ECLI:NL:RBZLY:2010:BL3133

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
9 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.620379-09 (P)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van verkrachting met dwang en geweldsbedreiging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 9 februari 2010, stond de verdachte terecht op beschuldiging van verkrachting van de aangeefster op 18 september 2009 in Swifterbant. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. G. Öntas, en de officier van justitie, mr. B.E.M. van de Ven, het openbaar ministerie vertegenwoordigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie vorderde een jeugddetentie van één jaar en een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, stellende dat de verdachte en zijn medeverdachten de aangeefster door geweld en bedreiging hadden gedwongen tot seksuele handelingen.

De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldiging van verkrachting. De verklaringen van de aangeefster werden niet ondersteund door andere getuigen of bewijsstukken die de stelling van dwang of geweld konden bevestigen. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de aangeefster na het voorval, waaronder het feit dat zij aangaf het seksuele contact 'lekker' te hebben gevonden, niet wezenlijk duidden op onvrijwillige seks. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat er sprake was van dwang of geweld, zoals vereist onder artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van het aan hem ten laste gelegde werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07.620379-09 (P)
Uitspraak : 9 februari 2010
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is behandeld op de zitting van 26 januari 2010. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G. Öntas, advocaat te Lelystad. Ter terechtzitting hebben de officier van justitie, mr. B.E.M. van de Ven, de verdachte en de raadsvrouw van verdachte hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 september 2009 te Swifterbant, gemeente Dronten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- meermalen, althans eenmaal, zijn/hun penis in de vagina van die [aangeefster] gebracht en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn/hun penis in de mond van die [aangeefster] gebracht en/of
geduwd en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn/hun penis en/of scrotum door die [aangeefster] laten likken en/of kussen en/of betasten en/of vastpakken en/of
- meermalen, althans eenmaal, zich laten aftrekken door die [aangeefster] en/of - meermalen, althans eenmaal, zijn/hun vingers in de vagina van die [aangeefster] gebracht en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn/hun penis tussen de borsten van die [aangeefster] gestopt en/of heen en weer bewogen,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- die [aangeefster] heeft/hebben gedwongen om de achterdeur van haar woning open te doen door met zijn vieren, althans met meerdere personen, de achtertuin waarin die [aangeefster] zich bevond te betreden en/of haar bij de hand te nemen en/of dwingend te zeggen: "Doe die deur open" en/of
- die [aangeefster] de woonkamer van genoemde woning heeft/hebben ingeduwd en/of
- die [aangeefster] bij haar middel heeft/hebben gepakt en/of naar of in de richting van de gang van die woning heeft/hebben geduwd en/of die [aangeefster] naar boven heeft/hebben geduwd en/of daarbij dreigend en/of schreeuwend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Je gaat naar boven", althans woorden van dergelijk dreigende en/of strekking en/of
- die [aangeefster] heeft/hebben gedwongen zich uit te kleden en/of op bed te gaan liggen en/of
- meermalen, althans eenmaal, boven die [aangeefster] is/zijn gaan zitten en/of het hoofd en/of schouders van die [aangeefster] heeft/hebben beetgepakt en/of het hoofd van die [aangeefster] naar zijn/hun penis heeft/hebben geduwd en/of hierbij dreigend en/of schreeuwend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Pijp mij, pijp mij!” en/of ”Je moet die jongens laten genieten en je moet ze gaan pijpen” en/of “Moet ik je anders klappen, kankerhoer” en/of “Pijp ze, pijp ze tot ze klaarkomen” en/of “Zuig aan mijn ballen”, althans woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- met z’n vieren, althans met meerdere personen, het huis en/of ouderlijke slaapkamer waar die [aangeefster] zich bevond, heeft/hebben betreden en aldus door de aanwezigheid van meerdere personen een angstige situatie voor die [aangeefster] heeft/hebben doen ontstaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [aangeefster] op haar billen, althans haar lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen
- meermalen, althans eenmaal, die [aangeefster] heeft/hebben gedwongen haar benen wijd te doen en/of de/het been/benen van die [aangeefster] hardhandig uit elkaar heeft/hebben geduwd of gebracht en/of de/het been/benen van die [aangeefster] dubbel of in elk geval in een pijnlijke positie kwam te liggen en/of haar bij de enkels heeft/hebben gepakt en haar been/benen omhoog heeft/hebben getrokken/gedaan en/of
- op die [aangeefster] is/zijn gaan liggen en/of waarna die [aangeefster] zijn/hun penis in haar vagina moest stoppen en/of in haar vagina heeft/hebben geduwd en/of
- dreigend en/of schreeuwend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Stop hem er weer in, stop hem weer erin”en/of “Hou je bek, kankerhoer”en/of “Je moet meewerken, kankerslet”en/of “Je moet je bek houden”, althans woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking
en/of (aldus) voor die [aangeefster] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
3 De voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De bewijsoverwegingen
4.1 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hetgeen hem ten laste is gelegd, heeft begaan. Zij baseert zich daartoe onder meer op de verklaringen van de aangeefster. De aangifte op 24 september 2009 en het nadere verhoor op 3 november 2009 komen grotendeels overeen met het intakegesprek op 20 september 2009. Het feit dat het verhoor bij de rechter-commissaris op 9 december 2009 enigszins afwijkt, doet geen afbreuk aan de geloofwaardigheid van het verhaal van aangeefster. De verklaring van aangeefster wordt bovendien ondersteund door de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten, de verklaring van de buren, het NFI onderzoek en de bij aangeefster aangetroffen blauwe plekken. Verdachten hebben op de avond van 18 september 2009 behoorlijk gedronken en geblowd. Een aantal verdachten hoorden woorden afkomstig van aangeefster waarmee zij aangaf dat zij wilde dat het stopte. Dit, in combinatie met de ruwe omgang met aangeefster, maakt dat verdachten zich in ieder geval bewust hadden moeten zijn van het feit dat sprake was van onvrijwillige seks, te kwalificeren als verkrachting.
