ECLI:NL:RBUTR:2012:BY7532

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
30 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/656052-12; 16/656144-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal en vernieling met oplegging van ISD-maatregel

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 30 november 2012 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan winkeldiefstal en vernieling. De verdachte, die op 9 juli 2012 in de Albert Heijn in Utrecht twee blikjes Smirnoff-ice had gestolen, werd ook beschuldigd van het vernielen van inventaris in de Penitentiaire Inrichting Wolvenplein. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die als veelpleger werd bestempeld, niet alleen de diefstal had gepleegd, maar ook de vernieling had bevestigd tijdens de zitting. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging met betrekking tot de vernieling, omdat niet kon worden vastgesteld dat de inventaris, met uitzondering van de koelkast, was beschadigd.

De rechtbank legde de verdachte een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, omdat hij niet leek te kunnen profiteren van ambulante begeleiding en eerder al meerdere keren was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank overwoog dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de verdachte structuur en begeleiding te bieden, gezien zijn eerdere misdragingen en de ernst van de feiten. De rechtbank besloot dat het Openbaar Ministerie binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis moest rapporteren over de voortgang van de ISD-maatregel. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een diagnostisch onderzoek om de psychische problematiek van de verdachte vast te stellen en een passend behandelplan op te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/656052-12; 16/656144-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats] (Marokko)
gedetineerd in PI Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein
raadsman mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 16 november 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/656052-12:
Twee blikjes Smirnoff-ice heeft gestolen bij de Albert Heijn.
Parketnummer 16/656144-12:
Een ruit van een celdeur en/of een ruit aan de zijde van de binnenplaats en/of een koelkast en/of loopkrukken en/of de inventaris van een cel in penitentiaire inrichting Wolvenplein heeft vernield.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, dat de rechtbank bevoegd is, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem onder parketnummer 16/656052-12 en onder parketnummer 16/656144-12 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangiftes en op de bekennende verklaringen van de verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte onder de parketnummers 16/656052-12 en 16/656144-12 ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft daarbij verwezen naar de op de in het ter zitting overgelegde schriftelijk pleidooi omschreven gronden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring van het feit onder parketnummer 16/656052-12
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 9 juli 2012 in Utrecht twee blikjes Smirnoff-ice heeft weggenomen bij de Albert Heijn, gevestigd aan het [adres]. De rechtbank heeft daarbij gelet op:
- het aangifteformulier d.d. 9 juli 2012 ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2012 .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 9 juli 2012 in de Albert Heijn in Utrecht was. Verdachte verklaarde dat hij de blikjes Smirnoff-ice in zijn zak stopte en dat hij daarna langs de kassa was gelopen zonder de blikjes te betalen.
Bewezenverklaring van het feit onder parketnummer 16/656144-12
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 12 maart 2012 in de
Penitentiaire Inrichting Wolvenplein in Utrecht een ruit van een celdeur, een ruit aan de zijde van de binnenplaats, een koelkast en loopkrukken heeft vernield. De rechtbank heeft daarbij gelet op:
- de aangifte van [Aangever] ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2012 .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 12 maart 2012 gedetineerd zat in de
PI Wolvenplein. Verdachte verklaarde dat hij die dag in zijn cel door het lint was gegaan. Hij had daarbij de koelkast van de kant getrokken, met zijn loopkrukken tegen het raam geslagen en met spullen die in zijn cel lagen gegooid. Verdachte verklaarde dat alles wat de heer [Aangever] in zijn aangifte had vermeld klopte.
De rechtbank overweegt dat uit de aangifte van de heer [Aangever] en uit de verklaring van verdachte kan worden opgemaakt dat verdachte met de in zijn cel aanwezige inventaris heeft gegooid. Op basis van de inhoud van deze verklaringen en de overige stukken in het dossier kan echter niet worden vastgesteld dat deze inventaris, met uitzondering van de koelkast, daardoor is vernield dan wel is beschadigd dan wel onbruikbaar is gemaakt. De rechtbank zal verdachte daarom van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het gooien met de inventaris vrijspreken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
16/656052-12
op 09 juli 2012 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een supermarkt gevestigd aan het [adres] heeft weggenomen twee blikjes Smirnoff-ice, toebehorende aan supermarkt "Albert Heijn".
16/656144-12
op 12 maart 2012 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een celdeur en een andere ruit aan de zijde van de binnenplaats en een koelkast en loopkrukken, toebehorende aan PI Wolvenplein, heeft vernield, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk
- met die loopkruk bovengenoemde ruiten kapot/stuk te slaan en
- de deur van die koelkast los te trekken en
- met die koelkast te gooien.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van parketnummer 16/656052-12:
Diefstal.
