ECLI:NL:RBZLY:2008:BD9180
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van verkeersongeval door onvoldoende bewijs van schuld
In de zaak voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad, uitgesproken op 8 juli 2008, stond de verdachte terecht voor een verkeersongeval waarbij hem werd verweten dat hij schuld had aan het ongeval door het niet functioneren van de remlichten en de richtingaanwijzer van zijn landbouwtrekker. De officier van justitie, mr. B.E.M. van der Ven, eiste een taakstraf van 100 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank onderzocht de tenlastelegging en de bewijsvoering, waarbij het proces-verbaal van de Politie Flevoland als belangrijk bewijsstuk werd beschouwd. Dit rapport concludeerde dat de richtingaanwijzer en remlichten van de landbouwtrekker niet functioneerden op het moment van het ongeval.
De verdachte ontkende echter dat zijn linkerachterlicht niet werkte en bracht getuigenverklaringen in die stelden dat het licht wel functioneerde op het moment van het ongeval. De rechtbank oordeelde dat het technisch onderzoek niet voldoende bewijs bood dat de verlichting daadwerkelijk defect was vóór het ongeval. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de schuld van de verdachte vast te stellen.
Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat de rechtbank niet kon uitsluiten dat de verlichting op het moment van het ongeval naar behoren functioneerde. De beslissing werd genomen door de rechters G.J.J.M. Essink, G.H. Meijer en C.E. Buitendijk, met mr. N. van Olst-van Esch als griffier. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak om de schuld van een verdachte onomstotelijk vast te stellen.