De officier van justitie vordert de veroordeling van verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 1 jaar met aftrek ingevolge artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en daarnaast de oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
De officier van justitie vordert de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen in de vorm van een voorschot tot het bedrag van € 8.882,73 en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, gelet op het feit dat er niet bewezen kan worden dat aangeefster gedwongen is tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster ongeloofwaardig zijn. Aangeefster verklaart leugenachtig over de sms-berichten die zij verstuurde naar verdachte, het bang zijn voor verdachte, haar maagdelijkheid en een eerder plaatsgevonden verkrachting. Aangeefster heeft de seksuele handelingen vrijwillig ondergaan, hetgeen is af te leiden uit het feit dat zij niet gepoogd heeft hulp te zoeken, het verwijderen van de sporen van seksueel contact en haar gedrag na het voorval op 18 september 2009.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
In deze strafzaak ziet de rechtbank zich voor de vraag geplaatst of verdachte, tezamen met zijn drie medeverdachten, zich heeft schuldig gemaakt aan verkrachting, als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht, van [aangeefster] op vrijdagavond 18 september 2009.
Door verdachte wordt niet ontkend dat er tussen hem en de toen zestienjarige aangeefster seksuele handelingen hebben plaatsgevonden die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, vaginaal en oraal.
Betwist wordt echter dat er sprake zou zijn geweest van dwang, hetgeen, aldus het bepaalde in voormeld artikel, kan bestaan uit geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende komen vast te staan dat er sprake is geweest van geweld dan wel bedreiging van geweld, uitgeoefend door verdachten. Wat het eerste betreft zou dit volgens aangeefster hebben bestaan uit het vastpakken van haar benen en het uit elkaar duwen daarvan met het doel haar te dwingen het binnendringen te ondergaan , doch voor die vaststelling biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten.
Wat het tweede betreft heeft aangeefster met name ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat meermalen zou zijn gezegd dat zij klappen zou krijgen als zij niet zou meewerken, en dat, in het geval zij niet “dieper en lekker” zou zeggen, haar klappen zouden worden gegeven.
Deze verklaring van aangeefster wordt slechts ondersteund door de verklaring van [getuige 1] en [getuige 2] , maar alleen in die zin dat zij hoorden dat er vanuit de ouderlijke slaapkamer een vrouwenstem klonk die hijgend de woorden “dieper en lekker” uitriep.
[getuige 1] herkende de stem als zijnde die van aangeefster. Zij kreeg echter niet de indruk dat er sprake was van een ruzie of iets dat tegen de wil van die vrouw gebeurde.
Integendeel, zij verklaarde dat er naar haar indruk sprake was van een heftige vrijpartij waarbij veel geluid gemaakt werd. Nu verdachte en medeverdachten ook niet verklaren over het tegen de wil van aangeefster ondergaan van seksuele handelingen is er geen ander bewijsmateriaal dat het door aangeefster verklaarde ondersteunt.
Aldus stelt de rechtbank vast dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot de vaststelling dat geweld dan wel bedreiging met geweld heeft plaatsgevonden met als doel aangeefster te dwingen tot het ondergaan van seksuele handelingen.
Blijft over de vraag of wellicht sprake is van dwang door feitelijkheden om aangeefster te dwingen tot het ondergaan van handelingen die onder meer hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Doorslaggevend in het algemeen bij die vraag is of een slachtoffer datgene toelaat wat het, ware er geen dwang geweest, niet zou hebben gedaan. Dit toelaten kan het staken van verzet betekenen, maar dat hoeft niet; het staat zelfs niet in de weg aan (uiteindelijke) medewerking.
