ECLI:NL:RBZLY:2009:BH8903

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
24 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.610092-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Professioneel voorbereide overvallen met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 24 maart 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere overvallen. De officier van justitie, mr. M.M. Brunsveld, eiste een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen jeugddetentie, en 3 maanden jeugddetentie voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld en bedreiging, en openlijk in vereniging geweld plegen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met mededaders professioneel voorbereide overvallen had gepleegd, waarbij geweld werd gebruikt tegen de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met verschillende rapporten over de verdachte, waaronder psychologische en psychiatrische rapportages, en concludeerde dat er sprake was van een verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 150 uren en legde een voorwaardelijke jeugddetentie op van 3 maanden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank legde ook verplichtingen op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers, met vervangende hechtenis bij niet-betaling. De beslissing van de rechtbank was gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.610092-08
Uitspraak: 24 maart 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum]
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.R.J. Helmantel, advocaat te Dronten.
De officier van justitie, mr. M.M. Brunsveld, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde tot:
- een werkstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen jeugddetentie met aftrek van voorarrest;
- 3 maanden jeugddetentie, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden contact met de jeugdreclassering ook als dat inhoudt behandeling bij De Waag en deelname aan het project ITB Criem.
De officier van justitie heeft voorts ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gevorderd dat hun vorderingen tot schadevergoeding in hun geheel zullen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het onder 1, 2 primair, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
1, 3 en 4, telkens:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, strafbaar gesteld bij artikel 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
2 primair:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft daarbij overwogen dat verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan professioneel voorbereide overvallen, waarbij verdachte en zijn mededaders bivakmutsen droegen, de zorgvuldig gekozen slachtoffers van hun fiets trokken, hen vervolgens sloegen en trapten. Op 7 oktober 2008 werd bovendien ook een mes aan het slachtoffer getoond. Voor de slachtoffers van verdachte moet dit een enorm schokkende gebeurtenis zijn geweest waarvan zij nog dagelijks de gevolgen zullen ondervinden, hetgeen ook door één van de slachtoffers ter terechtzitting is verwoord.
Bovendien zorgt het handelen van verdachte en zijn mededaders in de maatschappij voor ernstige gevoelens van onveiligheid
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 13 februari 2009;
- een de verdachte betreffend rapport raadsonderzoek strafzaken d.d. 12 november 2008 uitgebracht door de Raad voor de Kinderbescherming;
- een de verdachte betreffend adviesrapport d.d. 19 februari 2009 uitgebracht door Bureau Jeugdzorg Flevoland, jeugdreclassering;
een de verdachte betreffend psychologisch rapport d.d. 25 februari 2009 uitgebracht door drs. E. Vlieg;
- een de verdachte betreffend psychiatrisch rapport d.d. 23 februari 2009 uitgebracht drs. F.P. Bish;
- de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
De rechtbank neemt de conclusies over uit de psychologische en psychiatrische rapportage en maakt deze tot de hare voor zover die conclusie inhoudt dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het bewezen verklaarde, sprake was van een enigszins verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid.
Benadeelde partijen
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 1 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 72,45 vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voorzover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts ter zake van feit 1 aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 72, 45 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 3 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op het schade-onderbouwingsformulier, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 250, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voorzover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts ter zake van feit 3 aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 250,-- ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2].
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 4 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op het schade-onderbouwingsformulier, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 800,--, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voorzover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts ter zake van feit 4 aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 800,-- ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3].
De beslissing van de rechtbank berust op de artikelen 27, 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 141, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1, 2 primair, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 150 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen jeugddetentie, althans een aantal dagen jeugddetentie dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 3 maanden.
De jeugddetentie zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door het Bureau Jeugdzorg Flevoland, jeugdreclassering, ook als dat inhoudt behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling voor ambulante forensisch psychiatrische behandeling, en/of deelname aan het project ITB-Criem, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde part[slachtoffer 1] , wonende te Lelystad, van een bedrag van € 72, 45 vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 1 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 9 november 2008, tot die van de voldoening, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader/mededaders betaalt/betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 72,45 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde part[slachtoffer 1], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde part[slachtoffer 1] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te Lelystad, van een bedrag van € 250,-- vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 3 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 8 november 2008, tot die van de voldoening, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader/mededaders betaalt/betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 250,--, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te Lelystad, van een bedrag van € 800,-- vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 4 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 7 oktober 2008, tot die van de voldoening, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader/mededaders betaalt/betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 800,--, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. C.E. Buitendijk, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. G.H. Meijer en M.A.A. ter Meer-Siebers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2009.