ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ4582

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
14 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607361-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huiselijk geweld en bedreiging met een mes

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 14 juli 2009, stond de verdachte terecht voor huiselijk geweld en bedreiging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 25 oktober 2008 in Zeewolde opzettelijk zijn partner, aangeduid als [slachtoffer], heeft mishandeld en bedreigd met een mes. De feiten kwamen aan het licht na meldingen van ruzie en geweld, waarbij de politie ter plaatse kwam en de aangeefster letsel constateerde. De verdachte werd eerder veroordeeld voor een geweldsdelict, wat de rechtbank in haar overwegingen meenam. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangeefster en getuigen betrouwbaar en voldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van geweld binnen de relationele sfeer en de impact op de slachtoffers. De beslissing werd genomen na zorgvuldige afweging van de omstandigheden en de persoon van de verdachte, waarbij ook eerdere rapportages van reclassering in acht werden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.607361-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 juli 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende [adres] te [woonplaats].
Raadsman mr. B. Bijlsma advocaat te Almere.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 juni 2009, waarbij de officier van justitie, mr. J.T.D. Stoffels, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 25 oktober 2008 in de gemeente Zeewolde (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- in de nek en/of bij een/de arm(en), in ieder geval bij/in het lichaam, heeft vastgepakt/beetgepakt en/of (vervolgens) heeft geknepen en/of
- tegen een muur heeft aangegooid/geduwd en/of
- op/tegen/in het lichaam heeft geduwd en/of
- op/tegen/in het lichaam heeft getrapt en/of geschopt,
waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden
2.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 25 oktober 2008 in de gemeente Zeewolde (telkens) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een (koks/slagers)mes, in ieder geval een dergelijk voorwerp, gepakt en/of
- (vervolgens) dat (koks/slagers)mes, in ieder geval dat dergelijke voorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] gehouden, in ieder geval aan die [slachtoffer] dat (koks/slagers)mes, in ieder geval dat dergelijke voorwerp, getoond, in ieder geval zichtbaar voor die [slachtoffer] vastgehouden en/of (daarbij) meermalen, in ieder geval éénmaal, deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ga niet weg, ik ga je dood maken." en/of "Ik ga je doodmaken. Ik kan je beter doodmaken in het ziekenhuis dan hier thuis." en/of "Als je naar buiten gaat, maak ik je dood.", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 11 juli 2008 in de gemeente Zeewolde opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, in ieder geval éénmaal, (in een (rijdende) auto) (met kracht) aan de haren heeft getrokken (in de richting van het dashboard, waardoor het hoofd van die [slachtoffer] tegen dat dashboard aankwam), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Vaststaande feiten
Op 11 juli 2008 omstreeks 22.35 uur kregen verbalisanten het verzoek om te gaan naar de [adres] naar aanleiding van een gedane melding dat een man en een vrouw ruzie zouden hebben in een auto, waarbij de vrouw door de man werd geslagen. Ter plaatse stapte een vrouw in paniek uit de auto. De vrouw deelde mede dat zij was geslagen door de man in de auto. Een van de verbalisanten nam een zwelling en een rode verkleuring waar boven het linkeroog van de vrouw. Hierop is de man, te weten verdachte, door de verbalisanten aangehouden.
Op 11 juli 2008 te 23.04 uur doet de vrouw, te weten aangeefster [slachtoffer], aangifte van mishandeling gepleegd op diezelfde dag.
Op 12 juli 2008 te 09.40 uur heeft verdachte een verklaring afgelegd.
Op 25 oktober 2008 kregen verbalisanten het verzoek om te gaan naar de [adres] naar aanleiding van een gedane melding dat aldaar een vechtpartij plaats zou vinden. Ter plaatse sprak aangeefster [slachtoffer] verbalisanten aan en verklaarde dat zij is mishandeld en bedreigd door verdachte. Hierop is verdachte aangehouden.
Op 25 oktober 2008 deed aangeefster aangifte van mishandeling en bedreiging. Tijdens de aangifte constateerde de verbalisant bij aangeefster meerdere blauwe plekken en bloeduitstortingen, alsmede een gezwollen bovenlip. Op diezelfde dag werd [getuige] als getuige gehoord. Verdachte is naar aanleiding van de door [slachtoffer] gedane aangifte meerdere malen gehoord.
