ECLI:NL:RBUTR:2012:BY7482

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/657572-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling poging zware mishandeling, bedreiging en autokraak

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 23 november 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling, bedreiging en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 19 december 2011 tot en met 2 januari 2012 meermalen heeft geprobeerd zijn ex-vriendin, aangeduid als [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar keel dicht te knijpen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster geloofwaardig waren en ondersteund door getuigenverklaringen en letsel. De verdachte werd ook beschuldigd van bedreiging van zijn moeder op 10 november 2011, waarbij hij haar met de dood bedreigde. Daarnaast werd hij beschuldigd van inbraak in een auto op 11 november 2011, waarbij hij samen met een ander goederen heeft weggenomen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de feiten, met uitzondering van een deel van de zware mishandeling, en sprak hem vrij van dat deel. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 9 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer], ter hoogte van € 350,00, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/657572-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
verblijfadres: [woonplaats], Orion 8b,
postadres: [woonplaats], [adres].
Raadsman mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 9 november 2012. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans.
De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: (primair) in de periode van 19 december 2011 tot en met 2 januari 2012 meermalen geprobeerd heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel (subsidiair) die [slachtoffer] meermalen heeft mishandeld;
feit 2: op 10 november 2011 zijn moeder heeft bedreigd;
feit 3: op 11 november 2011 samen met een ander in een auto heeft ingebroken en daaruit goederen heeft weggenomen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde acht de officier alleen bewijs aanwezig voor het meermalen slaan in het gezicht, niet voor het dichtknijpen en –houden van de keel.
De officier van justitie acht, gelet daarop, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en verzoekt verdachte daarvan vrij te spreken.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank op basis van het dossier niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde feit. De verdediging acht, ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit, de verklaring van aangeefster [slachtoffer] niet betrouwbaar. Voorts bevestigt getuige [getuige 1] de verklaring van verdachte, dat het slachtoffer van de trap is gevallen.
De verdediging refereert zich ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit aan het oordeel van de rechtbank. Het op de dagvaarding ad informandum genoemde feit kan meegenomen worden, verdachte heeft dit feit bekend.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL0940 201257143. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Feit 1:
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij met [verdachte] (hierna te noemen: verdachte) een aantal dagen voor kerst 2011 naar de woning van [getuige 1] (de rechtbank begrijpt: [getuige 1]) aan de [adres] te [woonplaats] is gegaan waar zij een aantal dagen verbleven. Verdachte werd daar erg agressief naar haar en heeft een aantal keren met beide handen haar keel dichtgeknepen. Zij voelde dan dat zij geen adem kreeg en dacht dat zij dood zou gaan. Zij voelde op een gegeven moment dat verdachte haar weer losliet en kon toen weer ademen. Enige dagen later greep verdachte haar wederom in de woning aan de [adres] met beide handen bij haar keel en drukte haar keel dicht. Zij voelde dat zij stikte. Verdachte liet haar net op tijd weer los.
[getuige 2], casemanager van aangeefster [slachtoffer], heeft verklaard dat [slachtoffer] op 19 december 2011 uit het zorgcentrum was vertrokken. Op 30 december 2011 belde aangeefster haar en zei dat [verdachte] (hierna te noemen: verdachte) geprobeerd had haar te wurgen met zijn handen om haar keel. Zij hoorde dat [slachtoffer] op 2 januari 2012 was teruggekeerd in het zorgcentrum. Op 9 januari 2012 zag zij bij [slachtoffer], onder de kaak een blauwe plek op de keel.
[getuige 3], dagcoördinator zorgcentrum, heeft verklaard dat aangeefster [slachtoffer] op 27 december 2011 naar het zorgcentrum kwam. [slachtoffer] vertelde haar dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) geprobeerd had haar te wurgen. Zij zag in de hals van [slachtoffer] blauwe (bruine) vlekken alsof iemand met zijn vingers heel hard haar keel had dichtgeknepen. Zij zag als het ware de afdrukken van de vingers nog op de keel/hals staan.
[getuige 1] heeft tegenover de politie aangegeven dat verdachte en [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer]) één van de dagen voor kerst bij haar kwamen en tot na oud en nieuw zijn gebleven. Verdachte en [slachtoffer] maakten veel ruzie toen beiden bij haar in haar woning verbleven.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in de periode rond kerst 2011 tot na oud en nieuw met [slachtoffer] in de woning aan de [adres] te [woonplaats] is geweest. In de tijd dat zij in de woning aan de [adres] verbleven hadden zij steeds ruzie.
