ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ1274

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
29 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.620164-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in meerdere inbraakzaken door gebrek aan bewijs

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere inbraken, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 29 juni 2009 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig achtte. De rechtbank overwoog dat de aangiftes van de slachtoffers en de peilbakengegevens niet voldoende bewijs opleverden voor de aanwezigheid van de verdachte op de plaats delict. Ook het beeldmateriaal van beveiligingscamera's, dat de verdachte herkende, was niet overtuigend genoeg om zijn betrokkenheid bij de strafbare feiten te bewijzen.

De rechtbank behandelde in totaal negen feiten, waarbij de verdachte van de eerste zes feiten werd vrijgesproken op basis van het ontbreken van bewijs. Voor feit zeven was er wel beeldmateriaal, maar dit was van vóór de inbraak en kon dus niet als bewijs dienen. Feit acht betrof een inbraak in een supermarkt, waarbij schoensporen werden vergeleken met schoenen van de verdachte, maar ook hier was het bewijs onvoldoende. Feit negen betrof de voorwerpen die de verdachte zou hebben gehad, maar ook hier was er geen bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte.

De rechtbank besloot ook dat de benadeelde partijen, waaronder Top Toys Urk en BCC B.V., niet ontvankelijk waren in hun vorderingen, omdat de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte en bepaalde dat de bewaring van andere voorwerpen ten behoeve van de rechthebbenden moest plaatsvinden. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van de rechten van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.620164-08
Uitspraak: 29 juni 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum]
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2009 en 15 juni 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. D. Sarian, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het onder 1 tot en met 8 primair en 9 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
Feiten 1,2,3,4,5 en 6
Ten aanzien van de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten overweegt de rechtbank dat zich in het strafdossier de volgende bewijsmiddelen bevinden.
In de eerste plaats bevinden zich in het dossier ten aanzien van de voornoemde feiten de aangiftes van de diverse winkels/bedrijven.
In de tweede plaats de resultaten van de peilbakengegevens waaruit volgt dat de toen op naam van één van de medeverdachten staande auto zich in de buurt van de plaats delict heeft bevonden op of rond het tijdstip van de inbraken. De rechtbank overweegt dat deze gegevens echter geen bewijs opleveren voor de aanwezigheid van verdachte in de auto op die tijdstippen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat, zelfs al zou vast komen te staan dat verdachte zich op die momenten in de betreffende auto zou hebben bevonden, dit niet het bewijs oplevert voor zijn aanwezigheid op de plaats delict ten tijde van de betreffende strafbare feiten en/of van zijn betrokkenheid bij deze strafbare feiten.
In de derde plaats is er ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder 1, 2, 3, 4, en 6 beeldmateriaal beschikbaar, afkomstig van beveiligingscamera’s van andere plaatsen
(tankstations) dan de plaats delict, opgenomen korte tijd voor of na de tijdstippen waarop de strafbare feiten zijn gepleegd. Op dit beeldmateriaal wordt verdachte door één of meer politiefunctionarissen herkend. De rechtbank overweegt dat ook dit echter onvoldoende bewijs oplevert, op zichzelf noch in samenhang met genoemde peilbakengegevens, voor de aanwezigheid van verdachte op de plaats delict ten tijde van de betreffende strafbare feiten en van betrokkenheid bij deze strafbare feiten.
Ten aanzien van de feiten ten laste gelegd onder 5 en 6 geldt dat er bij de doorzoeking op 23 september 2008 aan de [adres], de woning van de grootouders van verdachte, goederen, te weten een navigatiesysteem (Tom-Tom) en een Samsung telefoon, in beslag zijn genomen welke bleken te zijn weggenomen bij deze inbraken. Voor zowel het navigatie-systeem als de telefoon geldt dat zij in beslag genomen zijn in de woonkamer van deze woning. Vast staat dat aan de [adres], behalve de grootouders van verdachte, meerdere familieleden van verdachte verbleven en dat ook verdachte hier regelmatig kwam. Door de grootvader van verdachte is verklaard dat hij de Samsung telefoon op de zwarte markt te Vleuten heeft gekocht en voorts dat hij niet de herkomst van het aangetroffen navigatie-systeem kent. Nu de inbeslaggenomen goederen eerst ruim zes maanden na de betreffende inbraken zijn aangetroffen, en op een plek in de woning die voor meerdere personen toegankelijk was, kan uit dit aantreffen niet de betrokkenheid van verdachte bij deze goederen worden afgeleid.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat er zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt om te komen tot een bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten, zodat verdachte van deze feiten zal worden vrijgesproken.
