ECLI:NL:RBZLY:2009:BI4789

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
15 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 08/1403
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet-woning in gemeente Zwolle

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 15 mei 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. T.H. Dijkstra, en het college van burgemeester en wethouders van Zwolle. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) van eiseres over de periode van 1 januari 2005 tot en met 15 februari 2007. Verweerder heeft de uitkering ingetrokken omdat eiseres niet op het door haar opgegeven adres woonachtig zou zijn geweest en dit niet had gemeld. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld tegen dit besluit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was dat eiseres op enig moment niet langer haar woonplaats in de gemeente Zwolle had. Dit werd onderbouwd door verklaringen van buurtbewoners en bevindingen van de Sociale Recherche. Eiseres ontkende echter dat zij niet op het opgegeven adres woonde en voerde aan dat zij wel degelijk in Zwolle verbleef. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de buren en het geringe waterverbruik in de woning van eiseres erop wezen dat zij niet meer in Zwolle woonde. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had aangenomen dat eiseres in Nieuwleusen woonde en dat zij haar inlichtingenverplichting had geschonden door dit niet te melden.

Desondanks oordeelde de rechtbank dat de intrekking van de bijstandsuitkering per 1 januari 2005 niet gerechtvaardigd was, omdat eiseres tot en met 5 januari 2005 kraamzorg had ontvangen op het adres in Zwolle. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van verweerder en droeg hem op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, begroot op € 644, en diende de gemeente Zwolle het griffierecht van € 39 te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Meervoudige Kamer
Registratienummer: Awb 08/1403
Uitspraak
in het geding tussen:
Eiseres te woonplaats
gemachtigde mr. T.H Dijkstra
en
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 2007 heeft verweerder de uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) van eiseres over de periode 1 januari 2005 tot en met 15 februari 2007 ingetrokken omdat eiseres in die periode niet op het door haar opgegeven adres woonachtig was en daarvan geen melding heeft gemaakt. Hetgeen als gevolg hiervan onverschuldigd aan bijstandsuitkering is betaald is van eiseres teruggevorderd.
Tegen dit besluit is 16 november 2007 een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 10 juli 2008 is het bezwaar ongegrond verklaard.
Op 19 augustus 2008 is tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is op 5 februari 2009 ter zitting behandeld.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door W.A. de Jong.
2. Overwegingen
Aan de gedingstukken ontleent de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres heeft sedert 5 oktober 2000 een bijstandsuitkering ontvangen naar de norm voor een alleenstaande ouder.
Naar aanleiding van het gerezen vermoeden dat eiseres niet woonachtig was op het door haar opgegeven adres (..) te Zwolle heeft de Unit Regionale Sociale Recherche onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de aan eiseres verleende bijstand. In dat kader zijn onder meer inlichtingen ingewonnen bij het water- en energiebedrijf, zijn observaties verricht en is buurtonderzoek gedaan. Op basis van de bevindingen van het onderzoek, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van 24 september 2007, is verweerder tot de besluitvorming gekomen zoals weergegeven onder rubriek 1 van deze uitspraak. De besluitvorming berust op de overweging dat eiseres sedert 1 januari 2005 haar woonplaats heeft buiten de gemeente Zwolle en daarvan geen melding heeft gemaakt.
Tussen partijen is thans in geschil of verweerders besluit waarbij de bijstandsuitkering van eiseres is ingetrokken over de periode van 1 januari 2005 tot en met 15 februari 2007 en hetgeen aan haar over deze periode ten onrechte aan bijstandsuitkering is betaald ad € 31.009,10 bruto van eiseres is teruggevorderd, de rechterlijke toetsing kan doorstaan.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de WWB, doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
Ingevolge artikel 40, eerste lid, eerste volzin, van WWB bestaat het recht op bijstand jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek (BW). De vraag waar iemand woonplaats heeft, dient naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld LJN: BC8619) te worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden.
Verweerder heeft aan de intrekking vanaf 1 januari 2005 ten grondslag gelegd dat eiseres niet langer woonachtig was aan de (..) te Zwolle. Ter zitting heeft verweerder toegelicht, dat verweerder de mening is toegedaan dat eiseres feitelijk verblijf had buiten de gemeente Zwolle en dat jegens verweerder geen recht op bijstand meer bestond. In de periode in geschil woonde eiseres volgens verweerder in Nieuwleusen, vallend onder de gemeente Dalfsen.
Eiseres heeft ontkend dat zij in de periode in geding niet woonachtig was aan de (..) te Zwolle. Zij kwam wel eens in Nieuwleusen, maar overnachtte daar nooit. Zij heeft ter staving van haar stellingen stukken overgelegd met betrekking tot de aan haar op het adres (..) verleende kraamzorg na de geboorte van haar oudste dochter (..) op (..) december 2004 en haar dochter (..) op (..) augustus 2006.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat de gedingstukken een toereikende grondslag bieden voor het standpunt van verweerder dat eiseres op enig moment niet langer haar woonplaats in de gemeente Zwolle had, zodat zij jegens die gemeente geen recht op bijstand had.