Verklaring aangeefster
De rechtbank acht, anders dan de raadsman, de verklaring van [slachtoffer] geloofwaardig en derhalve bruikbaar voor het bewijs. Zij komt tot dit oordeel gelet op de omstandigheid dat de verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door het bij [slachtoffer], door getuigen [getuige 2] en [getuige 3], waargenomen letsel. Dergelijk letsel past bij de handelingen die verdachte volgens [slachtoffer] heeft begaan. Daarnaast geeft verdachte aan dat hij in de betreffende periode voortdurend ruzie had met aangeefster (hetgeen wordt bevestigd door getuige[getuige 1]) en dat hij in het verleden meerdere keren geweld tegen aangeefster heeft gebruikt.
Voorts wordt de aangifte van [slachtoffer] op onderdelen bevestigd door andere verklaringen, waaronder de bij de politie afgelegde verklaringen van verdachte. Daarnaast bevestigt [getuige 2] dat zij in de betreffende periode door aangeefster werd gebeld. Een medewerker van het zorgcentrum [naam] ([X]) bevestigt voorts dat aangeefster in de betreffende periode een paar dagen terug in het opvangcentrum [naam] is geweest, te weten van 27 tot en met 29 december 2011. Verdachte heeft bij de politie bevestigd dat [slachtoffer] een paar dagen terug naar [naam] is geweest.
Overweging
Gelet op de voornoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode gelegen tussen 19 december 2011 tot en met 2 januari 2012 meerdere malen willens en wetens de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen heeft gehouden. Het dichtknijpen en dichtgeknepen houden van een keel is zeer gevaarlijk en levert daadwerkelijk een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op. Ondanks het feit dat [slachtoffer] tot meerdere keren toe geen zwaar lichamelijk letsel ten gevolge van het handelen van verdachte heeft opgelopen, moet verdachte zich bewust zijn geweest van deze aanmerkelijke kans en kan het niet anders zijn dan dat hij die kans ook heeft aanvaard.
Mitsdien acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] tevens heeft verklaard dat verdachte haar meerdere malen met zijn vuisten in haar gezicht, op haar ogen en mond heeft geslagen en dat haar gezicht onder de blauwe plekken zat. Uit het dossier volgt niet dat bij [slachtoffer], anders dan het hierboven reeds vermelde letsel en letsel aan haar kin, ander letsel aan het gezicht, dan wel ogen, is geconstateerd. Voorts heeft getuige [getuige 1] de verklaring van verdachte dat [slachtoffer] van de trap gevallen zou zijn, bevestigd. Op basis van het vorenstaande is niet uit te sluiten dat [slachtoffer] inderdaad van de trap gevallen is en zodoende letsel aan haar kin heeft opgelopen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen in het gezicht stompen van aangeefster [slachtoffer] en zal verdachte vrijspreken van dat deel van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Feit 2:
[A] heeft verklaard dat zij op 10 november 2011 in [woonplaats] in haar eigen woning is bedreigd door haar eigen zoon [verdachte] (hierna te noemen: verdachte). Verdachte zei tegen haar: “Ik maak je kapot, ik heb toch niets te verliezen” en “en dan gaat het hele rijtje er ook aan, met een bom.”. Zij weet dat verdachte, wanneer hij boos is, agressief kan reageren en zijn bedreiging om kan zetten in daden.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 10 november 2011 in de woning van zijn moeder was. Verdachte had ruzie met zijn moeder en hij was geïrriteerd en hij had wel wat gescholden. Zijn moeder is toen geschrokken en hij snapt wel dat zij zich door zijn woorden bedreigd voelde.
Overweging
De rechtbank overweegt dat de moeder van verdachte – naast de door verdachte geuite bedreigingen - in haar verklaring ook het schelden en de diefstal van een fiets door verdachte benoemt, hetgeen door verdachte zelf bij de politie wordt bevestigd. Voorts ontkent de verdachte de hem voorgehouden bedreigingen niet expliciet.
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, de context waarbinnen een en ander zich heeft afgespeeld en de overeenkomsten in de verklaringen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de genoemde bedreigingen.
Feit 3:
In zijn aangifte heeft [Aangever 1] verklaard dat er op 10 november 2011 is ingebroken in zijn auto, een Mercedes type C 250, kleur grijs, welke geparkeerd stond aan de [adres] te [woonplaats]. Bij de inbraak is een zijraam ingeslagen en is een viertal cd’s uit zijn auto weggenomen.
Op de bijrijderstoel van de auto van aangever [Aangever 1] zijn glasscherven met daarop bloedsporen aangetroffen. Het op de glasscherven aangetroffen bloedspoor (AADH5895NL#01) matcht met het DNA van verdachte (REA643 en RAAO6140NL).
