ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ6975
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Tijdelijke ontheffing voor bouw noodschool in Deventer
Op 4 september 2009 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak gedaan in een zaak betreffende een tijdelijke ontheffing voor de bouw van een noodschool in Deventer. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een beroepsprocedure tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Deventer, dat op 8 juli 2009 een tijdelijke ontheffing heeft verleend voor de bouw van een noodschool voor basisonderwijs. De ontheffing was verleend op grond van artikel 3.22 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en was bedoeld om te voorzien in een tijdelijke behoefte aan onderwijs in de wijk Spijkvoorderenk.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de bouw van de noodschool in beginsel voldoet aan het wettelijk criterium voor tijdelijke behoefte, maar dat er onvoldoende bewijs was dat het definitieve schoolgebouw binnen de wettelijke termijn van vijf jaar gereed zou zijn. De voorzieningenrechter stelde vast dat de noodschool in strijd was met het geldende bestemmingsplan, dat de bestemming 'Woondoeleinden' had. De voorzieningenrechter vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het beroep gegrond, waarbij het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. Tevens werd bepaald dat de gemeente Deventer het griffierecht van € 150 aan de verzoekers diende te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van concrete gegevens om de tijdelijkheid van de behoefte aan de noodschool te onderbouwen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gemeente niet voldoende had aangetoond dat de noodschool niet langer dan vijf jaar op het perceel aanwezig zou zijn, wat leidde tot de conclusie dat de ontheffing onrechtmatig was verleend. De uitspraak heeft implicaties voor de wijze waarop tijdelijke ontheffingen worden verleend en de noodzaak om de tijdelijkheid van dergelijke voorzieningen adequaat te onderbouwen.