ECLI:NL:RBZLY:2009:BK0951

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
13 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.600724-09 (P)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door aanmerkelijke onvoorzichtigheid van beginnend bestuurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 13 oktober 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een beginnend bestuurder, die op 28 oktober 2008 in Zeewolde een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met een snelheid van 60 à 70 kilometer per uur, terwijl de maximaal toegestane snelheid 50 kilometer per uur was. Dit leidde tot een aanrijding met een tegemoetkomende auto, bestuurd door [slachtoffer], die ernstig letsel opliep, waaronder vier gekneusde ribben en nek- en schouderklachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig had gedragen door de snelheid te overschrijden en onvoldoende controle over zijn voertuig te houden in een scherpe bocht. De politie bevestigde dat het voertuig in goede staat was en dat er geen technische gebreken waren die het ongeval konden veroorzaken. De rechtbank verklaarde het bewezen dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld, wat leidde tot het ongeval en het letsel van het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen bij niet-naleving, en kreeg een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer en de status van de verdachte als beginnend bestuurder.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07.600724-09 (P)
Uitspraak : 13 oktober 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres].
1 Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2009. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek bevolen. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.E.M. van de Ven.
2 De tenlastelegging
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 oktober 2008 in de gemeente Zeewolde als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Gelderseweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met het door hem bestuurde motorrijtuig met een hogere dan de ter plaatse toegestane 50 kilometer per uur, in elk geval met een te hoge snelheid voor veilig verkeer te plaatse in een scherpe bocht in die Gelderse weg, zijn voertuig onvoldoende onder controle te houden en/of (vervolgens) met het door hem bestuurde motorrijtuig terecht te komen/te sturen op/naar de weghelft, die bestemd was voor het hem tegemoetkomende verkeer, terwijl op dat moment een motorrijtuig (personenauto van het merk BMW) over voornoemde weghelft hem tegemoet kwam rijden, waardoor hij verdachte is gebotst/aangereden/aangeleden tegen genoemd tegemoetkomend motorrijtuig, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten vier, in elk geval een aantal zwaar gekneusde ribben en/of (ernstig) nekletsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 oktober 2008 in de gemeente Zeewolde als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Gelderseweg, met het door hem bestuurde motorrijtuig met een hogere dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een te hoge snelheid voor veilig verkeer ter plaatse in een scherpe bocht in die Gelderseweg, zijn voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden en/of (vervolgens) met het door hem bestuurde motorrijtuig terecht is gekomen komen/heeft gestuurd op/naar de weghelft, die bestemd was voor het hem tegemoetkomende verkeer, terwijl op dat moment een motorrijtuig (personenauto van het merk BMW) over voornoemde weghelft hem tegemoet kwam rijden, waardoor hij verdachte is gebotst/aangereden/aangegleden tegen genoemd tegemoetkomend motorrijtuig, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd althans kon worden gehinderd.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 De vaststaande feiten
Verdachte reed op 28 oktober 2008 in een personenauto van het merk Seat Leon over de Gelderse weg in Zeewolde komende uit de richting van het Langezand. Uit de tegemoetkomende richting kwam een personenauto van het merk BMW. Verdachte heeft in de scherpe bocht in die weg de macht over het stuur verloren en kwam met zijn voertuig op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer. Vervolgens is verdachte met zijn voertuig frontaal tegen de BMW aangereden. De bestuurder van deze auto, [slachtoffer], is vervoerd naar het ziekenhuis en was in januari 2009 nog niet geheel hersteld van het letsel opgelopen bij de aanrijding. Hij is nog meerdere malen per week onder behandeling bij een fysiotherapeut.
4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft in haar ogen een grove verkeersfout gemaakt door welbewust en niet conform de verkeersregels een motorvoertuig met een snelheid van meer dan de maximaal toegestane 50 kilometer per uur een scherpe bocht in te sturen. Door deze grove verkeersfout, heeft het slachtoffer, [slachtoffer], letsel opgelopen. Dit letsel heeft hem verhinderd de normale bezigheden uit te oefenen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de verklaring afgelegd door [slachtoffer] , de verklaring van de bijrijder van verdachte, [getuige] , en de verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig zijn personenauto heeft bestuurd en vervolgens terecht is gekomen op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer waardoor hij tegen de personenauto van [slachtoffer] is aangereden en waardoor aan [slachtoffer] letsel werd toegebracht.
