RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht – Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.607359-08 (P)
Tegenspraak
Datum uitspraak: 23 juni 2009
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg. Het onderzoek is gehouden op de zitting van 9 juni 2009, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. Polat, advocaat te Lelystad.
Tijdens de behandeling hebben de officier van justitie, mr. B.E.M. van de Ven, en de verdediging hun standpunten kenbaar gemaakt.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 oktober 2008 in de gemeente Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met kracht, meermalen, althans eenmaal, in of tegen die [slachtoffer] haar gezicht en/of tegen of op haar oor/oren en/of tegen haar nek/hals, althans tegen of op haar hoofd en/of haar lichaam, heeft gestompt en/of geslagen en/of
- met kracht, meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] tegen of op haar been/benen, althans haar lichaam, heeft geschopt en/of getrapt en/of - met kracht, meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] tegen een deurklink en/of tegen een muur heeft geduwd, waardoor of waarna die [slachtoffer] op de grond viel of terechtkwam en/of
- met kracht, meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] aan haar haren heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het voorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 oktober 2008 in de gemeente Lelystad opzettelijk mishandeld een persoon (te weten [slachtoffer]),
- met kracht, meermalen, althans eenmaal, in of tegen haar gezicht en/of tegen of op haar oor/oren en/of tegen haar nek/hals, althans tegen of op haar hoofd en/of haar lichaam, heeft gestompt en/of geslagen en/of
- met kracht, meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] tegen of op haar been/benen, althans haar lichaam, heeft geschopt en/of getrapt en/of
- met kracht, meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] tegen een deurklink en/of tegen een muur heeft geduwd, waardoor of waarna die [slachtoffer] op de grond viel of terechtkwam en/of
- met kracht, meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] aan haar haren heeft getrokken,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 23 oktober 2008 in de gemeente Lelystad opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet die [slachtoffer] in een aan de [adres] gelegen woning heeft gehouden en/of de/een (toegangs)deur(en) van die woning heeft vergrendeld of afgesloten en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in of tegen haar gezicht, althans haar hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, aan haar haren heeft getrokken op het moment dat die [slachtoffer] door een raam naar buiten wilde klimmen, in elk geval die [slachtoffer] heeft belet te gaan waarheen zij zich wilde begeven;
3.
hij op of omstreeks 24 juni 2008 in de gemeente Lelystad opzettelijk en wederrechtelijk (een of meer ruit(en) van) een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1. subsidiair, 2. en 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte refereert zich voor wat de bewezenverklaring van feit 1. en 2. betreft aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte ontkent feit 1. en 2. gepleegd te hebben. Hij verklaart dat het slachtoffer zichzelf heeft geslagen. Verdachte heeft feit 3. bekend. Ook ten aanzien van dit feit refereert de raadsman zich voor wat de bewezenverklaring betreft aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek op voornoemde zitting naar voren is gebracht.
Feit 1.:
Het slachtoffer verklaart dat verdachte haar een keer of vier geslagen heeft op haar gezicht, in haar nek en op haar oor. Getuige [getuige], de zoon van het slachtoffer, verklaart dat verdachte zijn moeder in het gezicht en op haar wang heeft geslagen. Op de foto’s van het slachtoffer is te zien dat het slachtoffer letsel heeft in haar gezicht.
Het slachtoffer verklaart voorts dat verdachte haar aan haar haren heeft getrokken toen zij via het raam naar buiten wilde gaan. Hiervan voelde zij een pijnscheut aan haar hoofd. Eerdergenoemde getuige [getuige] bevestigt deze verklaring.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee vast komen te staan dat verdachte het slachtoffer mishandeld heeft. De verklaring van verdachte dat het slachtoffer zichzelf geslagen zou hebben acht de rechtbank bovendien niet aannemelijk.
Feit 2.:
Verbalisanten [verbalisant], [verbalisant] en [verbalisant] verklaren dat toen zij bij de woning van verdachte kwamen, de achterdeur op slot zat. Het slachtoffer probeerde de deur te openen maar dat kon zij niet. Verdachte heeft de deur vervolgens geopend.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de achterdeur op slot had gedaan omdat hij niet wilde dat het slachtoffer met hun dochter weg zou gaan.
Het slachtoffer verklaart dat zij niet naar buiten kon, want als zij in de buurt van de deur kwam sloeg verdachte haar weer. Zij had geen sleutel van de achterdeur omdat verdachte de sloten van de achterdeur een keer had laten vervangen. Voorts verklaart zij dat verdachte haar aan haar haren heeft getrokken toen zij via het raam naar buiten wilde gaan.
Getuige [getuige] verklaart dat verdachte alles op slot deed. Voorts bevestigt hij de verklaring van het slachtoffer dat verdachte haar bij haar haren beetpakte toen zij via het raam naar buiten wilde gaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee vast komen te staan dat verdachte het slachtoffer wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd heeft en beroofd heeft gehouden.
Feit 3.:
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de inhoud van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 juni 2009;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, nummer 2008046960-10, opgemaakt en ondertekend door de verbalisant [verbalisant] op
25 juni 2008, inhoudende de verklaring van [slachtoffer];
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte, nummer 200804960-21, opgemaakt en ondertekend door de verbalisant [verbalisant] op 27 juni 2008.
Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht volstaat de rechtbank met een opgave van de voornoemde bewijsmiddelen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1. subsidiair,
2. en 3. ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 23 oktober 2008 in de gemeente Lelystad opzettelijk heeft mishandeld een persoon (te weten [slachtoffer]), doordat hij
-met kracht, meermalen tegen haar gezicht en tegen of op haar oor en tegen haar nek heeft geslagen en
- met kracht eenmaal die [slachtoffer] aan haar haren heeft getrokken,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 23 oktober 2008 in de gemeente Lelystad opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, doordat hij met dat opzet die [slachtoffer] in een aan de [adres] gelegen woning heeft gehouden en de toegangsdeuren van die woning heeft vergrendeld of afgesloten en die [slachtoffer] aan haar haren heeft getrokken op het moment dat die [slachtoffer] door een raam naar buiten wilde klimmen, in elk geval die [slachtoffer] heeft belet te gaan waarheen zij zich wilde begeven;
3.
hij op 24 juni 2008 in de gemeente Lelystad opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een auto toebehorende aan [slachtoffer] heeft vernield.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1. subsidiair:
Mishandeling
Feit 2.:
Opzettelijk iemand van de vrijheid beroven/beroofd houden
Feit 3.:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
Er zijn evenmin feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
7. De oplegging van straf of maatregel
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- verdachte vrij te spreken van het onder 1. primair ten laste gelegde:
- de veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1. subsidiair, 2. en 3. ten laste gelegde tot:
? een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 180 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis;
? een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt het volgen van een behandeling in De Waag of een soortgelijke instelling.
De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat zij het verdachte zwaar aanrekent dat hij het slachtoffer heeft mishandeld in het bijzijn van haar zoon. Ook heeft verdachte reeds documentatie op het gebied van geweldsdelicten.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat een werkstraf moeilijk te combineren is met het werk van verdachte. Hij werkt als zelfstandige op projectbasis en is in zijn werk afhankelijk van de vorderingen van het werk van anderen. Hij moet altijd inzetbaar zijn, waardoor het lastig is om een werkstraf in te plannen. Verdachte verzoekt dan ook om hem in plaats van een werkstraf een geldboete op te leggen. Voor het overige refereert de verdediging zich voor wat de strafoplegging betreft aan het oordeel van de rechtbank.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 9 april 2009;
- een voorlichtingsrapport d.d. 25 november 2008, uitgebracht door M. van Norde, reclasseringswerker van Reclassering Nederland;
- een adviesrapport d.d. 9 januari 2009, uitgebracht door N. Bastiaan, reclasseringswerker van Reclassering Nederland;
- een afloopbericht toezicht d.d. 4 maart 2009, uitgebracht door N. Bastiaan, reclasseringswerker van Reclassering Nederland;
- de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf, de vaststelling en de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank zal een lagere werkstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, nu ter terechtzitting is gebleken dat een werkstraf voor verdachte in verband met zijn werkzaamheden zeer moeilijk uitvoerbaar is en de kans bestaat dat verdachte bij langdurige afwezigheid bij projecten opdrachten zal mislopen en zelfs zijn werk zal kunnen verliezen, waardoor ook het slachtoffer en de tot het gezin van verdachte behorende kinderen gedupeerd zullen worden.
Daar staat tegenover dat de rechtbank de verdachte tot een hogere gevangenisstraf zal veroordelen dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafafdoening van de zaak miskend zouden worden. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat huiselijk geweld niet alleen beangstigend is voor het slachtoffer, maar ook voor de overige leden van het gezin. De rechtbank rekent het verdachte in dit kader zwaar aan dat hij het slachtoffer heeft mishandeld in het bijzijn van haar zoon.
De rechtbank zal de gevangenisstraf echter geheel voorwaardelijk opleggen, nu zij het vooral van belang acht dat verdachte niet nogmaals dergelijk feiten pleegt. Verdachte is immers reeds eerder veroordeeld voor geweldsdelicten. Nu verdachte weer met het slachtoffer samenwoont, is volgens de reclassering de kans op herhaling groot. Een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur dient dan ook een stevige stok achter de deur te vormen. De rechtbank overweegt daarbij wel ten voordele van verdachte dat niet gebleken is dat zich wederom geweldsincidenten hebben voorgedaan in de periode waarin hij nu weer met het slachtoffer samenwoont.
De rechtbank zal voorts als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht opleggen, waarvan een behandeling bij De Waag onderdeel uitmaakt. De rechtbank wijst daarbij op het adviesrapport van Reclassering Nederland, waarin reclasseringswerker M. van Norde heeft geconcludeerd dat het recidivegevaar hoog is als verdachte zich niet laat behandelen terwijl hij wel weer met het slachtoffer gaat samenwonen. Nu verdachte inmiddels weer met het slachtoffer samenwoont, is het van belang dat hij inzicht krijgt in zijn functioneren en leert om te gaan met zijn problemen. De rechtbank acht een behandeling derhalve noodzakelijk. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij een behandeling bij De Waag zinvol acht.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank de na te noemen straf passend.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De oplegging van straf of maatregel is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 282, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 1. subsidiair, 2. en 3. ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is daarom strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 60 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf.
De tijd door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag.
De rechtbank veroordeelt de verdachte voorts tot een gevangenisstraf voor de duur
van 4 maanden.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, hem te geven door of namens Reclassering Nederland, ook indient dit inhoudt het volgen van een behandeling bij De Waag, dan wel een andere soortgelijke instelling, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Aldus gewezen door mr. C.E. Buitendijk, voorzitter, mrs. G. Blomsma en J.P.C. Obbink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Schoo, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2009.
Mr. Blomsma voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.