RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
parketnummer: 07.607569-05 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 september 2009
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Raadsman mr. P.A.J. van Putten, advocaat te Almere.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 augustus 2009, waarbij de officier van justitie, mr. M.A. Bult, en de verdachte en haar raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 17 november 2005 in de gemeente Almere, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van in totaal 240,- euro (zaak 01) en/of
- [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van in totaal 10.100,- euro (zaak 02) en/of
- [slachtoffer 3] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van in totaal 1000,- euro (zaak 03) en/of
- [slachtoffer 4] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van in totaal 1000,- euro (zaak 04) en/of
- [slachtoffer 5] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van in totaal 3005,- euro (zaak 05) en/of
- [slachtoffer 6] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van in totaal 1000,- euro (zaak 06) en/of
- [slachtoffer 7] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van in totaal 1340,- euro (zaak 07) en/of
- [slachtoffer 8] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van in totaal 700,- euro (zaak 08) en/of
- [slachtoffer 9] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van in totaal 900,- euro (zaak 09) en/of
- [slachtoffer 10] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van in totaal 450,- euro (zaak 10) en/of
- [slachtoffer 11] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van in totaal 2000,- euro (zaak 11) en/of
- [slachtoffer 12] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van in totaal 400,- euro (zaak 12)
in ieder geval (telkens) enig geldbedrag, in elk geval (telkens) enig goed, hebbende verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, meermalen, in ieder geval éénmaal,
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] en/of die [slachtoffer 9] en/of die [slachtoffer 10] en/of die [slachtoffer 11] en/of die [slachtoffer 12] aangeboden om (als voorzitter van stichting '[naam]') als tussenpersoon te fungeren tussen die voornoemde perso(o)n(en) en de (diverse) schuldeiser(s), waar die voornoemd(e) perso(o)n(en) een betalingsschuld had/hadden, om een betalingsregeling tussen die voornoemd(e) perso(o)n(en) en die schuldeiser(s), te bewerkstelligen, door die voornoemd(e) perso(o)n(en) aan haar, verdachte, één of meerdere geldbedragen te laten geven/betalen, die zij, verdachte, dan zou doorstorten op de bankrekeningnummer(s) van die schuldeiser(s), terwijl zij, verdachte, na ontvangst van die voornoemd(e) geldbedrag(en) deze in zijn geheel of deels niet heeft doorgestort naar die schuldeiser(s) en/of
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer] gevraagd om 8000,- euro, in ieder geval enig geldbedrag, te investeren in haar, verdachtes, bedrijf/stichting en/of (vervolgens) na ontvangst van voornoemd geldbedrag deze in zijn geheel of deels niet in haar bedrijf heeft geïnvesteerd,
waardoor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] en/of die [slachtoffer 9] en/of die [slachtoffer 10] en/of die [slachtoffer 11] en/of die [slachtoffer 12] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 17 november 2005 in de gemeente Almere, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (in totaal) 21.135,- euro, in ieder geval enig geldbedrag, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) anders dan door misdrijf, te weten als tussenpersoon en/of voorzitter van de stichting '[naam]', onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging in de 32e en een na laatste regel "[naam]" in plaats van "[naam]". De rechtbank herstelt deze vergissingen door telkens het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De
verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in haar verdediging geschaad.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Namens de raadsman is de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie bepleit.
In oktober 2005 is verdachte voor het eerst in aanraking gekomen met de politie. Uiteindelijk wordt de zaak in 2008 geseponeerd. Door een aantal slachtoffers is naar aanleiding van de sepotbeslissing een beklagprocedure ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden. Het gerechtshof heeft in beschikkingen d.d. 22 januari 2009 en 21 april 2009 de vervolging van verdachte bevolen. Daarna verstrijken enkele maanden voordat aan verdachte de dagvaarding wordt betekend. Er is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. Als consequentie van deze termijnoverschrijding heeft de raadsman de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie bepleit.
De rechtbank overweegt als volgt.
De aanvang van de redelijke termijn is te rekenen vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Daar is in ieder geval sprake van op 25 oktober 2005, als verdachte voor het eerst in verzekering wordt gesteld.
Voor wat betreft de berechting van de zaak in eerste aanleg – hetgeen in casu het geval is – heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar – te weten 24 maanden – nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. De datum van de afronding van de behandeling ter terechtzitting is 31 augustus 2009. De periode tussen de aanvang en het einde van de redelijke termijn is dan 46 maanden.
Deze periode van 46 maanden wordt gestuit (door een periode van 10 maanden) tussen 15 februari 2008, te weten de datum van de sepotbeslissing, en 7 januari 2009, te weten de datum waarop verdachte bij het gerechtshof is gehoord in het kader van de beklagprocedure.
De gehele berechting heeft 36 maanden in beslag genomen, in plaats van de als uitgangspunt te gelden 24 maanden. De overschrijding van de redelijke termijn bedraagt dan ook 14 maanden.
Blijkens het arrest van de Hoge Raad d.d. 17 juni 2008 heeft de Hoge Raad de sanctie van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie op termijnoverschrijding afgeschaft.
