ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ2489

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
14 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607117-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en mishandeling van NS personeel in Almere

Op 5 april 2009 vond er een incident plaats in de gemeente Almere waarbij de verdachte, die niet in het bezit was van een geldig vervoersbewijs, personeel van de NS bedreigde en mishandelde. Tijdens een controle door het personeel van de NS, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], werd de verdachte aangesproken. De verdachte heeft [slachtoffer 1], een buitengewoon opsporingsambtenaar, bedreigd met de woorden: 'Ik ga je in het spoor duwen' en 'Ik ga je in het spoor gooien'. Daarnaast heeft hij [slachtoffer 2] met kracht tegen de borst geduwd, wat leidde tot pijn en letsel. De rechtbank heeft de zaak op 30 juni 2009 inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding ten aanzien van de bedreiging nietig was, maar dat de bedreiging met woorden en de mishandeling van [slachtoffer 2] wel bewezen konden worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 weken op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het strafrechtelijk verleden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
parketnummer: 07.607117-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 juli 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres],
thans verblijvende in de P.I. Flevoland, Huis van Bewaring Lelystad te Lelystad.
Raadsman mr. G.I. Roos, advocaat te Almere.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 juni 2009, waarbij de officier van justitie, mr. C.J.W.M. Janssen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 april 2009 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] (buitengewoon opsporingsambtenaar bij NS Team Service en Veiligheid), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet terwijl die [slachtoffer 1] op de rand van een perron stond, die [slachtoffer 1] een of meermalen tegen het lichaam heeft geduwd en/of die [slachtoffer 1] bij de revers van zijn uniform heeft gepakt en/of een of meermalen een slaande beweging in de richting van het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt, terwijl hij tegen die van [slachtoffer 1] heeft gezegd "Ik ga je in het spoor duwen" en/of "Ik ga je in het spoor gooien", in elk geval woorden van een dergelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 05 april 2009 in de gemeente Almere [slachtoffer 1] (buitengewoon opsporingsambtenaar bij NS Team Service en Veiligheid) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend terwijl die [slachtoffer 1] op de rand van een perron stond, die [slachtoffer 1] een of meermalen tegen het lichaam geduwd en/of die [slachtoffer 1] bij de revers van zijn uniform gepakt en/of een of meermalen een slaande beweging in de richting van het gezicht van die [slachtoffer 1] gemaakt en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik ga je in het spoor duwen" en/of "Ik ga je in het spoor gooien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 05 april 2009 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), met (grote) kracht tegen de borst, in elk geval tegen het lichaam heeft geduwd/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3 De voorvragen
3.1 De geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank acht de tenlastelegging ten aanzien van het onder 1., eerste cumulatief/alternatief, onduidelijk.
Door de wijze van ten laste leggen blijkt niet ondubbelzinnig welk strafbaar feit hier aan verdachte wordt ten laste gelegd. De rechtbank constateert dat de tenlastelegging aanvangt met een poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel doch dat in de feitelijke omschrijving daarvan wordt voortgegaan met het strafbare feit van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, op zodanige wijze dat onvoldoende duidelijk is welk strafbare feit hier is bedoeld ten laste te leggen, mede gezien de context van de gehele tenlastelegging onder 1. waarbij in het tweede gedeelte eveneens een bedreiging wordt ten laste gelegd. De rechtbank is van oordeel dat dit gedeelte van de tenlastelegging, nu sprake is van een obscuur libel, niet voldoet aan de eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering daaraan stelt en zal dit deel van de dagvaarding (partieel) nietig verklaren.
3.2 De overige voorvragen
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Vaststaande feiten
Op 5 april 2009 omstreeks 16.23 uur werd door personeel van Service en Veiligheid van de NS een controle uitgevoerd op het bezit van vervoersbewijzen op de trein van Weesp naar Almere Muziekwijk. De controleploeg bestond uit [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [X] en [Y].
Tijdens deze controle bleek verdachte niet in het bezit van een geldig vervoersbewijs te zijn.
Op 5 april 2009 omstreeks 16.40 uur kreeg personeel van de regiopolitie Flevoland de melding om te gaan naar het station Almere Muziekwijk in verband met een reiziger, te weten verdachte, die zijn identiteit niet kenbaar wilde maken. Op 5 april 2009 omstreeks 16.50 uur werd verdachte aangehouden.
Op 5 april 2009 te 19.57 uur werd aangifte gedaan door [slachtoffer 1] van poging tot zware mishandeling, bedreiging en belediging, volgens aangever hem aangedaan door verdachte. Tegelijkertijd werd aangifte gedaan door [slachtoffer 2] van mishandeling, volgens aangeefster haar aangedaan door verdachte.
Op 5 april 2009[X] als getuige een verklaring afgelegd. Een dag later heeft [Y] als getuige een verklaring afgelegd.
Verdachte heeft naar aanleiding van zijn aanhouding enkele malen een verklaring afgelegd.