Op 2 november 2008 werd [getuige 2] als getuige gehoord.
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte al hetgeen hem ten laste is gelegd, heeft begaan.
T.a.v. feit 1.
De officier van justitie baseert zich op de aangifte van [slachtoffer], de getuigenverklaringen van [getuige] en [getuige 2] en het proces-verbaal van bevindingen, waaruit blijkt dat de politie letsel bij aangeefster waar heeft genomen. De verklaring van aangeefster strookt niet geheel met de getuigenverklaringen omtrent het slaan, echter hier staat tegenover dat het een hectische situatie was, hetgeen kan leiden tot uiteenlopende verklaringen.
T.a.v. feit 2.
De officier van justitie baseert zich op de aangifte van [slachtoffer] en de getuigenverklaringen van [getuige] en [getuige 2]. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat aangeefster of de getuigen met hun verklaringen de verdachte ten onrechte hebben willen beschuldigen. Dit blijkt niet uit enige verklaring.
T.a.v. feit 3.
De officier van justitie baseert zich op de aangifte van [slachtoffer] en het door de politie geconstateerde letsel.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
T.a.v. feit 1.
Volgens verdachtes verklaring is hij aangevallen door [getuige 2]. Aangeefster is tussenbeide gekomen, waardoor het niet duidelijk is door wie zij is geraakt en wie de blauwe plekken op haar armen heeft veroorzaakt. De verdediging stelt zich op het standpunt dat vrijspraak dient te volgen.
T.a.v. feit 2.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet alle drie betrokkenen/getuigen verklaren over het mes dat verdachte in zijn handen zou hebben gehad. Verdachte heeft verklaard dat [getuige 2] hem heeft aangevallen. Uit de verklaring van [getuige 2] blijkt dat hij zich niet bedreigd heeft gevoeld en dat hij geen mes heeft gezien.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen, aangezien overtuigend bewijs ontbreekt.
T.a.v. feit 3.
De verdediging acht de sepotbeslissing die destijds door de officier van justitie is gegeven de juiste afdoening.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen. De verklaringen van aangeefster en verdachte staan lijnrecht tegenover elkaar. In het dossier bevindt zich geen aanvullend bewijs, waardoor onvoldoende wettig bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
T.a.v. feit 1.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar heeft beetgepakt. Ook getuige [getuige] heeft verklaard dat aangeefster is vastgepakt en dat zij door verdachte tegen de muur is geduwd. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat aangeefster tegen de muur is gegooid door verdachte. De verbalisant heeft tijdens het opnemen van de aangifte waargenomen dat aangeefster blauwe plekken had in de vorm van vingers. Rondom die blauwe plekken zag verbalisant bloeduitstortingen. De verbalisant heeft eveneens een gezwollen lip bij aangeefster waargenomen.
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster en de getuigen voldoende duidelijk en betrouwbaar, mede bezien in het licht van het geconstateerde letsel door de verbalisant. Dat iemand anders verantwoordelijk is voor het ontstane letsel van aangeefster is niet aannemelijk geworden. Evenmin is aannemelijk geworden dat aangeefster en de getuigen hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd, om verdachte te beschuldigen, zoals verdachte heeft aangevoerd.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend te bewijzen.
T.a.v. feit 2.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte een groot mes in zijn hand had en tegen haar zei “Ga niet weg, ik ga je dood maken”. Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij verdachte hoorde zeggen “Ik ga je doodmaken. Ik kan je beter dood maken in het ziekenhuis dan hier thuis.”en “Als je naar buiten gaat maak ik je dood”. Deze getuige heeft het mes gezien. Getuige [getuige 2] heeft eveneens verklaard gezien te hebben dat verdachte een mes in zijn handen had.
De rechtbank acht deze verklaringen voldoende duidelijk en betrouwbaar en acht het ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend te bewijzen.
T.a.v. feit 3.
De rechtbank acht op grond van de aangifte van [slachtoffer] en de constatering door de verbalisant van enig letsel bij aangeefster wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte aangeefster [slachtoffer] heeft mishandeld. De verklaring van aangeefster komt overeen met het door de verbalisant geconstateerde letsel.
Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster enkel bij haar haren heeft vastgepakt en dat aangeefster met haar hoofd tegen het dashboard is gevallen toen hij moest remmen.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet aannemelijk. Bovendien is niet aannemelijk geworden dat aangeefster in strijd met de waarheid haar verklaring bij de politie heeft afgelegd of dat haar verklaring door de politie onjuist is geverbaliseerd omdat aangeefster, volgens verdachte, de Nederlandse taal niet voldoende beheerst.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 25 oktober 2008 in de gemeente Zeewolde telkens opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer], meermalen, met kracht
- bij het lichaam, heeft vastgepakt/beetgepakt en/of (vervolgens) heeft geknepen en
- tegen een muur heeft geduwd en
- tegen het lichaam heeft geduwd,
waardoor deze telkens letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
2.
op 25 oktober 2008 in de gemeente Zeewolde telkens [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een mes gepakt en
- vervolgens aan die [slachtoffer] dat mes getoond en daarbij meermalen, deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ga niet weg, ik ga je dood maken." en "Ik ga je doodmaken. Ik kan je beter doodmaken in het ziekenhuis dan hier thuis." en "Als je naar buiten gaat, maak ik je dood.".
3.
op 11 juli 2008 in de gemeente Zeewolde opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer], (in een auto) met kracht aan de haren heeft getrokken (in de richting van het dashboard, waardoor het hoofd van die [slachtoffer] tegen dat dashboard aankwam), waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert het volgende strafbare feit op:
T.a.v. feit 1:
Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 3:
Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 (honderdentwintig) uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar.
De officier van justitie heeft hierbij overwogen dat verdachte en aangeefster een relatie hadden ten tijde van de gepleegde feiten en dat die relatie thans nog steeds bestaat. Bovendien was verdachte, vanwege het voorwaardelijke sepot met betrekking tot het feit van 11 juli 2008, een gewaarschuwd persoon, die desondanks binnen korte tijd wederom de fout in is gegaan.
7.2 Het standpunt van de verdediging
Gezien het feit dat de verdediging zich op het standpunt heeft gesteld dat vrijspraak dient te volgen ten aanzien hetgeen verdachte is ten laste gelegd, heeft zij zich onthouden van een standpunt omtrent een eventuele strafoplegging.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft op 11 juli 2008 zijn vriendin, te weten [slachtoffer], mishandeld.
Verdachte heeft zich kennelijk niets gelegen laten liggen aan de waarschuwing van de officier van justitie, vanwege die mishandeling gedaan, in de vorm van een voorwaardelijke niet-vervolging met een proeftijd van één jaar. Ondanks dat voorwaardelijke sepot van 22 augustus 2008 heeft verdachte immers korte tijd later, te weten op 25 oktober 2008, zijn vriendin wederom mishandeld en haar tevens bedreigd.
De rechtbank tilt zwaar aan geweld en bedreiging binnen de relationele sfeer. In huis en bij zijn partner behoort men zich veilig te kunnen voelen. Het handelen van verdachte vormt dan ook een ernstige inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer.
Ten voordele van verdachte acht de rechtbank het gegeven dat verdachte in het verleden niet eerder met politie en justitie in contact is geweest ten aanzien van geweldsdelicten.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een werkstraf, in combinatie met een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf een passende reactie is op de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor nader te noemen duur teneinde de ernst van de feiten te benadrukken en verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. De rechtbank acht dit van bijzonder belang, aangezien verdachte en het slachtoffer [slachtoffer] thans nog steeds een relatie hebben en samenwonen.
Bij de bepaling van de hierna te noemen straf heeft de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening gehouden met de omstandigheid, dat verdachte op 13 oktober 2008 door de Politierechter te Zwolle is veroordeeld en nu opnieuw wordt schuldig verklaard aan een misdrijf, voor de hierboven genoemde datum gepleegd.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 5 juni 2009;
- een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 2 februari 2009, uitgebracht door P. Leek, reclasseringswerker, namens Reclassering Nederland;
- een de verdachte betreffend adviesrapport d.d. 21 augustus 2008, uitgebracht door B. Fintelman, reclasseringswerker, namens Reclassering Nederland.
8 Het beslag
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met behulp van het in beslag genomen voorwerp.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 63, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- een werkstraf van 120 (honderd en twintig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 (twee) weken, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen voorwerp, te weten: een mes.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. C.E. Buitendijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 juli 2009.
Mr. G.H. Meijer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.