Ten aanzien van parketnummer 16/656144-12:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte niet de ISD-maatregel op te leggen. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de ISD-maatregel als een ultimum remedium moet worden aangemerkt, terwijl in deze zaak nog alternatieven mogelijk zijn die niet eerder zijn uitgeprobeerd. De verdediging heeft er daarbij ook op gewezen dat blijkens de rapporten van de reclassering nieuw diagnostisch onderzoek noodzakelijk is om duidelijk te krijgen van welke psychische problematiek bij verdachte daadwerkelijke sprake is en om aldus tot een passende behandeling dan wel passende begeleiding te kunnen komen. Nu voor wat betreft het onder parketnummer 16/656144-12 ten laste gelegde feit artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is kan dit feit in ieder geval niet bijdragen aan de beantwoording van de vraag of er sprake is van zodanige problematiek dat een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders geïndiceerd is, aldus de verdediging.
De verdediging heeft subsidiair aangevoerd dat als de rechtbank de ISD-maatregel aan verdachte oplegt, er na zes maanden een toetsing dient plaats te vinden, omdat dan op basis van het diagnostisch onderzoek duidelijk moet zijn geworden of voor verdachte een ISD-maatregel inderdaad passend is of niet.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en aan vernieling van zijn cel. Verdachte heeft door het plegen van deze feiten laten zien geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen. Daarnaast is winkeldiefstal een hinderlijk feit dat voor veel overlast zorgt. Winkeldiefstallen leveren (forse) financiële schade voor de betrokken middenstanders op.
De rechtbank zal de officier van justitie volgen in haar eis tot het opleggen van een ISD-maatregel. De rechtbank stelt vast dat verdachte voldoet aan de formele criteria die aan de oplegging van de ISD-maatregel door de wet zijn gesteld. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De door verdachte gepleegde en bewezen verklaarde strafbare feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 10 oktober 2012 blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld voor het plegen van winkeldiefstallen en ook eerder is veroordeeld voor het plegen van een vernieling. Tevens blijkt uit die justitiële documentatie dat verdachte in de vijf jaren voorafgaande aan de nu door hem begane misdrijven ten minste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld. De misdrijven waarvoor verdachte gedurende de afgelopen vijf jaar voorafgaand aan de thans bewezen verklaarde feiten is veroordeeld betreffen onder meer een veroordeling voor bedreiging op 17 mei 2011 door de meervoudige kamer tot een gevangenisstraf van vier maanden, een veroordeling voor winkeldiefstal op 14 oktober 2011 door de politierechter tot een gevangenisstraf van één maand en een veroordeling voor mishandeling, meerdere winkeldiefstallen en beschadiging op 22 maart 2012 door de meervoudige kamer tot een gevangenisstraf van twintig weken.
De in de onderhavige zaak bewezen verklaarde feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze eerder opgelegde straffen. De officier van justitie heeft ter zitting medegedeeld dat
indien een ISD-maatregel wordt opgelegd en deze uitspraak onherroepelijk is geworden, dan de nog openstaande geldboetes niet ten uitvoer worden gelegd en voor de nog openstaande onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen (strafbeschikking) een voorwaardelijk gratieverzoek zal worden ingediend.
Tot slot dient er, gelet op het strafblad van verdachte en de bevindingen van de reclassering, ernstig rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Gelet op de aard van de misdrijven waarvoor verdachte telkens is veroordeeld, eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van de ISD-maatregel ook wenselijk en noodzakelijk is. De rechtbank heeft daarbij met name het volgende in aanmerking genomen.
Reclassering Nederland vermeldt in haar adviesrapport van 24 september 2012 dat verdachte al vanaf zijn zeventiende jaar verslaafd is aan softdrugs en dat er aanwijzingen zijn voor financiële problemen. De reclassering maakt zich al langere tijd zorgen over de ontwikkeling van de eerder in 2008 geconstateerde gedragsstoornis en bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en zij vindt een nieuw psycho-diagnostisch onderzoek noodzakelijk voor het slagen van een plan van aanpak voor het terugdringen van het recidiverisico. Hoewel verdachte nog erg jong is, is zowel strafrechtelijk als civielrechtelijk al veel geïnvesteerd in verdachte. De verschillende vormen van hulpverlening hebben echter tot nu toe niet het gewenste effect gehad, doordat verdachte zich onttrok aan hulpverlening en begeleiding en een plan van aanpak daardoor niet uit te voeren was. Het vermoeden bestaat dat verdachte zijn leven wel wil veranderen, maar over onvoldoende vaardigheden beschikt om hierin te slagen. In de onderhavige zaak werd verdachte geschorst uit de voorlopige hechtenis, omdat ACT-Care Express nog mogelijkheden zag om in een ambulant kader te werken aan het terugdringen van het recidiverisico. Verdachte kwam ook nu echter onvoldoende zijn afspraken na en was slecht bereikbaar waardoor het toezicht wederom onuitvoerbaar werd geacht.
