ECLI:NL:RBZLY:2010:BM4049

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/450206-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens mishandeling en diefstal

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 1 september 2009 in Deventer zou hebben mishandeld en een laptop zou hebben gestolen, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 29 april 2010 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had de verdachte ten laste gelegd dat hij (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) had mishandeld en dat hij een laptop had gestolen. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de zus van de verdachte en een buurman van (slachtoffer 2). De verklaringen van de getuigen waren echter niet eenduidig en er was onvoldoende bewijs om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte (slachtoffer 1) of (slachtoffer 2) had mishandeld. De verklaringen van de slachtoffers waren inconsistent en de getuigen bevestigden niet dat de verdachte geweld had gebruikt. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten. Daarnaast werd ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat de verdachte van de nieuwe feiten werd vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig. De zaak heeft plaatsgevonden met gesloten deuren op verschillende data, waarbij de verdachte werd bijgestaan door een advocaat.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.450206-09 (P) en 24.002318-07 (vtvv)
Uitspraak: 29 april 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres).
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 december 2009, 18 februari 2010, 4 maart 2010 en 15 april 2010 te Zwolle. Verdachte is op laatstgenoemde zitting verschenen, bijgestaan door mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer.
Als officier van justitie was aanwezig mr. P.H.M. van der Valk.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 september 2009 in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en) (te weten (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2)) meermalen, althans éénmaal, (met kracht) (met de vuist) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of (met kracht) in de buik heeft getrapt en/of (hard) in de arm heeft gebeten, waardoor voornoemde (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2) letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 augustus 2009 tot en met 30 augustus 2009 te Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de (straat) heeft weggenomen een laptop/ notebook (merk HP, kleur zwart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van inklimming.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
Op grond van de in dossier voorhanden zijnde verklaringen en bevindingen acht de officier van justitie het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft zij vrijspraak gevraagd.
Het standpunt van de raadsman
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsman naar voren gebracht dat er een situatie was waarin schermutselingen plaatsvonden tussen (slachtoffer 2) en verdachte, en tussen (slachtoffer 1) en de zus van verdachte, (naam zus verdachte).
Van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn zus was hierbij geen sprake. Ten opzichte van (slachtoffer 2) heeft verdachte uit noodweer gehandeld, hetgeen tot ontslag van alle rechtsvervolging moet leiden. Verdachte heeft (slachtoffer 1) (slachtoffer 1) niet aangeraakt en hij dient dan ook van de verdenking van mishandeling van haar te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich ten eerste gerefereerd aan de door de officier van justitie gevraagde vrijspraak. Subsidiair heeft hij de verklaring van de buurman van (slachtoffer 2), (naam buurman), betwist. Deze buurman heeft verklaard verdachte op 27 augustus 2009 met een laptop onder zijn arm in de woning van (slachtoffer 2) te hebben gezien. Op die dag is de laptop van (slachtoffer 1) (slachtoffer 1) niet gestolen; blijkens de aangifte is de laptop op 28 augustus 2009 weggenomen. Verdachte dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , bij haar beoordeling uit van het navolgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde met betrekking tot mishandeling van (slachtoffer 2)
Op 1 september 2009 bevond (slachtoffer 2) (hierna: (slachtoffer 2)), een vriend van verdachte, zich omstreeks 14.30 uur met zijn vriendin (slachtoffer 1) (slachtoffer 1) (hierna: (slachtoffer 1)) op zijn kamer aan de (straat) te Deventer. Hij bewoont daar de bovenste zolderkamer .
Hij hoorde beneden op de begane grond glas gerinkel. Hij is naar beneden gelopen om te kijken wat er aan de hand was. Hij zag dat (slachtoffer 1) ook naar beneden kwam. Staande op de overloop op de eerste verdieping zag hij verdachte en de zus van verdachte, (naam zus verdachte) (hierna: (naam zus verdachte)), de trap op lopen. Volgens hem kwamen deze twee verhaal halen omdat (slachtoffer 1) op 30 september 2009 aangifte had gedaan van de diefstal van haar laptop door verdachte .
