind je een vieze hoer en het liefst zou ik je in stukjes hakken en vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 05 oktober 2009 te Zwolle opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 95 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
BEWIJS
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde voert de raadsman aan dat vrijspraak moet volgen nu het feit niet overtuigend bewezen kan worden. Hij heeft daartoe betoogd dat de verklaringen van het slachtoffer ongeloofwaardig en onbetrouwbaar zijn, nu zij verschillend heeft verklaard over het binnendringen van het lichaam. Voorts is de verklaring over de afwezigheid van bloed op de handdoek hiervoor een aanwijzing. Naar het oordeel van de raadsman zou er, als het slachtoffer het in haar mond aanwezige sperma in de handdoek heeft gespuugd terwijl haar gezicht onder het bloed zat, niet alleen sperma maar ook bloed op de handdoek moeten zitten. De raadsman betoogt dat het op de handdoek aangetroffen sperma daarop terecht is gekomen na vrijwillige orale seks tussen het slachtoffer en verdachte op de dag voor het incident.
Ten aanzien van dit verweer overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de aangifte en de match van het DNA van het in de handdoek aangetroffen sperma en dat van verdachte, het onder 1 ten laste gelegde bewezen kan worden. De rechtbank acht de aangifte betrouwbaar nu die in samenhang met de verklaring van aangeefster bij de rechter-commissaris alsmede het in het proces-verbaal van bevindingen gerelateerde omtrent het informatieve gesprek, consistent en coherent is. Daarbij komt dat de aangifte voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, zoals het bij aangeefster waargenomen letsel, de verklaring van de buurman met betrekking tot de aanwezigheid van verdachte in de woning op de bewuste dag en tijdstippen, alsmede de verklaring van verdachte zelf dat hij de nacht bij aangeefster heeft doorgebracht en haar toen heeft mishandeld.
Het slachtoffer heeft bij de aan de verkrachting voorafgaande mishandeling letsel opgelopen dat gepaard ging met een grote hoeveelheid bloedverlies. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende onderbouwd waarom dit bloed in het scenario dat aangeefster beschrijft ook aanwezig diende te zijn in de handdoek.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 september 2009 te Zwolle door geweld (slachtoffer) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die (slachtoffer), hebbende verdachte die (slachtoffer) gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die (slachtoffer) duwde, en bestaande dat geweld hierin dat verdachte:
- op het lichaam van die (slachtoffer) is gaan liggen en daarbij het hoofd van
die (slachtoffer) heeft vastgepakt en vastgehouden en vervolgens
- die (slachtoffer), gelegen op een bed, heeft omgedraaid en daarbij die (slachtoffer)
op haar rug heeft gelegd en daarbij de benen van die (slachtoffer) uit elkaar heeft gedrukt en gedrukt gehouden en aldus voor die (slachtoffer) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op 18 september 2009 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd (slachtoffer), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die (slachtoffer) krachtig meermalen met gebalde vuist(en) in/tegen het gezicht en tegen de rug, heeft geslagen en gestompt en vervolgens die (slachtoffer) krachtig meermalen tegen het gezicht heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 18 september 2009 te Zwolle (slachtoffer) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een samoeraizwaard op die (slachtoffer) gericht en gericht gehouden, en daarbij die (slachtoffer) dreigend de woorden toegevoegd: "Ik vind je een vieze hoer en het liefst zou ik je in stukjes hakken en vermoorden”;
4.
hij op 05 oktober 2009 te Zwolle opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 95 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Van het onder 1, 2 primair, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
1.
Verkrachting, strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht
2. primair
Poging tot zware mishandeling , strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht
3.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht
4.
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet, gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 14 december 2009;
- een de verdachte betreffend psychiatrisch Pro Justitia rapport d.d. 8 januari 2010 uitgebracht door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus en vast gerechtelijk deskundige;
- een de verdachte betreffend aanvullend psychologisch Pro Justitia rapport d.d.
4 januari 2010 uitgebracht door mw. drs. I.I. van der Klaauw, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige;
- een de verdachte betreffend psychologisch Pro Justitia rapport d.d. 19 mei 2008 uitgebracht door mw. drs. I.I. van der Klaauw, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige;
- een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d.