De reclassering komt tot de conclusie dat verdachte niet in staat lijkt te zijn de negatieve spiraal te doorbreken en de aanzienlijke problemen op veel leefgebieden blijven daardoor aanhouden. Positief is dat verdachte nu aangeeft te willen meewerken aan diagnostiek en dat hij open staat voor hulpverlening. De reclassering concludeert voorts dat alle mogelijkheden om het recidiverisico te doen afnemen uitgeput zijn. De reclassering is van mening dat een ISD-maatregel wenselijk dan wel noodzakelijk is.
De heer Wiggers, verbonden als hulpverlener aan Care Express en begeleider van verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat verdachte zich al snel niet aan de afspraken hield. Verdachte heeft daardoor in de praktijk laten zien dat hij niet lijkt te kunnen profiteren van ambulante begeleiding, aldus de heer Wiggers. Verdachte bleef de afspraken aan zijn laars lappen en zijn eigen gang gaan. De heer Wiggers gaf aan voor nu verder geen mogelijkheden te zien voor begeleiding in een ambulant kader.
Mevrouw J. Haitjema, individueel trajectbegeleidster ISD-maatregel bij PI Wolvenplein, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat als de ISD-maatregel wordt opgelegd een uitgebreid psychologisch assessment zal plaatsvinden. Aan de hand van de resultaten van dat onderzoek kan een definitief trajectplan worden opgesteld. Verdachte is op dit moment in ieder geval gebaat bij structuur en begeleiding. De test zal alleen moeten uitwijzen welke vorm van behandeling en begeleiding geschikt is voor verdachte.
Het is de rechtbank uit het verhandelde ter zitting gebleken dat verdachte al vanaf zijn jeugdjaren hulpverlening heeft gehad, maar dat de aangeboden hulp op niets is uitgelopen. Ook tijdens de recente schorsing van de voorlopige hechtenis in de onderhavige zaak is verdachte een kans geboden om samen met de hulpverlening zijn leven op de rit te krijgen, maar ook deze kans heeft verdachte niet gegrepen. Verdachte heeft eerder niet willen meewerken aan diagnostisch onderzoek, waardoor dit onderzoek nog niet heeft plaatsgevonden en er omtrent de daadwerkelijke psychische problematiek geen duidelijkheid bestaat. Verdachte heeft aldus zelf alle eerder geboden en mogelijke alternatieven tegengewerkt.
Verdachte staat nu open voor de nodige hulpverlening en hij wil meewerken aan diagnostisch onderzoek. Een diagnostisch onderzoek is naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk om de daadwerkelijke psychische problematiek van verdachte te kunnen vaststellen en om aan de hand daarvan een juist behandelplan te kunnen opstellen. Hulpverlening en diagnostiek in een ambulant kader zijn naar het oordeel van de rechtbank op dit moment een gepasseerd station, gezien het eerdere mislukken van ambulante begeleiding. Beide kunnen en dienen dan ook in het kader van het ISD-traject plaats te vinden. De ISD-maatregel biedt verdachte de structuur en begeleiding die hij nodig heeft om ervoor te zorgen dat hij ook echt mee zal werken en om op die manier in de toekomst te voorkomen dat hij weer terugvalt in zijn oude gedrag. Dat op dit moment nog geen concreet behandelplan bestaat vormt geen (formeel) beletsel voor de oplegging van de ISD-maatregel. In de eerste periode van het ISD-traject zal getracht moeten worden om verdachte te motiveren voor diagnostisch onderzoek en om meer eenduidigheid hieromtrent te verkrijgen.
De rechtbank acht, alles afwegende, de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar passend en geboden. Aftrek van het voorarrest zal niet plaatsvinden teneinde de maatregel zo effectief mogelijk te kunnen benutten.
Nu het diagnostisch onderzoek nog moet plaatsvinden en de concrete invulling van het hulpverleningstraject thans nog niet duidelijk is, zal de rechtbank bij het opleggen van de ISD-maatregel bepalen dat het Openbaar Ministerie binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis de rechtbank bericht over het verloop van de ISD-maatregel door middel van een tussentijdse toetsing.
Dat voor wat betreft het onder parketnummer 16/656144-12 ten laste gelegde feit artikel
63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is doet aan het bovenstaande niets af. De rechtbank ziet daarin geen beletsel om de ISD-maatregel op te leggen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 57, 63, 38m, 38n, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert: Parketnummer 16/656052-12: Diefstal;
Parketnummer 16/656144-12: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;
- bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen 6 (zes) maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis bericht over de noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van deze maatregel door middel van een tussentijdse toetsing.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, mr. D.A.C. Koster en
mr. M.A.E. Somsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 november 2012.