(slachtoffer 2) heeft verklaard te hebben gezien dat (naam zus verdachte) tegen zijn vriendin (slachtoffer 1) opsprong en haar bij de haren pakte en verdachte (slachtoffer 1) een knietje tegen haar hoofd gaf en met zijn vuist op haar rug sloeg. (slachtoffer 2) heeft (naam zus verdachte) en verdachte toen weggeduwd en naar eigen zeggen de boel weer rustig gekregen, waarna verdachte en zijn zus de woning verlieten .
(slachtoffer 2) heeft geen aangifte gedaan van mishandeling door verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de woning van (slachtoffer 2) naar de eerste verdieping is gelopen. Er ontstond een woordenwisseling tussen verdachte en (slachtoffer 2), waarna verdachte (slachtoffer 2) een of twee klappen heeft gegeven. Hij weet niet of hij (slachtoffer 2) heeft geraakt . Hij was met (slachtoffer 2) in een worsteling . Hij sloeg (slachtoffer 2) met de vlakke hand . Hij heeft (slachtoffer 2) een droge klap gegeven, zij hebben wel eens vaker ruzie. (slachtoffer 2) is zijn vriend, hij zou hem nooit kunnen mishandelen .
De rechtbank overweegt, dat uit deze verklaringen niet blijkt, dat (slachtoffer 2) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. Verder stelt de rechtbank vast, dat ook overigens uit geen enkele in het dossier aanwezige verklaring of proces-verbaal van bevindingen blijkt dat (slachtoffer 2) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden van hetgeen op 1 september 2009 heeft plaatsgevonden.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde feit met betrekking tot mishandeling van (slachtoffer 2).
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde met betrekking tot mishandeling van (slachtoffer 1) (slachtoffer 1)
Verdachte is eveneens de mishandeling van (slachtoffer 1) ten laste gelegd.
(slachtoffer 1) heeft aangifte gedaan van mishandeling door verdachte. Hierbij heeft zij verklaard dat verdachte tijdens het incident op 1 september 2009 dreigend haar richting opliep en uithaalde met onbekende arm. Zij werd met kracht rechts naast haar rechteroog geraakt waardoor pijn en een wondje, dat op foto is vastgelegd , ontstonden. Vervolgens is zij in gevecht geraakt met (naam zus verdachte) . Zij voelde dat (naam zus verdachte) haar met kracht in het gezicht sloeg met de rechter gebalde vuist . Later kreeg zij van (naam zus verdachte) nogmaals een vuistslag op het rechter gedeelte van haar gezicht .
Verdachte heeft verklaard dat hij (slachtoffer 1) niet heeft geslagen; hij slaat geen vrouwen . Hij heeft verklaard met zekerheid te kunnen zeggen (slachtoffer 1) niet te hebben geslagen .
(naam zus verdachte) heeft verklaard dat verdachte met (slachtoffer 2) en zijn vriendin aan het slaan was. Ze sloegen over en weer. Het was niet echt veel slaan, meer trekken aan elkaar. Zij zag dat (slachtoffer 1) verdachte een klap in het gezicht gaf. Zij heeft (slachtoffer 1) vervolgens aan de kant geduwd waarna (slachtoffer 1) haar aan de haren trok. Zij heeft toen (slachtoffer 1) teruggepakt en haar geslagen en getrapt .
Uit de verklaring van (slachtoffer 2) blijkt dat hij zag dat (naam zus verdachte) tegen zijn vriendin (slachtoffer 1) opsprong en haar verschillende keren met de handen sloeg. Hij zag dat verdachte (slachtoffer 1) een knietje tegen het hoofd gaf en met zijn rechter vuist op haar rug sloeg .
Getuige (naam buurman), de buurman van (slachtoffer 2), heeft verklaard dat hij het incident op de overloop heeft gezien. Hij heeft verklaard niet te hebben gezien dat verdachte (slachtoffer 1) heeft geslagen . Verdachte heeft bevestigd dat deze getuige op de overloop stond .