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 11 november 2011 in [woonplaats] samen met een ander ingebroken heeft in een auto.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in een auto heeft ingebroken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. Primair
in de periode van 19 december 2011 tot en met 2 januari 2012 te [woonplaats], telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet toen en daar meermalen
de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en gedurende enige tijd dichtgeknepen heeft gehouden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
op 10 november 2011 te [woonplaats], [A] (zijnde verdachtes moeder) heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar ontstaat voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen en met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk voornoemde [A] (in haar woning) dreigend de woorden toegevoegd:"Ik maak je kapot, ik heb toch niets te verliezen" en "En dan gaat het hele rijtje er ook aan, met een bom", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
op 11 november 2011 te [woonplaats], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een aan de [adres] staande auto (merk Mercedes, type C 250, kleur grijs), heeft weggenomen 4 CD's, toebehorende aan [Aangever 1], waarbij verdachte en/of zijn mededader de weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een ruit van die auto stuk te maken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1 primair: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat;
feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, gelet op de bepleite vrijspraak, aan verdachte een voorwaardelijke straf, dan wel een werkstraf op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft meermalen geprobeerd zijn ex-vriendin zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar keel dicht te knijpen en deze dicht geknepen te houden. Van slachtoffers van dergelijke feiten is bekend dat zij een dergelijke gebeurtenis als zeer traumatisch kunnen ervaren en dat zij nog lang last kunnen hebben van gevoelens van onveiligheid.
Verder heeft verdachte zijn moeder in haar woning met de dood bedreigd en haar gedreigd om ook anderen wat aan te doen. Verdachte heeft door zijn dreigementen bij zijn moeder gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht. Zijn moeder voelde zich zodanig onveilig, dat zij zich genoodzaakt zag de politie te bellen.
De rechtbank rekent deze feiten verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft voorts samen met een ander ingebroken in een auto, door een ruit van die auto te vernielen en goederen weg te nemen. Verdachte heeft hiermee geen enkel respect getoond voor de eigendommen van anderen en enkel zijn eigen financieel belang voorop gesteld. Dergelijk feiten zorgen voor schade en hinder bij de benadeelden.
Uit het strafblad van verdachte van 09 oktober 2012 blijkt dat hij veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder soortgelijke feiten als de onderhavige feiten. Ook blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld ter zake van gewelddadig gedrag tegenover nota bene dezelfde aangeefster als de aangeefster van feit 1. De waarschuwingen die hij destijds heeft gekregen en de opgelegde, al dan niet forse, gevangenisstraffen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan degelijke feiten.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de door de reclassering uitgebrachte rapporten. Uit het rapport van 30 juli 2012 volgt dat men, ondanks het feit dat vier eerdere toezichten voortijdig negatief beëindigd zijn, toch nog mogelijkheden ziet voor begeleiding en behandeling van verdachte. Men acht het haalbaar verdachte nieuwe vaardigheden aan te leren, waardoor hij zijn agressie onder controle kan houden. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog gemiddeld. Uit het rapport d.d. 29 oktober 2012 volgt dat de Forensische Poli van het Centrum Maliebaan gestart is met een behandeling van verdachte, maar dat verdachte na een paar keer te zijn verschenen, niet meer verschenen is. Verdachte is thans onbereikbaar voor de reclassering.
Gelet hierop acht de rechtbank een verplicht reclasseringscontact en een verplichte behandeling, zoals door de reclassering is geadviseerd, niet aan de orde. De rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat verdachte hieraan zal (blijven) meewerken en zich zal houden aan de te maken afspraken.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat voor de bescherming en beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van recidive een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen enkele ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
De rechtbank is van oordeel dat, nu zij tot een andere – zwaardere - bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de feiten. Mede gelet op de straffen die voor soortgelijke delicten worden opgelegd en het strafblad van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden passend en geboden is.
6.4 Het ad informandum gevoegde
De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met het volgende door verdachte bekende en ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feit:
Diefstal van een fiets gepleegd op 10 november 2011 te [woonplaats].
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een immateriële schadevergoeding van
€ 550,00 voor feit 1, vermeerderd met de wettelijke rente.
7.1 De vordering van officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij deels toe te wijzen, tot een bedrag van € 300,00 en de vordering voor het overige niet ontvankelijk te verklaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, gelet op de bepleite vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit, de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt de door [slachtoffer] geleden immateriële schade in redelijkheid vast op € 350,00. De rechtbank is van oordeel dat de schade tot dat bedrag een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 2 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 57, 63, 285, 302 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat;
feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 350,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 2 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 350,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 januari 2012, bij niet betaling te vervangen door 7 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. M.A.E. Somsen en
mr. P.P.M.C. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 november 2012.