De rechtbank stelt vast dat deze visie van verweerder in belangrijke mate stoelt op de weergave van de dagbesteding van werknemer in het rapport van de verzekeringsarts van 30 januari 2008. Werknemer heeft deze weergave echter gemotiveerd bestreden.
Voorts is er sprake is van een inhoudelijke inconsistentie in genoemd rapport, waar gesteld wordt dat het de vraag is of de start in de binnendienst (in oktober 2007) -op basis van het verhaal van cliënt- niet meteen te groot was qua verantwoordelijkheid/ taken, terwijl vervolgens wordt aangenomen dat er op basis van een onjuiste FML geen mogelijkheid tot re-integratie aanwezig werd geacht. Opgemerkt wordt in genoemd rapport dat er dan ook sprake is van een onterechte periode van geen duurzaam benutbare mogelijkheden, hetgeen gerepareerd dient te worden met het oppakken van de re-integratie.
Deze inconsistentie wordt voortgezet in het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 28 mei 2008, waar deze arts concludeert dat er zonder goede onderbouwing een afwachtend, volgend beleid is gevoerd en hij deze conclusie doet volgen door de opmerking dat de bedrijfsarts er beter aan had gedaan het oordeel van een onafhankelijke psychiater te vragen.
Verder is in genoemd rapport van 28 mei 2008 opgemerkt dat er hoegenaamd niets aan behandeling gebeurt; uit het meest recente schrijven van de huisarts blijkt dat er een verwijzing naar het maatschappelijk werk en niet naar een psychiater heeft plaatsgevonden, waaruit wordt afgeleid dat er geen sprake was van een zodanig ernstig ziektebeeld dat werknemer in het geheel niet tot arbeid in staat zou zijn.
De rechtbank kan dit niet plaatsen, gelet op onder meer de inhoud van het voortgangsrapport van 19 juli 2007, waarin nadrukkelijk is aangegeven dat werknemer is verwezen naar een psychiater, en is gemeld dat gesprekken met een psychiater van Mediant, de heer Bosman van het centrum voor geestelijke gezondheidszorg, zijn gestart. In de brief van de bedrijfsarts van Arboned, mevrouw A.A. Koolmees, van 2 augustus 2007 wordt melding gemaakt van begeleiding door een psychiater. Verder wordt in het expertiserapport van 16 april 2008 gemeld dat een behandeling EMDR op advies van de behandelende psychiater niet doorging omdat het autorijden vrij goed ging. Hieruit leidt de rechtbank af dat er wel sprake was van een behandelend psychiater en van overwogen keuzes met betrekking tot ingezette behandeling(en).
Voorts heeft de rechtbank vastgesteld dat door verweerder nauwelijks aandacht is besteed aan de mogelijke oorzaken en gevolgen van de gordelroos waarmee werknemer, naast zijn bestaande ziektebeeld, in oktober 2007 werd geconfronteerd en waarvan werknemer blijkens gegevens van de huisarts in ieder geval in januari 2008, maar ook in maart 2009, nog hinder ondervond.
Juist nu de arbodienst en zelfs de wederpartij in de civiele schadeprocedure een onderbouwd afwijkende en alleszins plausibele visie hebben op de arbeidsmogelijkheden van werknemer, lag het op de weg van verweerder om goed te onderbouwen waarom verweerder een andere mening is toegedaan. Dit mede gezien de omstandigheid dat ten aanzien van werknemer de -door verweerder kennelijk eerst in bezwaar onderschreven- diagnose PTSS is gesteld. In dit kader wil de rechtbank niet nalaten te verwijzen naar hetgeen hierover is opgenomen in het verzekeringsgeneeskundig protocol voor angststoornissen.