Feit 7
Ten aanzien van het ten laste gelegde feit onder 7 is er, naast de aangifte, beeldmateriaal beschikbaar afkomstig van de beveiligingscamera’s op de plaats delict, waarop verdachte door politiefunctionarissen wordt herkend. Dit beeldmateriaal dateert echter van daags vóór de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd en hieruit kan mitsdien hooguit worden geconcludeerd dat verdachte zich daags vóór het strafbare feit in de betreffende winkel heeft bevonden. Ander bewijsmateriaal ontbreekt echter ten aanzien van dit feit, zodat verdachte van het onder 7 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken.
Feit 8
Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank als volgt.
Op 30 mei 2008 is namens Golff supermarkt te Ommen aangifte gedaan van een inbraak in de nacht van 26 op 27 mei 2008. Via het dak is men de supermarkt binnen gekomen en in de meterkast heeft men de kabels van het alarm doorgeknipt. Bij de inbraak is een geldbedrag van € 1150, 55 weggenomen.
In het zand aan de achterzijde van het pand zijn op 27 mei 2009 schoensporen veiliggesteld. Deze sporen zijn door de technische recherche vergeleken met schoenen die bij de doorzoeking aan de [adres], de woning van de grootouders van verdachte, in beslag genomen zijn. Uit het onderzoek blijkt dat het schoenspoor zeer waarschijnlijk veroorzaakt is door de in beslag genomen schoenen.
De rechtbank overweegt dat niet is komen vast te staan dat dit spoor ten tijde van de inbraak is achtergelaten en dat het spoor, gelet op de plaats van aantreffen, niet noodzakelijk een daderspoor is. De schoensporen kunnen mitsdien geen bewijs op leveren voor de aanwezigheid van verdachte op de plaats delict ten tijde van het strafbare feit. Daarbij oveweegt de rechtbank ten overvloede dat de omstandigheid van het aantreffen van de schoenen op de [adres], waar meerdere familieleden van verdachte regelmatig verbleven, onvoldoende is om vast te stellen dat deze schoenen ook de schoenen betroffen die aan verdachte toebehoorden. Nu er geen ander bewijsmateriaal voor betrokkenheid van verdachte bij de inbraak in de Golff supermarkt in het dossier voorhanden is (peilbakengegevens en herkenningen ontbreken ten aanzien van dit feit), dient verdachte van het onder 8 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Aangezien de rechtbank hiervoor heeft overwogen dat er met betrekking tot geen van de ten laste gelegde feiten onder 1 tot en met 8 voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen, kan geen gebruik worden gemaakt van een schakelbewijsconstructie om tot het bewijs van deze feiten te komen, zoals door de officier van justitie is voorgesteld.
Feit 9
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de onder 9 genoemde voorwerpen voorhanden heeft gehad, zodat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende onder 1 en 2 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de inbeslaggenomen Mercedes met kenteken [XX-XX-XX], aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende(n) gelasten van de onder 3 en 4 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen,
De rechtbank zal de bewaring gelasten ten behoeve van de rechthebbende van de onder 6 en 7 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen, aangezien deze niet onder verdachte in beslag zijn genomen en niet duidelijk is geworden aan wie deze toebehoren.
De rechtbank zal de benadeelde partijen Top Toys Urk, BCC B.V., Beter Bed B.V., en
[benadeelde partij] niet ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, nu zij de verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank gelast de teruggave van de onder 3 en 4 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen aan respecievelijk Beter Bed en BCC.
De rechtbank gelast de teruggave van de onder 1 en 2 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen aan verdachte.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de Mercedes met kenteken
[XX-XX-XX].
De rechtbank gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de onder 6 en 7 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partijen Top Toys Urk, BCC B.V., Beter Bed B.V., en [benadeelde partij] in hun vorderingen niet ontvankelijk zijn.
Aldus gewezen door mr. C.E. Buitendijk, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en L.G. Wijma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juni 2009.