Uit de verklaring van [slachtoffer]: “Ik kon aan de beweging van de koplampen van deze auto zien dat hij erg hard reed.” en de verklaring van bijrijder [getuige]: “Ik denk dat wij te hard reden, ik denk dat wij ongeveer 100 kilometer per uur gereden hebben.” , is af te leiden dat verdachte zich niet aan de maximaal toegestane snelheid van 50 kilometer per uur heeft gehouden. Verdachte verklaart hier zelf over: “Ik reed ongeveer 60 à 70 kilometer per uur. Ik weet eigenlijk niet precies meer hoe hard ik reed want ik heb er eigenlijk niet opgelet.” Uit voornoemd verkeersgedrag kan in beginsel worden afgeleid dat de verdachte zich zodanig aanmerkelijk onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen, dat het veroorzaakte verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Verdachte heeft met betrekking tot de oorzaak van het ongeval verklaard: “In de bocht bij de potloden had ik het idee dat ik met mijn rechter voorwiel in de rechterberm terecht kwam. Ik voelde toen dat mijn auto gek ging doen en uitbrak aan de achterkant”.
De politie Flevoland heeft geconstateerd dat het voertuig voor het ongeval in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud was en geen gebreken vertoonde die van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval.
Nu derhalve geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de schuld van verdachte aan het ongeval uitsluiten, is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld door met een snelheid, hoger dan de maximaal toegestane, een scherpe bocht in te sturen en daardoor op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer terecht te komen, waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Daarbij is aan een ander lichamelijk letsel toegebracht waaruit verhindering in de uitoefening van diens normale bezigheden is ontstaan, immers, met betrekking tot het opgelopen letsel is gebleken dat het slachtoffer [slachtoffer] 7 dagen in het ziekenhuis opgenomen is geweest en onder meer vier gekneusde ribben had. Uit de verklaring van diens fysiotherapeut blijkt dat hij op 24 januari 2009 nog niet genezen was van de nek- en schouderklachten die hij ten gevolge van het ongeval heeft opgelopen. Het verwachte herstel was 6 weken tot 6 maanden. In zijn verklaring van 20 januari 2009 heeft het slachtoffer aangegeven dat hij op dat moment nog niet in staat is om goed te lopen of te fietsen of om iets op te tillen. .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder het primaire ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 28 oktober 2008 in de gemeente Zeewolde als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Gelderseweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig met het door hem bestuurde motorrijtuig met een hogere dan de ter plaatse toegestane 50 kilometer per uur, in een scherpe bocht in die Gelderse weg, zijn voertuig onvoldoende onder controle te houden en vervolgens met het door hem bestuurde motorrijtuig terecht te komen op de weghelft, die bestemd was voor het hem tegemoetkomende verkeer, terwijl op dat moment een motorrijtuig, personenauto van het merk BMW, over voornoemde weghelft hem tegemoet kwam rijden, waardoor hij verdachte is aangereden tegen genoemd tegemoetkomend motorrijtuig, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer], zodanig letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluit. Dit levert het volgende strafbare feit op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat uit aanmerkelijke onvoorzichtigheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
6 De strafbaarheid van de dader
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 30 dagen hechtenis. Voorts heeft zij de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden gevorderd. Zij heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat verdachte slechts zeven maanden in het bezit was van zijn rijbewijs en aldus een beginnend bestuurder was. Daarnaast heeft zij ook de gevolgen voor het slachtoffer meegewogen, gelet op eerdergenoemde verklaring van zijn fysiotherapeut.
7.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en de persoon van de verdachte, aan de verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende wordt overwogen.
Door verdachte’s schuld heeft een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij iemand zodaning lichamelijk letsel heeft bekomen, dat daarmee naast een ziekenhuisopname een langdurige therapie was gemoeid. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, temeer nu verdachte een beginnend bestuurder is, van wie als verkeersdeelnemer een nog grotere voorzichtigheid en oplettendheid dan in het algemeen geboden is, mag worden verwacht en geëist.
De rechtbank is van oordeel dat, gezien de ernst van het feit en de gevolgen van het ongeval, naast een werkstraf, een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen, dient te worden opgelegd. De rechtbank zal hiervan een gedeelte voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte er van te weerhouden om in de toekomst soortgelijke strafbare feiten te begaan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 3 september 2009.
8 De wettelijke voorschriften
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 60 uren, bij niet uit voeren te vervangen door 30 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf;
- ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 12 maanden. Hiervan zal een gedeelte van 6 maanden niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. C.P. Lunter, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en C.E. Buitendijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2009.
Mrs. C.E. Buitendijk en J.E. Doornwaard voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.