ECLI:NL:RBZLY:2008:BD8999
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.I. van der Kris
- J.J. Szauer-Bos
- J.H.M. Hesseling
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WW vanwege gestelde verwijtbare werkloosheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 23 juli 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres A te B en verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een WW-uitkering aangevraagd na beëindiging van haar dienstverband als interieurverzorgster. Het UWV weigerde de uitkering met de stelling dat eiseres verwijtbaar werkloos was geworden. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zich op het standpunt stelde dat er een dringende reden was voor de beëindiging van het dienstverband, zoals bedoeld in artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek. Eiseres betwistte echter dat er sprake was van een dringende reden en voerde aan dat de klachten over haar functioneren niet op zichzelf een dringende reden voor ontslag op staande voet vormden.
De rechtbank oordeelde dat het UWV had miskend dat voor een dringende reden niet alleen gewichtige, maar ook spoedeisende omstandigheden vereist zijn. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er een jarenlange voorgeschiedenis van disfunctioneren was, er geen concrete gedraging was die als reden voor direct ontslag kon worden aangemerkt. Daarom was er geen sprake van verwijtbare werkloosheid in de zin van de WW. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde het UWV tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.