ECLI:NL:RBUTR:2012:BY6812

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600178-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 7 december 2012 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De vordering was ingediend door de officier van justitie onder parketnummer 16/600178-11. De veroordeelde had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die waren opgelegd in een eerder vonnis van 14 juni 2011. De reclassering meldde dat de veroordeelde zich niet meer aan het toezicht hield, niet verscheen op zijn meldplicht en weigerde mee te werken aan urinecontroles. Dit leidde tot de conclusie dat er een oplopend recidiverisico was, mede door overmatig alcoholgebruik en het intrekken bij zijn ex-partner.

De raadsvrouw van de veroordeelde voerde aan dat de veroordeelde in de eerste maanden van het toezicht succesvol had meegewerkt en verzocht om de vordering toe te wijzen, maar om te zetten in een werkstraf. De rechtbank oordeelde echter dat de frequentie en stelligheid van de overtredingen van de bijzondere voorwaarden een toewijzing van de vordering rechtvaardigden. De rechtbank zag geen ruimte voor omzetting in een werkstraf, gezien de huidige situatie van de veroordeelde die een zwervend bestaan leidde, wat de uitvoering van een werkstraf bemoeilijkte.

De rechtbank besloot dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, opgelegd in het eerdere vonnis, ten uitvoer zou worden gelegd. Deze beslissing werd genomen door de rechters in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/600178-11
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[veroordeelde]
geboren te [geboorteplaats] in het jaar 1975,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [woonplaats], [adres].
heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan veroordeelde opgelegde straf. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 juni 2011;
- het advies tenuitvoerlegging van Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassing d.d. 10 oktober 2012;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 15 oktober 2012;
- het proces-verbaal van de terechtzitting in deze zaak gehouden op 2 november 2012;
- de overige stukken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 2 november 2012 en van 23 november 2012 is de officier van justitie gehoord. De veroordeelde is, hoewel laatstelijk behoorlijk opgeroepen, beide keren niet verschenen. Wel is verschenen diens raadsvrouwe, mr. D.I.A. Schröder.
2 De beoordeling.
Aan veroordeelde is bij voormeld vonnis een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van twee maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering, zoals nader uitgewerkt in dat vonnis.
Voormeld vonnis is onherroepelijk geworden op 28 juni 2011.
Blijkens inlichtingen van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering (hierna: de reclassering) d.d. 10 oktober 2012 en de toelichting en aanvulling ter terechtzitting van 2 november 2012 van de heer Rijkaard van de reclassering, heeft veroordeelde zich niet gehouden aan de in dat vonnis opgelegde bijzondere voorwaarden.
Uit het advies tenuitvoerlegging blijkt dat de uitvoering van het toezicht is gestart op 13 juli 2011. Nadat het toezicht aanvankelijk goed is verlopen onttrekt veroordeelde zich thans aan de behandeling bij Kade 17, verblijft niet langer in een maatschappelijke opvang en werkt niet mee aan de urinecontrole bij Centrum Maliebaan. Daarbij is hij zowel op 10 september 2012 als op 1 oktober 2012 niet verschenen op zijn meldplicht. De reclassering is dan ook van mening dat veroordeelde onvoldoende heeft meegewerkt aan de bijzondere voorwaarden. Het is voor de reclassering ook niet mogelijk om nog verdere invulling aan het toezicht te geven, omdat veroordeelde weigert op zijn meldplichten te verschijnen en expliciet te kennen heeft gegeven dat hij zich niet langer wil conformeren aan het reclasseringstoezicht en dat hij liever zijn voorwaardelijk strafdeel uitzit. Tenuitvoerlegging is volgens de reclassering geïndiceerd, mede nu er sprake is van een oplopend recidiverisico: veroordeelde zou overmatig alcohol gebruiken en bij zijn ex-partner intrekken.
De raadsvrouw heeft namens veroordeelde aangevoerd dat veroordeelde de eerste maanden van het toezicht wel succesvol heeft doorlopen en dat haar uit telefonisch contact met veroordeelde is gebleken dat hij niet meer met het reclasseringstoezicht verder wilde gaan, doch dat hij ook bereid is om een werkstraf te verrichten en dat hij eerder succesvol werkstraffen heeft verricht. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de vordering toe te wijzen, maar vervolgens om te zetten in een werkstraf.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de frequentie en de stelligheid van de overtredingen van de bijzondere voorwaarde, de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie dient te worden toegewezen. Voor omzetting in een werkstraf, zoals door de raadsvrouw bepleit, ziet de rechtbank geen ruimte. Veroordeelde leidt thans een zwervend bestaan, hetgeen de uitvoering van een werkstraf ernstig bemoeilijkt, maar nog los daarvan ziet de rechtbank geen bijzondere omstandigheden in het dossier die nopen tot omzetting in een werkstraf.
3 De beslissing.
De rechtbank gelast dat de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, die bij vonnis d.d. 14 juni 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/600178-11 ten uitvoer zal worden gelegd.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, mr. D.A.C. Koster en mr. M.A.E. Somsen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.H. Balk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 december 2012.