ECLI:NL:RBUTR:2012:BY6860

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600873-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens poging tot doodslag en zware mishandeling na onduidelijke getuigenverklaringen

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 1 september 2011 in Utrecht betrokken was bij een gewelddadig voorval, heeft de rechtbank Utrecht op 23 november 2012 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft kritisch gekeken naar zowel de belastende als de ontlastende verklaringen van getuigen. De getuigenverklaringen waren vaak onduidelijk en tegenstrijdig, wat leidde tot twijfels over de waarheidsgetrouwe weergave van de gebeurtenissen. De rechtbank concludeerde dat de belastende verklaringen van getuigen niet overtuigend genoeg waren om tot een veroordeling te komen. De verklaringen van getuigen waren niet consistent en de rechtbank vond het niet aannemelijk dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd. De rechtbank sprak de verdachte dan ook vrij van alle ten laste gelegde feiten. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De rechtbank heeft tevens het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven, aangezien er geen reden meer was voor zijn detentie. De zaak benadrukt het belang van duidelijke en consistente getuigenverklaringen in strafzaken, vooral wanneer de beschuldigingen ernstig zijn.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600873-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1971] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsvrouw mr. A.T.G. van Wandelen, advocaat te Utrecht, waarnemend voor mr. P.C. Smit, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 november 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 1 september 2011 te Utrecht de heer [slachtoffer] heeft geprobeerd te doden ofwel heeft geprobeerd hem zwaar letsel toe te brengen, danwel hem heeft mishandeld, door hem met geschoeide voet een trap tegen het hoofd te geven.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, dat de rechtbank bevoegd is,
dat de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging is en dat er geen reden is voor
schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde (poging tot zware mishandeling) heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer] en de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3]. De officier van justitie gaat er daarbij van uit dat verdachte door het slachtoffer tegen het hoofd te trappen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft geaccepteerd dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. Daartoe weegt volgens de officier van justitie mee dat bij het slachtoffer een niet verplaatste neusbreuk is geconstateerd. Voor het impliciet primair ten laste gelegde – de poging tot doodslag – vraagt de officier van justitie vrijspraak.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en bepleit integrale vrijspraak. De verdediging wijst daarbij op de omstandigheid dat weliswaar wettig, doch zeker niet overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het slachtoffer in het gezicht of tegen zijn hoofd heeft geraakt.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
In het dossier bevinden zich zowel verdachte belastende als hem ontlastende verklaringen. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat het incident zich heeft afgespeeld in een onoverzichtelijke situatie, waarbij er zowel voor als na het moment dat verdachte en het slachtoffer – zoveel staat wel vast – op de grond zijn beland, geweldincidenten hebben plaatsgevonden en waarbij veel mensen op straat waren.
De rechtbank heeft kritisch naar zowel de voor verdachte belastende als de ontlastende verklaringen gekeken. De gehoorde getuigen hebben in de hectiek van het gebeuren vaak niet alles kunnen waarnemen en hun verklaringen zijn op punten onduidelijk en tegenstrijdig. Belastend voor verdachte zijn de verklaringen van [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 1]. Deze belastende verklaringen worden echter weersproken door de verklaringen van bijvoorbeeld [getuige 4], die verklaart dat het een voor haar onbekende jongen is geweest die het slachtoffer in het gezicht heeft getrapt. De belastende verklaring van [getuige 2] wordt bovendien mogelijk gekleurd door haar positie in het conflict. De belastende verklaring van [getuige 1] lijkt wel uit een objectievere bron te komen, maar daar staat tegenover dat [getuige 1] tevens vermeldt dat ook een vrouw aangever heeft geschopt. [getuige 1] doelt daarmee op de vrouw van aangever. Dat de vrouw van aangever ook heeft geschopt wordt door niemand anders verklaard en de rechtbank acht dit onaannemelijk. Dit maakt dat de rechtbank ook twijfelt aan de waarneming van [getuige 1] met betrekking tot verdachte. Aangever zelf ten slotte heeft niet kunnen waarnemen wie hem heeft geraakt.
Vast staat voor de rechtbank wel dat verdachte zich in de vechtpartij tussen aangever en diens ex-vrouw, de buurvrouw van aangever, heeft gemengd met de bedoeling deze te sussen. Vast staat tevens dat de agressie van aangever is uitgegaan door op straat de confrontatie met zijn ex-vrouw te zoeken en door daarna verdachte een klap tegen zijn (achter)hoofd te geven: diverse getuigen verklaren hierover. Daarna is zowel verdachte als aangever op de grond terechtgekomen. Verdachte heeft verklaard dat hij toen uit zelfverdediging aangever een klap in het gezicht heeft gegeven. Een klap is echter niet ten laste gelegd. Het gaat erom of verdachte aangever tegen het hoofd heeft geschopt. Daarvoor heeft de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet de overtuiging gekregen.
Daarbij heeft mede een rol gespeeld dat het bij het slachtoffer geconstateerde letsel niet, althans niet specifiek past bij het ten laste gelegde: de getuige [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte het hoofd van aangever met zijn voet heeft geraakt alsof hij een penalty nam terwijl de arts (slechts) een oppervlakkige huidwond en een niet-verplaatste neusbreuk heeft geconstateerd. Dit letsel past evenzeer bij de verklaring van verdachte dat aangever, die op zijn knieën zat en bezig was op te staan, na de door verdachte uitgedeelde klap met zijn gezicht naar voren op straat viel. Dit laatste wordt ook verklaard door de getuige [getuige 2]. Verdachte heeft geen voorgeschiedenis van geweld, noch justitiële documentatie en is altijd consequent geweest in zijn verklaringen.
De rechtbank acht dan ook niet overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal hem dan ook van alle ten laste gelegde feiten vrijspreken.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten;
Voorlopige hechtenis
- heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, mr. M.A.E. Somsen en mr. D.A.C. Koster, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.H. Balk, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 november 2012.