(slachtoffer 1) is later nogmaals gehoord door de rechter-commissaris. Zij heeft toen aangegeven dat verdachte haar wilde vastpakken, maar dit niet echt heeft gedaan, omdat haar vriend (slachtoffer 2) verdachte van haar heeft afgetrokken. Zij heeft verder alleen met (naam zus verdachte) gevochten. Ten aanzien van de foto van haar gezicht, waarover zij destijds bij de politie verklaarde, geeft zij aan dat het zou kunnen dat verdachte haar een klap op haar gezicht gaf, maar weet zij dit niet meer. Zij weet ook niet of hetgeen haar vriend (slachtoffer 2) bij de politie heeft verklaard over het knietje dat verdachte haar zou hebben gegeven en de vuist tegen haar rug, is gebeurd door verdachte. Het zou kunnen, zij weet dat niet meer .
De rechtbank leidt uit de afgelegde verklaringen in elk geval af dat er sprake is geweest van een hectische en onoverzichtelijke situatie. Bij het incident waren vier personen ((slachtoffer 2), (slachtoffer 1), (naam zus verdachte) en verdachte) aanwezig. Een getuige keek toe.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen die over deze situatie zijn afgelegd, zowel in het algemeen als met betrekking tot de verdachte ten laste gelegde mishandeling van (slachtoffer 1) in het bijzonder, niet eensluidend zijn.
Verdachte heeft ontkend (slachtoffer 1) te hebben geslagen, welke verklaring wordt ondersteund door de buurman van (slachtoffer 2), (naam buurman), in zoverre dat deze getuige heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dàt verdachte (slachtoffer 1) heeft geslagen.
De verklaring van (slachtoffer 2) dat verdachte (slachtoffer 1) een knietje tegen het hoofd en een vuistslag op de rug zou hebben gegeven, wordt niet door andere verklaringen ondersteund. (slachtoffer 1) heeft daar desgevraagd over verklaard dat zij dit niet weet.
Volgens (naam zus verdachte) heeft verdachte (slachtoffer 2) en zijn vriendin geslagen waarbij zij echter beschrijft dat dit meer in de vorm van trekken aan elkaar heeft plaatsgevonden.
(slachtoffer 1) heeft in eerste instantie amper details van hetgeen verdachte haar zou hebben aangedaan kunnen geven, en heeft in een later bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring aangegeven dat verdachte haar niet echt wat heeft gedaan.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen nogal uiteenlopend zijn voor wat betreft het aandeel van verdachte in de ten laste gelegde mishandeling van (slachtoffer 1), terwijl ook (slachtoffer 1) niet eenduidig is geweest in haar verklaringen ter zake. Gegeven het feit dat verdachte pertinent ontkent (slachtoffer 1) te hebben mishandeld en het feit dat er meerdere personen betrokken waren bij het incident, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval niet overtuigend bewezen kan worden dat het (mede) verdachte is geweest die (slachtoffer 1) mishandeld heeft.
De rechtbank zal verdachte daarom eveneens vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde feit met betrekking tot de mishandeling van (slachtoffer 1).
Vorenstaande leidt ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit dan ook tot de slotsom dat de rechtbank verdachte daarvan zal vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, te weten de diefstal van een laptop, heeft de officier van justitie vrijspraak gevraagd.
Primair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen redenen geeft een ander standpunt dan dat van de officier van justitie en de raadsman in te nemen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling van verdachte als veroordeelde (parketnummer 24.002318-07) gevorderd (hierna: de vordering).
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de rechtbank deze vordering niet kan behandelen omdat verdachte voor de behandeling van de vordering niet is opgeroepen. De rechtbank volgt de raadsman niet in dat standpunt. Duidelijk is dat de vordering in het kader van de eerdere behandelingen geldig was uitgebracht en derhalve dat veroordeelde en diens raadsman van het bestaan van die vordering op de hoogte waren. Blijkens de processen-verbaal van de betreffende zittingen is die vordering ook steeds aan de onderliggende strafzaak gekoppeld gebleven. Het feit dat de rechtbank op 4 maart 2010 de oproeping voor die zitting nietig heeft verklaard, staat daar niet aan in de weg.
Gelet evenwel op het feit dat veroordeelde zal worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
BESLISSING
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging parketnummer 24.002318-07
De rechtbank wijst de vordering af.
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. J.N. Bartels en M. van Loenen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 april 2010.