ECLI:NL:RBZLY:2009:BK0615

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
6 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607385-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met opzet en strafmaatmotivering

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 21 oktober 2007 in Almere opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan een persoon genaamd [slachtoffer], heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 6 oktober 2009 uitspraak gedaan. De verdachte is beschuldigd van zware mishandeling, waarbij hij de aangeefster meermalen heeft geduwd, geslagen en getrapt, terwijl zij op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefster als gevolg van deze mishandeling twee gebroken ribben heeft opgelopen, wat als zwaar lichamelijk letsel wordt aangemerkt. De verdediging betoogde dat er geen opzet was bij de verdachte, maar de rechtbank verwierp dit argument en oordeelde dat de verdachte willens en wetens de kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.

Tijdens de zitting op 22 september 2009 heeft de officier van justitie een werkstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden geëist. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals het feit dat de mishandeling bijna twee jaar geleden heeft plaatsgevonden en de verdachte sindsdien niet meer met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met een voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming de taakstraf kan worden omgezet in 100 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd van twee jaar opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het bevel tot voorlopige hechtenis is opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter mr. G.H. Meijer, met mrs. C.E. Buitendijk en C.P. Lunter als rechters.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.607385-07
Uitspraak: 6 oktober 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum],
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door L.F. Withaar-Weijns, advocaat te Lelystad.
De officier van justitie, mr. L.H.J. Vijlbrief heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het primair ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar..
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 oktober 2007 in de gemeente Almere aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (twee gebroken ribben), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- op/tegen het lichaam te duwen en/of
- op de mond en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen de borst, in ieder geval op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- in/tegen de zij, in ieder geval op/tegen het lichaam, te trappen en/of te schoppen (terwijl die [slachtoffer] zich op de grond bevond) en/of
- bij de keel/nek vast te pakken en/of (vervolgens) dicht te knijpen en/of (vervolgens) dicht te houden en/of (vervolgens) door elkaar te schudden;
althans, indien vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 oktober 2007 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- op/tegen het lichaam heeft geduwd en/of
- op de mond en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen de borst, in ieder geval op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- in/tegen de zij, in ieder geval op/tegen het lichaam, heeft getrapt en/of geschopt (terwijl die [slachtoffer] zich op de grond bevond) en/of
- bij de keel/nek heeft vastgepakt en/of (vervolgens) dicht heeft geknepen en/of (vervolgens) dicht heeft gehouden en/of (vervolgens) door elkaar heeft geschud,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 oktober 2007 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]),
- op/tegen het lichaam heeft geduwd en/of
- op de mond en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen de borst, in ieder geval op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- in/tegen de zij, in ieder geval op/tegen het lichaam, heeft getrapt en/of geschopt (terwijl die [slachtoffer] zich op de grond bevond) en/of
- bij de keel/nek heeft vastgepakt en/of (vervolgens) dicht heeft geknepen en/of (vervolgens) dicht heeft gehouden en/of (vervolgens) door elkaar heeft geschud,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
BEWIJS
Door de raadsvrouw van verdachte is allereerst betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van de mishandeling door verdachte. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat er zich geen deugdelijke medische verklaring in het dossier bevindt. In het dossier bevindt zich slechts een geneeskundige verklaring, echter uit deze verklaring kan niet worden opgemaakt dat deze betrekking heeft op de aangeefster. Bovendien kan er met slechts uitwendig onderzoek niet worden vastgesteld of er al dan niet sprake is van een breuk.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw. In het dossier bevindt zich een aanvraag medische informatie over aangeefster. Dit formulier vermeldt de naam van aangeefster en is door aangeefster ondertekend. Op de volgende (doorgenummerde) pagina staat vermeld dat aangeefster twee gebroken ribben heeft. Deze verklaring is ondertekend door een arts. De rechtbank is van oordeel dat door middel van deze verklaring kan worden vastgesteld dat aangeefster als gevolg van de mishandeling door verdachte twee gebroken ribben heeft opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit de geneeskundige verklaring tevens blijkt dat de herstelperiode 4 tot 6 weken zal bedragen.
Voorts is door de raadsvrouw betoogd dat bij verdachte geen sprake was van opzet, ook niet in voorwaardelijk zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank volgt de verdediging niet in dit betoog. Verdachte heeft aangeefster geduwd, tegen het hoofd geslagen en haar doelbewust en met kracht in haar zij getrapt terwijl zij op de grond lag. Door aldus te handelen heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster als gevolg van zijn handelen zwaar lichamelijk letsel op zou oplopen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 21 oktober 2007 in de gemeente Almere aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (twee gebroken ribben), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen (met kracht)
- tegen het lichaam te duwen en
- op de mond en tegen het hoofd en tegen de borst te slaan en te stompen en
- tegen de zij te trappen en te schoppen (terwijl die [slachtoffer] zich op de grond bevond)
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Zware mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan heeft de rechtbank in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zijn partner zwaar heeft mishandeld, waardoor zij angst en pijn heeft ondervonden. Verdachte heeft hiermee zijn partner niet alleen respectloos behandeld, maar tevens zeer ernstig inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit.
De rechtbank houdt echter ook rekening met het feit dat deze mishandeling bijna twee jaar geleden is gepleegd en verdachte sindsdien niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Tevens brengt de rechtbank op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht bij het opleggen van na te melden straf in rekening de straf die de verdachte bij vonnis van de politierechter d.d. 30 juli 2008 terzake van mishandeling is opgelegd.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 3 december 2007, uitgebracht door Reclassering Nederland. Gelet op dit rapport en op het feit dat verdachte nog steeds een relatie heeft met aangeefster acht de rechtbank een deels voorwaardelijke straf aangewezen, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te begaan.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten een werkstraf tot het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 200 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, de taakstraf wordt vervangen door 100 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf .
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mrs. C.E. Buitendijk en C.P. Lunter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2009.
Mr. G.H. Meijer voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.