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte al hetgeen hem ten laste is gelegd heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], alsmede de getuigenverklaring[X] en [Y]. Bovendien heeft verdachte bekend dat hij bedreigende woorden heeft gebezigd.
De officier van justitie acht de verklaring van verdachte voor het overige ongeloofwaardig.
4.3 Het standpunt van de verdediging
T.a.v. feit 1 eerste cumulatief/alternatief.
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van feit 1 eerste cumulatief/alternatief en wijst daarbij op de verschillen tussen de verklaringen van de aangever [slachtoffer 1] en de getuigen [slachtoffer 2], [X] en [Y]. Bovendien ontbrak bij verdachte het (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, volgens de verdediging.
T.a.v. feit 1 tweede cumulatief/alternatief.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van feit, 1 tweede cumulatief/alternatief.
T.a.v. feit 2.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van dit feit vrijspraak dient te volgen. Verdachte heeft bekend dat hij aangeefster opzij heeft geduwd. De duw was niet gericht op het toebrengen van pijn en/of letsel bij aangeefster. Bij verdachte ontbrak het (voorwaardelijk) opzet op de mishandeling.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
T.a.v. feit 1 eerste alternatief/cumulatief.
De rechtbank komt niet toe aan een beoordeling van het bewijs, aangezien de rechtbank (zie hiervoor onder 3.1) tot het oordeel is gekomen dat de dagvaarding ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging nietig verklaard dient te worden.
T.a.v. feit 1 tweede alternatief/cumulatief.
De rechtbank acht dit feit voor wat betreft de verbale dreiging wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht het duwen als bedreiging niet bewezen. Weliswaar is vast komen te staan dat het slachtoffer op enig moment is geduwd, maar niet is vast komen te staan dat dit ook onderdeel van de bedreiging uitmaakte. De rechtbank slaat bij de bewezenverklaring acht op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 30 juni 2009;
- de aangifte van [slachtoffer 1].
Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen.
T.a.v. feit 2.
De rechtbank overweegt het volgende. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar met kracht een duw gaf tegen haar borstkas waardoor zij pijn op haar borstkas voelde. De getuige [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte aangeefster [slachtoffer 2] heeft geduwd. Getuige [X] heeft eveneens verklaard dat zij gezien heeft dat verdachte aangeefster [slachtoffer 2] een duw heeft gegeven.
De verklaringen van aangeefster en de getuigen komen overeen. Zij geven aan dat verdachte eerst [slachtoffer 1] heeft geduwd, waarna verdachte aangeefster [slachtoffer 2] heeft geduwd. Het is niet aannemelijk geworden dat allen een verklaring hebben afgelegd die in strijd is met de waarheid. Bovendien hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gelijktijdig hun verklaring bij de politie afgelegd, waardoor onderling overleg uitgesloten kan worden.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte -door [slachtoffer 2] met kracht tegen de borst te duwen- zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer pijn zou ondervinden en dat verdachte die kans blijkens de wijze van handelen ook welbewust heeft aanvaard en op de koop heeft toe genomen.
De rechtbank acht dat het onder 2. ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 05 april 2009 in de gemeente Almere [slachtoffer 1] (buitengewoon opsporingsambtenaar bij NS Team Service en Veiligheid) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend terwijl die [slachtoffer 1] op een perron stond, die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik ga je in het spoor duwen" en "Ik ga je in het spoor gooien".
2.
op 05 april 2009 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), met kracht tegen de borst heeft geduwd, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1 tweede alternatief/cumulatief:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 2:
Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering, ook indien dit inhoudt het meewerken aan urinecontroles, een meldingsgebod, een leefstijltraining, alsmede een agressie-regulatietraining.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich reeds lange tijd in voorarrest bevindt en dat de door de officier van justitie gevorderde straf disproportioneel is. Blijkens de LOVS richtlijnen is, indien er sprake is van zware mishandeling gepleegd zonder gebruikmaking van een wapen, een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden geïndiceerd, terwijl aan verdachte slechts de poging daartoe is ten laste gelegd. Zelfs rekening houdend met de overige ten laste gelegde feiten is de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Verdachte heeft zich ernstig misdragen door personeel van de Nederlandse Spoorwegen tijdens hun werkzaamheden te bedreigen en te mishandelen. Dit leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid, niet alleen bij de betreffende N.S.-medewerkers, maar ook bij reizigers in het openbaar vervoer in het algemeen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, temeer daar hij al meermalen is veroordeeld wegens geweldsdelicten.
Nu de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 9 juni 2009.
- een de verdachte betreffend Reclasseringsadvies d.d. 26 juni 2009, opgesteld door H. Nazir, medewerkster justitiële verslavingszorg van Reclassering Nederland.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
T.a.v. feit 1 eerste alternatief/cumulatief:
Geldigheid van de dagvaarding
- verklaart de dagvaarding nietig;
T.a.v. het overige:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. C.E. Buitendijk en mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 juli 2009.
Mr. G.H. Meijer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.