Rechtbank Zwolle-Lelystad
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 07.602327-06
Uitspraak: 7 augustus 2008
in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
[geboortedatum],
[woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 24 juli 2008. De verdachte is verschenen.
De officier van justitie, mr. S. Ouchan, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, waarvan een gedeelte van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en ter zake van het onder 2 ten laste gelegde tot een werkstraf van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging, zoals ter terechtzitting gewijzigd)
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding en gewijzigde tenlastelegging)
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1: Poging tot doodslag, meermalen gepleegd, telkens strafbaar gesteld bij artikel 287, juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2: Poging tot zware mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 302, juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
• een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 3 juli 2008;
• een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 28 maart 2008, uitgebracht door Reclassering Nederland.
De rechtbank heeft bij het vaststellen van de op te leggen straf mee laten wegen dat verdachte, rijdend in zijn auto op de linkerrijbaan van de drukbereden A6, waar een maximumsnelheid bestond van 120 km per uur, opzettelijk en plotseling meermalen krachtig heeft geremd, waardoor hij opzettelijk niet alleen het leven van zijn echtgenote en zijn drie zeer jonge kinderen, maar ook dat van zijn medeweggebruikers, op het spel heeft gezet. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte diezelfde dag meermalen zijn echtgenote met een knuppel met kracht tegen haar been en arm heeft geslagen. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan, zodanig dat zij slechts in beperkte mate meeweegt dat verdachte de onderhavige feiten geruime tijd geleden gepleegd heeft, te weten in maart 2006.
Nu verdachte het onder 1 bewezen en strafbare feit in het wegverkeer heeft gepleegd, zal de rechtbank verdachte de ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen als door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank acht, gelet op het hiervoor overwogene, de strafoplegging als hierna te noemen passend en geboden.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 120 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf .
De rechtbank ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van zes maanden.
Van de ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal een gedeelte van drie maanden niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. E.W. Akkerman, voorzitter, mrs. M.C.P. de Ridder en A.W.M. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Ruitenbeek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 augustus 2008.