De rechtbank verwerpt, gelet op dit arrest, het betoog van de raadsman, dat de termijnoverschrijding leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Vaststaande feiten
Op 15 december 2004 is de [stichting] [naam] opgericht, met verdachte als voorzitter. Op 6 januari 2005 is tussen stichting [naam] en [schuldeiser] een afspraak tot stand gekomen, waarbij de stichting zal bemiddelen tussen een debiteur van [schuldeiser] en [schuldeiser], in het kader van een minnelijk traject.
Op 21 juli 2005 is deze werkafspraak tussen de stichting [naam] en [schuldeiser] beëindigd.
[slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5], [slachtoffer 6], [slachtoffer 7], [slachtoffer 8], [slachtoffer 9], [slachtoffer 10], [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] hebben allen aangifte gedaan van oplichting dan wel verduistering.
Verdachte is naar aanleiding van de gedane aangiftes diverse malen gehoord.
Op 17 januari 2006 heeft de officier van justitie aan het [casino] gevorderd gegevens te verstrekken omtrent het casinobezoek van verdachte. Uit de door [casino] geleverde gegevens blijkt dat verdachte vanaf 17 januari 2005 tot en met 8 november 2005 69 keer een vestiging van [casino] heeft bezocht.
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten oplichting. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangiftes en de deels bekennende verklaring van verdachte dat zij geld van deze personen heeft aangenomen.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich omtrent een eventuele bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op het volgende .
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] hebben allen aangifte gedaan van oplichting dan wel verduistering. Allen verklaren zij dat zij verdachte geld hebben overhandigd om zo hun schulden af te lossen bij een instantie. Allen verklaren dat het door hen overhandigde geld echter niet leidde tot een vermindering van hun schulden aangezien de schuldeisers geen geld hadden ontvangen van stichting [naam].
Verdachte heeft niet in alle gevallen een bekennende verklaring afgelegd omtrent de hoogte van de door de aangevers aan haar overhandigde bedragen. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd omtrent de hoogte van de door haar ontvangen bedragen in de gevallen van de aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 12] .
Verdachte heeft meerdere malen tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Zo zou zij met een deel van het ontvangen geld haar opleiding schuldbemiddeling hebben betaald. Later komt zij hier op terug. Verdachte heeft verklaard dat zij het ontvangen geld bij het casino heeft verspeeld , echter ook op deze verklaring komt verdachte terug.
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank de verklaringen van aangevers geloofwaardig en zal zij uitgaan van de door aangevers genoemde bedragen.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 01 januari 2005 tot en met 17 november 2005 in de gemeente Almere, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 240,- euro (zaak 01) en
- [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 10.100,- euro (zaak 02) en
- [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 1000,- euro (zaak 03) en
- [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 1000,- euro (zaak 04) en
- [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 3005,- euro (zaak 05) en
- [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 1000,- euro (zaak 06) en
- [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 1340,- euro (zaak 07) en
- [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 700,- euro (zaak 08) en
- [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 900,- euro (zaak 09) en
- [slachtoffer 10] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 450,- euro (zaak 10) en
- [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 2000,- euro (zaak 11) en
- [slachtoffer 12] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 400,- euro (zaak 12)
hebbende verdachte toen aldaar telkens met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid, meermalen,
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 6] en die [slachtoffer 7] en die [slachtoffer 8] en die [slachtoffer 9] en die [slachtoffer 10] en die [slachtoffer 11] en die [slachtoffer 12] aangeboden om (als voorzitter van stichting '[naam]') als tussenpersoon te fungeren tussen die voornoemde personen en de diverse schuldeisers, waar die voornoemde personen een betalingsschuld hadden, om een betalingsregeling tussen die voornoemde personen en die schuldeisers, te bewerkstelligen, door die voornoemde personen aan haar, verdachte, één of meerdere geldbedragen te laten geven/betalen, die zij, verdachte, dan zou doorstorten op de bankrekeningnummers van die schuldeisers, terwijl zij, verdachte, na ontvangst van die voornoemde geldbedragen deze in zijn geheel of deels niet heeft doorgestort naar die schuldeisers en
- die [slachtoffer 2] gevraagd om 8000,- euro te investeren in haar, verdachtes, bedrijf en (vervolgens) na ontvangst van voornoemd geldbedrag deze in zijn geheel niet in haar bedrijf heeft geïnvesteerd,
waardoor die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 6] en die [slachtoffer 7] en die [slachtoffer 8] en die [slachtoffer 9] en die [slachtoffer 10] en die [slachtoffer 11] en die [slachtoffer 12] telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgiftes.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het volgende strafbare feit op:
T.a.v. het primair ten laste gelegde.
Oplichting, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 120 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, met als bijzondere voor¬waarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen haar te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt het volgen van een behandeling bij Tactus verslavingszorg of een andere, soortgelijke instelling.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat strafvermindering is aangewezen indien de rechtbank niet beslist tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie wegens de hiervoor onder 3 genoemde overschrijding van de redelijke termijn.
