ECLI:NL:RBZLY:2008:BG9271

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
2 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607298-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van skimmen van betaalpassen

In de zaak voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad, met parketnummer 07.607298-08, heeft de rechtbank op 2 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van skimmen. De officier van justitie, mr. B.E.A. van de Ven, had een gevangenisstraf van 6 maanden en 44 dagen geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk vervalsen van betaalpassen in de periode van 1 april 2008 tot en met 25 augustus 2008, waarbij hij samen met anderen handelde.

Tijdens de zitting op 18 november 2008 werd duidelijk dat de verdachte geen feitelijke skimhandelingen had verricht, maar wel informatie had verstrekt over een pinapparaat en anderen in de gelegenheid had gesteld om de benodigde apparatuur te plaatsen en uit te lezen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen, omdat de bijdrage van de verdachte niet substantieel genoeg was. De rol van de verdachte werd als faciliterend beschouwd, wat zou kunnen leiden tot medeplichtigheid, maar niet tot medeplegen.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen en gelastte de rechtbank de teruggave van de in beslag genomen goederen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.607298-08
Datum: 2 december 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T.H. Meeuwis, advocaat te Dronten.
De officier van justitie, mr. B.E.A. van de Ven, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en 44 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis;
- verbeurdverklaring van: Plasmatelevisie, merk Philips, Playstation 3, 3 spellen voor de Playstation 3, blauwe spijkerbroek merk Jack en Jones, donkerblauwe blouse merk Dolce en Gabana en een paar schoenen merk Armani.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2008 tot en met 25 augustus 2008 te Lelystad en/of Zandvoort, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) betaalpas(sen), (een) waardekaart(en), enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, te weten goud/bruin-kleurige passen met een magneetstrip met daarop de gegevens van de geskimde betaalpassen, in elk geval passen die zijn nagemaakt door middel van de techniek skimmen (het kopieeren van gegevens van een magneetpas en vervolgens deze gegevens gebruiken om een pas na te maken), (telkens) valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen;
BEWIJS
Uit de stukken van het voorbereidend onderzoek en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte is benaderd door twee onbekend gebleven personen (“David en Ermis”) die hem in contact hebben gebracht met een groep voor hem onbekende mensen die zich bezig hield met skimmen. Door deze mensen is aan verdachte gevraagd welk pinapparaat werd gebruikt bij het BP tankstation waar hij werkte, welke informatie door verdachte is verstrekt. Tevens heeft verdachte twee, voor hem onbekende, personen in de gelegenheid gesteld om in gemeld BP tankstation de apparatuur te plaatsen benodigd voor het skimmen. Verdachte heeft vervolgens tweemaal dezelfde twee personen in de gelegenheid gesteld om de geplaatste apparatuur uit te lezen. Gezien het vorenstaande kan allereerst vastgesteld worden dat door verdachte zelf geen feitelijke skimhandelingen zijn verricht.
Voor medeplegen, in de zin van art. 47, eerste lid onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht, van een strafbaar feit is vereist dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking met het oog op het verrichten van de strafbare gedraging. Voor medeplegen moet derhalve sprake zijn van een intensieve samenwerking waarbij het aandeel van ieder van de medeplegers (intellectueel of materieel) min of meer van gelijke betekenis kan worden geacht. In casu is onvoldoende gebleken dat de bijdrage aan het skimmen door verdachte voldoende substantieel is geweest om te spreken van medeplegen. De rol van de verdachte heeft zich beperkt tot het op verzoek verschaffen van informatie over de pinapparatuur en het vervolgens in de gelegenheid stellen tot het plaatsen van die benodigde apparatuur en het uitlezen ervan. De omstandigheid dat verdachte zich niet van die handelingen heeft gedistantieerd toen dat kon, is onvoldoende om daarmee medeplegen aan te nemen. Verdachte kende geen van de betrokken personen en heeft verder geen enkele bijdrage geleverd aan de planning, de voorbereiding en de organisatie. Daarnaast deelde verdachte ook niet mee in de opbrengsten van het skimmen. Hij heeft als beloning voor verrichte diensten een bedrag van € 10.000,-- ontvangen, welk bedrag hij eigenlijk had moeten afgegeven aan de twee tussenpersonen (David en Ermis). Hij heeft daarvan € 5.000,00 ook daadwerkelijk afgegeven aan die tussenpersonen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte slechts een faciliterende rol gespeeld die wel als medeplichtigheid zou kunnen worden aangemerkt, doch heeft hij niet, zoals hierboven beschreven, de benodigde mate van betrokkenheid gehad om hem als medepleger te kwalificeren. Evenmin is hij als pleger aan te merken.
Met inachtneming van het bovenstaande dient verdachte van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank gelast de teruggave van de in beslag genomen goederen aan verdachte.
Aldus gewezen door mr. C.W. van Weert, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en
C.E. Buitendijk, rechters, in tegenwoordigheid van M. Smit als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 02 december 2008.