RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.440283-09 (P)
Uitspraak: 29 april 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte),
geboren op (geboortejaar)
wonende te (adres),
thans verblijvende (verblijfplaats).
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2010 en op 15 april 2010.
De verdachte is op 19 maart 2010 en op 15 april 2010 verschenen, bijgestaan door mr. C.S.P.M. de Kock, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. M.J. van Dijck-Jager.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 december 2009 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, althans één of meer mobiele telefoontoestellen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 12 december 2009 in de gemeente Deventer (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes gericht en/of gericht gehouden naar die (slachtoffer 1) en/of die (slachtoffer 2) en/of is hij met dat mes in de hand dreigend op die (slachtoffer 1) en of die (slachtoffer 2) toe- of afgelopen;
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen ter zake het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich – overeenkomstig de inhoud van de door hem aan de rechtbank overgelegde pleitnota - op het standpunt gesteld dat zowel met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde, als het onder 2 ten laste gelegde vrijspraak dient te volgen.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde betoogd dat geen sprake kan zijn van diefstal, nu de weggenomen mobiele telefoons niet van (slachtoffer 1) waren, maar van verdachte zelf.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde betoogd dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is ten aanzien van de bedreiging door verdachte met een vlindermes, nu de verklaringen van (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) hieromtrent op essentiële punten tegenstrijdig zijn.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen1, het navolgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De rechtbank heeft ter terechtzitting kennis genomen van de camerabeelden, die zijn gemaakt in café (naam cafe) te Deventer op donderdag 12 december 2009 tussen 20.41 uur en 20.47 uur.
Hierop is te zien dat verdachte op 12 december 2009 café (naam cafe) binnen komt lopen en aan tafel gaat zitten bij (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2). Verdachte draagt een pet en zit aan het hoofd van de tafel met rechts naast zich (slachtoffer 1) en daarnaast tegen de muur (slachtoffer 2). Vervolgens legt (slachtoffer 1) één mobiele telefoon op tafel en haalt even later nog een mobiele telefoon uit zijn zak en begint daarin te praten. Hierna legt (slachtoffer 1) ook deze tweede mobiele telefoon voor zich op tafel. Kort daarop pakt verdachte de twee mobiele telefoons van tafel en loopt daarmee naar buiten. (slachtoffer 1) steekt zijn wijsvinger op richting verdachte en loopt samen met (slachtoffer 2) achter verdachte aan naar buiten.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de twee mobiele telefoons niet van (slachtoffer 1) heeft gestolen, omdat de twee mobiele telefoons van hem zelf waren. Verdachte heeft hiertoe ter zitting verklaard dat hij eerder die avond reeds in café (naam cafe) was geweest en de twee mobiele telefoons uit zijn zak had gehaald en op tafel had gelegd. Vervolgens werd verdachte door (slachtoffer 1) gevraagd om weed te halen. Verdachte liet de mobiele telefoons op tafel liggen. Toen verdachte later terugkwam, had (slachtoffer 1) de twee mobiele telefoons in zijn bezit genomen en vroeg verdachte waar zijn twee mobiele telefoons waren.
Dit scenario van verdachte is de rechtbank onvoldoende aannemelijk geworden.
De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte tijdens zijn eerste bij de politie afgelegde verklaring heeft verteld dat hij in (naam cafe) helemaal geen telefoon had gezien en ook geen telefoons had weggenomen en dat hij zelf alleen een mobiele telefoon van het merk Motorola heeft die bij zijn fouillering ook is aangetroffen. Deze verklaring valt niet te rijmen met de later door verdachte afgelegde verklaring - en wel pas nadat hij werd geconfronteerd met de camerabeelden – inhoudende dat hij deze mobiele telefoons heeft gepakt, omdat deze van hem zouden zijn. Daar komt dan nog bij dat verdachte bij de politie niet wist van welke providers deze mobiele telefoons waren.
De rechtbank acht verder van belang dat op de hiervoor beschreven camerabeelden te zien is dat (slachtoffer 1), net voor het wegnemen van de mobiele telefoons door verdachte, gebruik maakt van één van de mobiele telefoons en dat verdachte, desgevraagd ter terechtzitting, geen verklaring kon geven voor het feit dat (slachtoffer 1) op een telefoon van verdachte wordt gebeld.
Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank het verhaal van verdachte dat de mobiele telefoons van hem zijn, niet aannemelijk.
De hiervoor beschreven camerabeelden in aanmerking genomen tezamen met de verklaring van (slachtoffer 1) dat verdachte de twee telefoons van (slachtoffer 1) van tafel heeft gepakt en ermee is weggelopen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de beide mobiele telefoons van (slachtoffer 1) zonder diens toestemming heeft weggenomen.
De rechtbank is op grond van vorenbedoelde bewijsmiddelen van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De rechtbank zal verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijspreken, nu verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft ontkend (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) met een vlindermes te hebben bedreigd.
Daarbij is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat de verklaringen van (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) zowel chronologisch als feitelijk op essentiële punten uiteenlopen zodat daarmee behoedzaam moet worden omgegaan.
De enkele omstandigheid dat verdachte bij zijn aanhouding in het bezit was van een vlindermes is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot overtuigend bewijs te komen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Het voorgaande in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 12 december 2009 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee mobiele telefoontoestellen toebehorende aan (slachtoffer 1).
Van het onder 1 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Diefstal
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd verdachte de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) geheel voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van 2 jaren onder de bijzondere voorwaarden van een verplicht reclasseringscontact, met daarbij een meldingsgebod, een behandelverplichting inhoudende dat verdachte zich laat behandelen in de forensische polikliniek JustTact van Tactus verslavingszorg, en de verplichting zich te houden aan de afspraken zoals deze met het Leger des Heils in Zwolle worden gemaakt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat, mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, hij zich kan vinden in de oplegging van een ISD-maatregel, geheel voorwaardelijk, met daarbij de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De raadsman heeft tevens betoogd dat hij contact heeft gehad met mevrouw (naam) van het Leger des Heils Instelling voor Beschermd Wonen (LIBW) te Zwolle, in welke instelling verdachte van november 2009 tot aan zijn aanhouding op 12 december 2009 heeft verbleven. Mevrouw (naam) en haar collega hebben contact gehad met verdachte in detentie en daarbij de indruk gekregen dat verdachte gemotiveerd is om mee te werken aan de hulpverlening. Verdachte kan per direct een intake ondergaan bij het LIBW en daar eventueel meteen blijven, nu daar een kamer voor verdachte vrij is.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts acht geslagen op:
- een reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg, d.d. 7 april 2010, opgemaakt door de heer R. Zandbergen, reclasseringswerker;
- een brief van mevrouw (naam) van het Centra voor Wonen, Zorg en Welzijn Overijssel, onderdeel van Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg, d.d. 21 januari 2010;
- een ketendossier veelpleger van verdachte d.d. 14 december 2009 en
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 24 februari 2010.
Ten aanzien van de gevorderde voorwaardelijke ISD-maatregel overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte is aangemerkt als veelpleger en is blijkens het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 24 februari 2010 in de vijf jaren voorafgaand aan het thans bewezen verklaarde feit tenminste driemaal wegens (winkel)diefstallen onherroepelijk veroordeeld tot (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straffen. Gezien het strafrechtelijke verleden van verdachte bestaat er ernstig gevaar voor recidive waarmee de veiligheid van goederen of personen in het geding is. Het bewezen verklaarde feit betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Een ISD-maatregel heeft te gelden als een uiterst middel, waartoe slechts kan worden besloten nadat de rechtbank zich een goed beeld heeft gevormd omtrent de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij zijn met name van gewicht de levensstijl, de achtergrondproblematiek en bijzondere gedragskenmerken van verdachte, bezien tegen de achtergrond van eerder gedane pogingen om hulp te verlenen, dan wel van omstandigheden die het aanbieden van hulp in het verleden hebben gefrustreerd.
De voorwaardelijke ISD-maatregel strekt ertoe verdachte zich ervan bewust te laten worden dat hij zélf aan zijn toekomst dient te werken en daarbij hulp van anderen – waaronder het LIBW en de reclassering – dient te aanvaarden teneinde strafrechtelijke recidive, en dus een eventuele tenuitvoerlegging van de op te leggen voorwaardelijke ISD-maatregel, te voorkomen.
Uit het rapport van Tactus verslavingszorg d.d. 7 april 2010 blijkt dat verdachte in november 2009 is gediagnosticeerd als een man met acculturatieproblematiek, antisociaal gedrag, afhankelijk van middelen en psychotische episodes ten gevolge van cocaïnegebruik. Tevens heeft verdachte een Post Traumatisch Stress Syndroom (PTSS) en een depressieve stoornis, zodat behandeling bij een forensische polikliniek is geïndiceerd.
Voorts is verdachte in november 2009 vanuit detentie naar het LIBW te Zwolle gegaan, waar verdachte verbleef tot aan zijn aanhouding op 12 december 2009. Gebleken is echter dat het LIBW nog steeds bereid is verdachte te begeleiden en dat verdachte gemotiveerd is mee te werken aan zijn behandeling, hetgeen verdachte ook ter zitting nog uitdrukkelijk heeft bevestigd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een ISD-maatregel voor de duur van twee jaar opleggen. De rechtbank zal echter bepalen dat deze maatregel vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 2 jaar.
Daarnaast acht de rechtbank oplegging van bijzondere voorwaarden noodzakelijk, bestaande uit een verplicht reclasseringscontact, met daarbij een meldingsgebod, een behandelverplichting inhoudende dat verdachte zich laat behandelen in de forensische polikliniek JustTact van Tactus verslavingszorg of een soortgelijke instelling, en de verplichting zich te houden aan de afspraken zoals deze met het Leger des Heils in Zwolle worden gemaakt.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 38m, 38n, 38p van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder 1 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Legt verdachte op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar met bevel dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of zich niet heeft gehouden aan de volgende bijzondere voorwaarden.
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat de verdachte:
? zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Tactus Reclassering te Zwolle, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht, ook als dit inhoudt dat verdachte
o zich moet houden aan een meldingsgebod;
o zich moet laten behandelen in de forensische polikliniek van JustTact van Tactus Verslavingszorg of een soortgelijke instelling;
? zich houdt aan de afspraken zoals deze met het Leger des Heils Instelling voor Beschermd Wonen (LIBW) in Zwolle worden gemaakt.
De rechtbank heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. J.N. Bartels, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en M. van Loenen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 april 2010.