Hierbij gaat het om de totale bedreigende situatie die mede door de daad van de verdachte wordt geschapen en die daarvan tegelijkertijd de betekenisverlenende context vormt.
Van dwingen kan dan, aldus bestendige jurisprudentie, slechts sprake zijn indien een slachtoffer door die feitelijkhe(i)d(en) de handelingen van de verdachte tegen haar wil heeft ondergaan, het opzet van verdachte daarop was gericht en dit kan volgen uit de bewijsmiddelen.
Die feitelijkheid zou in de onderhavige zaak dan moeten hebben bestaan uit het gegeven dat aangeefster seksuele handelingen heeft moeten ondergaan onder de (niet door haar te weerstane) druk van de aanwezigheid in de woning van een viertal jongens, waarvan drie aanmerkelijk ouder waren dan zij, die haar uiteindelijk in de ouderlijke slaapkamer zouden hebben aangezet tot het verrichten en ondergaan van die handelingen.
Vast staat dat aangeefster voorafgaande aan het gebeuren verdachte, met wie zij reeds eerder een aantal malen seksueel contact had gehad, er per sms op heeft gewezen dat zij die avond alleen in de ouderlijke woning zou zijn, met de vraag of hij wilde komen met daaraan toegevoegd een tweetal kruisjes.
Verdachte is die avond naar de woning van aangeefster gegaan, vergezeld van een drietal andere jongens. Niet is komen vast te staan dat aangeefster wist dat verdachte die jongens mee zou nemen naar haar ouderlijke woning.
Wel staat vast dat verdachte tezamen met aangeefster, vrij snel na binnenkomst, naar de ouderlijke slaapkamer is vertrokken en dat zij daar seks hebben gehad. Geenszins is komen vast te staan dat dit tegen de wil van aangeefster is gebeurd.
Als verdachte vervolgens aan aangeefster vraagt of het goed is dat er een vriend (van beneden) bijgehaald wordt en hij uit de slaapkamer vertrekt, blijft aangeefster in die kamer (naakt) op het bed liggen. Niet is gebleken dat zij op dat moment duidelijk heeft gemaakt, bijvoorbeeld door zich te bedekken, door op te staan, haar kleding te pakken, weg te lopen of anderszins aan de situatie te ontkomen dan wel verzet te bieden, dat zij er niet mee instemde dat verdachte er een vriend bij zou halen.
Vervolgens vinden seksuele handelingen plaats met verdachte en twee van de drie medeverdachten. Ook uit de omstandigheden waaronder die handelingen hebben plaatsgevonden blijkt onvoldoende dat aangeefster duidelijk heeft gemaakt dat zij deze handelingen niet wilde.
In dit verband hecht de rechtbank eraan op te merken dat het weliswaar zo kan zijn geweest dat zij (een deel van) de handelingen, die op de tenlastelegging staan, niet heeft gewild en dat zij deze in haar beleving als tegen haar wil heeft ondergaan, maar dat ook niet kan worden uitgesloten dat het voor de verdachten niet duidelijk is geweest dat deze handelingen tegen haar wil zijn geschied, sterker nog, dat zij ervan uit mochten gaan dat die handelingen de instemming van aangeefster hadden.
Ook de gedragingen van aangeefster na het seksuele contact met verdachte en zijn medeverdachten wijzen naar het oordeel van de rechtbank niet op onvrijwillige seks die zou kunnen worden gekwalificeerd als verkrachting.
Daarbij overweegt de rechtbank dat aangeefster na het voorval op 18 september, ’s avonds nog naar [getuige 3] fietst, het zusje van één van de medeverdachten, alwaar zij op het bed van deze medeverdachte gaat liggen en vervolgens tegenover [getuige 3] verklaart dat zij het seksuele contact met verdachte “lekker” heeft gevonden, in de zevende hemel is en kriebels in haar buik heeft.
Samengevat kan wel worden geconcludeerd dat het verwijtbaar is dat verdachte en zijn medeverdachten niet expliciet hebben gevraagd of aangeefster de seksuele handelingen allemaal wel wilde verrichten, waarmee het voorgevallene als indruisend tegen de normen van fatsoen en respect jegens vrouwen kan worden bestempeld, doch die conclusie maakt het gebeuren nog geen verkrachting, zoals omschreven in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen kan het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen worden, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
5. Vordering van de benadeelde partij
De rechtbank zal de benadeelde partij [aangeefster] in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren, nu de verdachte van het aan hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
6. Beslissing
Vrijspraak:
- Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Benadeelde partij;
- De rechtbank verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet- ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter –tevens kinderrechter, mrs. C.E. Buitendijk en C.P. Lunter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 februari 2010.
De voorzitter voornoemd, was buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.