De raadsman heeft verzocht een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. De raadsman heeft bepleit rekening te houden met het gegeven dat er geen sprake is van recidive, met de spijtbetuigingen van verdachte vanaf haar eerste politieverhoren en met de inhoud van het reclasseringsrapport. De raadsman heeft gesteld dat verdachte bereid is haar medewerking te verlenen aan reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde bij een op te leggen straf.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Nu er naar het oordeel van de rechtbank sprake is een overschrijding van de redelijke termijn –die echter niet zal leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie– zal de rechtbank strafvermindering toepassen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twaalf ernstige gevallen van oplichting. Verdachte heeft personen opgelicht die zich al in een benarde financiële positie bevonden, waarbij zij zich heeft voorgedaan als bemiddelaar tussen hen en de schuldeisers. Echter, in plaats van het geld dat zij ontving door te storten aan de schuldeisers, heeft verdachte het geld voor zichzelf gebruikt. Hierbij heeft zij in het geheel geen acht geslagen op het leed dat zij de slachtoffers heeft toegebracht. Zij heeft de financiële ellende van de slachtoffers vergroot, terwijl die vertrouwden op de hulp van verdachte. Verdachte heeft ter zitting meermalen verklaard dat het haar spijt, echter zij heeft in de afgelopen jaren op geen enkele wijze pogingen ondernomen om geld te sparen om de slachtoffers schadeloos te stellen, terwijl het totaalbedrag van de schade tientallen duizenden euro’s beloopt.
Verdachte bracht – naar de rechtbank aannemelijk heeft bevonden - een groot deel van het geld naar het casino, waar zij een frequente bezoekster was en welke gelegenheid verdachte, volgens haar eigen verklaring ter terechtzitting, nog steeds regelmatig bezoekt.
Verdachte heeft door haar handelen aan de slachtoffers grote financiële schade toegebracht. Daarnaast zijn enkele slachtoffers ook emotioneel geschaad
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de feiten. Gelet op de ernst en de gevolgen van het feit, zoals hierboven is overwogen, alsmede gelet op de straffen die voor soortgelijke delicten worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat naast een werkstraf een gevangenisstraf passend en geboden is.
Rekening houdend met het tijdverloop van de zaak, zal de rechtbank echter deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. De rechtbank overweegt daarbij tevens dat het van belang is dat verdachte haar werk en inkomsten behoudt (hetgeen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou kunnen belemmeren), om zo de door haar handelen ontstane materiële schade aan de slachtoffers te kunnen vergoeden. Daarnaast zal een voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf verdachte moeten weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een werkstraf, in combinatie met de hierboven genoemde geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf een passende reactie is op het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht een strafkorting van 10 % aangewezen. Voor een termijnoverschrijding van maximaal 12 maanden hanteert de Hoge Raad een strafkorting van 10 %. De rechtbank zal daarom in plaats van een werkstraf voor de duur van 170 uur, een werkstraf voor de duur van 150 uur opleggen.
8 De benadeelde partijen
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 12], [slachtoffer 7], [slachtoffer 4], [slachtoffer 11] en [slachtoffer 5] tot bedragen van respectievelijk € 400,00, € 1.340,00 , € 1.000,00, € 2.000,00 en
€ 3.250,00, alsmede tot oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van deze slachtoffers tot voornoemde bedragen.
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partijen [slachtoffer 7], [slachtoffer 11] en [slachtoffer 5] voor het meerdere gevorderde niet ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 12], [slachtoffer 7], [slachtoffer 4], [slachtoffer 11] en [slachtoffer 5] tot bedragen van respectievelijk € 400,00 , € 800,00 , € 1.000,00, € 1.600,00 en € 3.005,00. De verdediging heeft bepleit de benadeelde partijen [slachtoffer 7], [slachtoffer 11] en [slachtoffer 5] voor het meerdere gevorderde niet ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer 12] vordert een schadevergoeding van € 400,00.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 400,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit ter zake van materiële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert een schadevergoeding van € 1.800,00.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.340,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit ter zake van materiële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 1.000,00.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.000,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit ter zake van materiële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De benadeelde partij [slachtoffer 11] vordert een schadevergoeding van € 2.633,33.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 2.000,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit ter zake van materiële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een schadevergoeding van € 3.521,00.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 3.250,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit ter zake van materiële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen van de benadeelde partijen zal de rechtbank telkens tevens de schademaatregel opleggen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- een werkstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt behandeling en/of controles bij Tactus Verslavingszorg, of een andere, soortgelijke instelling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 12] van € 400,00 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 12], wonende te Almere, € 400,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 8 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] van € 1.340,00 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7], wonende te Almere, € 1.340,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 26 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van € 1.000,00 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], wonende te Almere, € 1.000,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 11] van
€ 2.000,00 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 11], wonende te Almere, € 2.000,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 40 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van € 3.250,00 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], wonende te Almere, € 3.250,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 65 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Wijnands-Veninga, voorzitter, mr. C.E. Buitendijk en mr. G. Blomsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 september 2009.
Mr. M.A. Wijnands-Veninga voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.