ECLI:NL:RBZLY:2009:BH8910

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
24 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607395-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met kennelijk leugenachtige verklaring door verdachte

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 24 maart 2009, stond de verdachte terecht voor meerdere tenlasteleggingen van winkeldiefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, op 2 december 2008 kleding heeft gestolen. De goederen werden later die dag in zijn bezit aangetroffen. De verdachte verklaarde dat hij de kleding van een onbekende persoon had gekocht, maar deze verklaring werd door de rechtbank als kennelijk leugenachtig beoordeeld, mede gezien de tijdstippen en de afstand tussen de locaties.

De rechtbank oordeelde dat de tenlasteleggingen onder 2, 3, 4, 6, 7 en 8 niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte de diefstal onder 1 en 5 wel bewezen, op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden die de verdachte in de winkel toonden terwijl hij goederen wegnam zonder te betalen.

De rechtbank overwoog dat de verdachte strafbaar was, gezien zijn eerdere strafbare feiten en de ernst van de huidige zaak. De opgelegde straf was een gevangenisstraf van zes weken, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering werd gebracht. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen 10, 27, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die tot een andere beslissing zouden moeten leiden.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.607395-08
Uitspraak: 24 maart 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum]
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. B.E.M. van de Ven, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 tot en met 5, 7 en 8 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
Aan verdachte zijn acht winkeldiefstallen ten laste gelegd. De rechtbank stelt allereerst vast dat ten aanzien van een zestal winkeldiefstallen zoals deze tenlaste zijn gelegd onder de nummers 2, 3, 4, 6, 7 en 8 op grond van hetgeen thans voorligt niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de goederen, zoals deze zijn aangetroffen in de auto van de vriendin van verdachte, op diezelfde dag zijn weggenomen uit de winkels van deze zes aangevers.
De verdachte dient daarom van het onder 2, 3, 4, 6, 7 en 8 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van de onder 1 tenlastegelegde winkeldiefstal overweegt de rechtbank dat, hoewel verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij op 14 augustus 2008 wel in de betreffende winkel aanwezig is geweest (doch geen goederen heeft weggenomen), zich in het dossier -behalve de aangifte met een getuigenverklaring van de eigenaar van de winkel- tevens een proces-verbaal bevindingen met betrekking tot beelden van de beveiligingscamera van die winkel bevindt, waaruit blijkt dat te zien is dat verdachte samen met een ander een goed uit de winkel wegneemt, zonder daarvoor te betalen.
Ten aanzien van de onder 5 tenlaste gelegde winkeldiefstal overweegt de rechtbank dat op grond van de aangifte onomstotelijk is komen vast te staan dat de op die dag uit die winkel gestolen goederen zijn aangetroffen in de auto van de vriendin van verdachte, waarmee verdachte naar Dronten was gekomen.
Deze diefstal kan, blijkens de aangifte, niet vóór dinsdag 2 december 2008 te 10.00u hebben plaatsgevonden. De weggenomen kleding is op diezelfde dag, in de namiddag, in Dronten in het bezit van verdachte aangetroffen.
De verklaring die verdachte heeft afgelegd, te weten dat hij deze goederen op die dag aan het einde van de ochtend (tussen 11.00u en 12.00u) op straat van een onbekend gebleven persoon genaamd Johnny in de Bijlmer in Amsterdam heeft gekocht om ze vervolgens met de auto naar Dronten te vervoeren en ze daar aan een (eveneens onbekend gebleven) persoon genaamd Theo te verkopen, acht de rechtbank, mede gelet op de eerdergenoemde tijdstippen en de afstand tussen Dronten en Amsterdam, kennelijk leugenachtig.
Vorenstaande overwegingen leiden tot het standpunt dat hetgeen verdachte onder 5 wordt verweten wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 5 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het onder 1 en 5 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
1 en 5, telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking het feit dat het niet de eerste keer is dat hij zich schuldig maakt aan diefstal. Verdachte weet dat hij door zijn gedrag de maatschappij schade toebrengt, maar lijkt enkel oog te hebben voor zijn eigen geldelijk gewin.
Op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van na te melden straf in rekening de straf die verdachte bij vonnis van de rechtbank Den Haag d.d. 12 november 2008 ter zake van winkeldiefstal is opgelegd.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De beslissing van de rechtbank berust op de artikelen 10, 27, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 2, 3, 4, 6, 7 en 8 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 en 5 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en 5 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Het bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mrs. C.E. Buitendijk en M.A.A. ter Meer Siebers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2009.