T.a.v. feit 2.
De officier van justitie baseert zich op de aangifte van [slachtoffer] en de getuigenverklaringen van [getuige] en [getuige 2]. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat aangeefster of de getuigen met hun verklaringen de verdachte ten onrechte hebben willen beschuldigen. Dit blijkt niet uit enige verklaring.
T.a.v. feit 3.
De officier van justitie baseert zich op de aangifte van [slachtoffer] en het door de politie geconstateerde letsel.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
T.a.v. feit 1.
Volgens verdachtes verklaring is hij aangevallen door [getuige 2]. Aangeefster is tussenbeide gekomen, waardoor het niet duidelijk is door wie zij is geraakt en wie de blauwe plekken op haar armen heeft veroorzaakt. De verdediging stelt zich op het standpunt dat vrijspraak dient te volgen.
T.a.v. feit 2.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet alle drie betrokkenen/getuigen verklaren over het mes dat verdachte in zijn handen zou hebben gehad. Verdachte heeft verklaard dat [getuige 2] hem heeft aangevallen. Uit de verklaring van [getuige 2] blijkt dat hij zich niet bedreigd heeft gevoeld en dat hij geen mes heeft gezien.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen, aangezien overtuigend bewijs ontbreekt.
T.a.v. feit 3.
De verdediging acht de sepotbeslissing die destijds door de officier van justitie is gegeven de juiste afdoening.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen. De verklaringen van aangeefster en verdachte staan lijnrecht tegenover elkaar. In het dossier bevindt zich geen aanvullend bewijs, waardoor onvoldoende wettig bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
T.a.v. feit 1.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar heeft beetgepakt. Ook getuige [getuige] heeft verklaard dat aangeefster is vastgepakt en dat zij door verdachte tegen de muur is geduwd. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat aangeefster tegen de muur is gegooid door verdachte. De verbalisant heeft tijdens het opnemen van de aangifte waargenomen dat aangeefster blauwe plekken had in de vorm van vingers. Rondom die blauwe plekken zag verbalisant bloeduitstortingen. De verbalisant heeft eveneens een gezwollen lip bij aangeefster waargenomen.
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster en de getuigen voldoende duidelijk en betrouwbaar, mede bezien in het licht van het geconstateerde letsel door de verbalisant. Dat iemand anders verantwoordelijk is voor het ontstane letsel van aangeefster is niet aannemelijk geworden. Evenmin is aannemelijk geworden dat aangeefster en de getuigen hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd, om verdachte te beschuldigen, zoals verdachte heeft aangevoerd.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend te bewijzen.