ECLI:NL:RBZLY:2006:AZ4581
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van vrijstelling van de leerplicht op basis van levensbeschouwelijke bezwaren
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 15 december 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het niet naleven van de Leerplichtwet 1969. De verdachte en zijn echtgenote hadden een beroep gedaan op vrijstelling van de leerplicht voor hun kinderen, omdat zij overwegende bedenkingen hadden tegen de richting van het onderwijs op de nabijgelegen scholen. De kantonrechter heeft de relevante bepalingen van de Leerplichtwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in overweging genomen, met name artikel 8 lid 2 van de Leerplichtwet, dat de mogelijkheid tot vrijstelling beperkt wanneer een kind al op een school is ingeschreven.
De verdachte voerde aan dat deze bepaling in strijd is met artikel 9 van het EVRM, dat het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst waarborgt. De kantonrechter oordeelde dat de beperking van de vrijstelling in artikel 8 lid 2 LPW niet verenigbaar is met de internationale verdragen, en dat ouders het recht hebben om hun kinderen onderwijs te laten ontvangen dat aansluit bij hun levensbeschouwelijke overtuigingen. De kantonrechter concludeerde dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastelegging, omdat hij zijn kinderen had vrijgesteld van de leerplicht op basis van de geldende wetgeving.
De uitspraak benadrukt de noodzaak om de rechten van ouders en kinderen te respecteren in het kader van onderwijs en levensbeschouwing. De kantonrechter heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen, omdat hij had voldaan aan de vereisten voor vrijstelling van de leerplicht. Deze uitspraak heeft implicaties voor de interpretatie van de Leerplichtwet en de bescherming van levensbeschouwelijke rechten in het onderwijs.