13 augustus 2009, uitgebracht door J. de Jong-Stoel, reclasseringsmedewerker en
- een de verdachte betreffend rapport van FPA Roosenburg d.d. 11 mei 2010.
Bovengenoemde gedragskundige rapporten houden als conclusie onder meer in, dat er bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde - inzien bewezen - sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en paranoïde trekken, ADHD alsmede van alcoholmisbruik. De deskundigen zijn beide tot de conclusie gekomen dat betrokkene op grond van zijn gestoorde impulscontrole en agressieregulatie licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Naar het oordeel van de deskundigen is het gevaar voor recidive groot indien verdachte niet zou worden behandeld. Geadviseerd wordt TBS met voorwaarden, nu een voorwaardelijke straf onvoldoende zekerheid zal bieden.
De reclassering steunt dit advies, maar geeft daarbij aan dat een absoluut alcoholverbod eveneens een belangrijke voorwaarde dient te zijn.
De rechtbank neemt de in voornoemde onderzoeksrapportages vervatte conclusies betreffende de persoon van verdachte en het daaruit voortvloeiende advies op de daarvoor in die rapportage bijeengebrachte gronden over en maakt het oordeel van de deskundigen tot het hare.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de veiligheid van anderen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met de daarbij te stellen voorwaarden, waaronder de voorwaarde dat de verdachte zich ter behandeling zal laten opnemen in een gesloten afdeling van de FPA Roosenburg of een andere door de Stichting Reclassering Nederland aan te wijzen instelling, eist.
Daarnaast concludeert de rechtbank op grond van voormelde rapportage dat er bij verdachte kan worden gesproken van een zodanige verwijtbaarheid van de door hem gepleegde feiten, dat, gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, naast de maatregel van terbeschikkingstelling, noodzakelijk is.
Bij het vaststellen van de op te leggen straf heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte door zijn handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, voor wie het gebeurde een zeer traumatiserende ervaring is geweest. Dit klemt temeer nu een en ander zich in de beslotenheid van de woning van het slachtoffer, waar zij zich veilig moet kunnen voelen, heeft afgespeeld.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 37a, 38, 38a, 38n en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (slachtoffer) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de ten laste van verdachte onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten.
De hoogte van die schade is, gelet op het voegingsformulier met bijlagen, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 3.366,99 vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 3.366,99 ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer).
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
De rechtbank is van oordeel dat, nu de behandeling van verdachte aansluitend aan zijn detentie kan plaatsvinden, aan welke behandeling de rechtbank grote waarde hecht, de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van deze rechtbank d.d. 10 juni 2008 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf hieraan in de weg staat en derhalve dient te worden afgewezen.
BESLISSING
Het onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1, 2 primair, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld.
De rechtbank stelt bij die terbeschikkingstelling de volgende voorwaarden:
- dat verdachte zich op woensdag 2 juni 2010 om 11:00 uur meldt bij de FPA Roosenburg,
- dat verdachte zich gedurende de termijn van de terbeschikkingstelling zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de termijn van de terbeschikkingstelling nodig oordeelt,
- dat verdachte zich conformeert aan het behandelaanbod zoals geformuleerd in het rapport van FPA Roosenburg d.d. 11 mei 2010;
- dat verdachte meewerkt aan behandeling bij de FPA Roosenburg of een andere soortgelijke instantie, én begeleiding vanuit de verslavingszorg indien de reclassering dit nodig acht, voor zover en voor zolang dit binnen het toezicht, in overleg met de Reclassering, door de behandelaars nodig wordt geoordeeld
- dat verdachte geen alcohol nuttigt, en meewerkt aan urinecontroles, voor zover en voor zolang dit nodig wordt geacht door de Reclassering.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer), wonende te Zwolle, van een bedrag van € 3.366,99 (zegge: drieëndertighonderdenzesenzestig euro en negenennegentig cent) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop de thans bewezen verklaarde feiten jegens de benadeelde partij werden gepleegd, te weten 18 september 2009, tot die van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 3.366,99 ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 43 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank wijst de vordering af.
Aldus gewezen door mr. G.P Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. M. van Loenen en S.M. Milani, rechters, in tegenwoordigheid van L. Pieters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2010.
Mr. S.M. Milani voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.