De rechtbank acht hierbij in de eerste plaats van belang dat de verschillende bewoners van de (..) te Zwolle tegenover de Sociale Recherche hebben verklaard dat de woning van eiseres, na een periode van geluidsoverlast, al geruime tijd niet meer werd bewoond. Een bewoonster van de overkant van de straat heeft verklaard dat zij een goed zicht had op de voordeur van eiseres en altijd veel bezoek zag komen en gaan, tot aan de geboorte van de oudste dochter van eiseres in december 2004. In januari 2005 zag zij haar nog één maal lopen met de kinderwagen, daarna heeft zij eiseres niet meer gezien. De bewoonster van het naastgelegen pand heeft verklaard dat eiseres vanaf 4 januari 2005, een paar dagen na de geboorte van haar oudste dochter, niet meer op de (..) woonde. Wel zag zij ongeveer één keer per week een stel oudere mensen op bedoeld adres naar binnen gaan. Deze buurvrouw verklaarde voorts, dat zij van eiseres zelf had vernomen dat zij bij haar schoonouders in Nieuwleusen woonde. Ook andere buurtbewoners hebben verklaard dat de woning van eiseres niet meer werd bewoond sinds de geboorte van haar oudste dochter. Namens eiseres is gesteld dat geen rekening gehouden kan worden met de verklaring van de buren, omdat eiseres gebruik maakte van de achteruitgang. Dit mag zo zijn, doch dat doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de naar strekking gelijke waarnemingen van de verschillende buren zoals deze in het onderzoeksrapport zijn weergegeven.
Dat eiseres niet langer woonachtig was aan de (..) te Zwolle vindt bevestiging in het geringe waterverbruik, zoals dat blijkt uit de rapportage van de Sociale Recherche en de bevindingen bij de waarnemingen vanaf september 2006 en de observaties vanaf 27 januari 2007. Uit deze observaties werd ook duidelijk dat eiseres op enig moment in februari 2007 weer in haar woning aan de (..) is teruggekeerd.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er voorts voldoende aanwijzingen voor het standpunt van verweerder, dat eiseres na haar vertrek uit de (..) niet langer in de gemeente Zwolle verbleef, maar in Nieuwleusen, gemeente Dalfsen. Daarvoor acht de rechtbank in de eerste plaats van belang dat eiseres zelf tegenover de Sociale Recherche heeft verklaard na de geboorte van haar oudste dochter veel op de (..) in Nieuwleusen te hebben verbleven. Eiseres was in die periode overspannen en kon goed met haar kennissen in Nieuwleusen praten. Dat eiseres daar wel dagelijks was maar iedere nacht weer aan de (..) te Zwolle verbleef, zoals eiseres ook heeft verklaard, acht de rechtbank in het licht van de overige bevindingen van het onderzoek niet aannemelijk.
Dat eiseres in Nieuwleusen woonachtig was blijkt ook uit diverse andere verklaringen. De vader van de oudste dochter van eiseres heeft verklaard dat eiseres en hij na de geboorte van hun dochter nog een paar maanden bij elkaar zijn geweest. In die periode was eiseres meer aan de (..) te Nieuwleusen dan aan de (..) te Zwolle. Zij hadden een slaapkamer op de begane grond waarin ook een ledikantje voor hun dochter stond. Ook bewoners van de (..) hebben verklaard dat eiseres de vriendin van één van de zoons was en met haar baby op bedoeld adres woonde. Twee buurtbewoners hebben verklaard dat een vrouw met een kind in de caravan achter het woonhuis woonachtig was.
De rechtbank komt tot het oordeel dat verweerder er terecht vanuit is gegaan dat eiseres vanaf enigerlei moment in de loop van januari 2005 niet langer woonplaats heeft gehad in de gemeente Zwolle. Door haar vertrek uit Zwolle niet aan verweerder mede te delen heeft eiseres de op haar rustende inlichtingenverplichting geschonden. Deze schending heeft ertoe geleid dat haar ten onrechte bijstand is verleend. Verweerder was in beginsel op grond van artikel 54, derde lid, aanhef en onder a, van de WWB bevoegd de bijstand over die periode in te trekken en op grond van artikel 58, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB was verweerder tevens bevoegd tot terugvordering van het hiervoor vermelde bedrag over te gaan.
De rechtbank volgt verweerder echter niet in het standpunt, dat eiseres al met ingang van 1 januari 2005 niet meer in de gemeente Zwolle woonachtig was. Uit de door eiseres overgelegde stukken van de kraamzorg kan niet anders worden opgemaakt dan dat eiseres in ieder geval tot en met 5 januari 2005 kraamzorg heeft genoten aan de (..) te Zwolle. Dat zij pas enige tijd na de geboorte van haar oudste kind is vertrokken blijkt ook uit de hierboven aangehaalde verklaringen van de buurtbewoners. Dit brengt met zich mee, dat verweerder niet heeft kunnen komen tot intrekking per 1 januari 2005.
Het beroep wordt mitsdien gegrond verklaard en het besluit vernietigd. Verweerder dient een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
De rechtbank acht voldoende termen aanwezig verweerder te veroordelen in de kosten
die eiseres in verband met het instellen van beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
Deze proceskosten worden begroot op € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting x de wegingsfactor 1).
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op € 644, -- door de gemeente Zwolle te betalen aan de griffier;
- bepaalt dat de gemeente Zwolle aan eiseres het griffierecht ad € 39, -- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van der Kris, voorzitter, mr. G.M.J. Vijftigschild en mr. J.J. Szauer-Bos, rechters en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van
mr. F. Ernens als griffier, op
Afschrift verzonden op: