ECLI:NL:RBUTR:2012:BY6450

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/653558-12; 16/712497-09 (tul) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot bedrijfsinbraak met vrijspraak voor voltooide diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 7 december 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met twee anderen werd beschuldigd van poging tot bedrijfsinbraak. De feiten zijn als volgt: op 7 september 2012 werd er een inbraakalarm geactiveerd bij [bedrijf 2] in Nieuwegein. De aangeefster, werkzaam bij [bedrijf 1], ontdekte dat de kluis uit de kluisruimte was verplaatst naar de gang, maar niet was opengebroken of ontvreemd. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een voltooide diefstal, omdat de kluis niet aan de heerschappij van de aangever was onttrokken. De verdachte en zijn mededaders werden kort na de alarmmelding op het dak van het winkelcentrum aangetroffen, waar zij spullen naar beneden gooiden. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de subsidiaire tenlastelegging van poging tot diefstal, maar sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit van diefstal.

De rechtbank overwoog dat de verdachte en zijn mededaders zich schuldig hadden gemaakt aan een poging tot bedrijfsinbraak, waarbij zij de toegang tot het pand hadden verkregen door middel van braak. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de ernst van het feit. De officier van justitie had een jeugddetentie geëist, maar de rechtbank besloot om een jeugddetentie van 150 dagen op te leggen, waarvan 105 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht door de jeugdreclassering en deelname aan een ITB-plus maatregel. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 90 uren en een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 1.059,56, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/653558-12; 16/712497-09 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 december 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats],
raadsvrouw mr. F.E. den Hertog, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 november 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: samen met een ander of anderen een kluis met inhoud heeft gestolen, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
Subsidiair: samen met een ander of anderen heeft geprobeerd een kluis met inhoud te stelen, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is voor medeplegen van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte op het dak van het winkelcentrum was om te blowen. Ten aanzien van het primair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw tevens vrijspraak bepleit, omdat er geen sprake is van wederrechtelijke toe-eigening.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Uit de aangifte blijkt dat de kluis niet uit het pand is geweest en niet open is gemaakt. De kluis is wèl verplaatst door deze uit de kluisruimte te verslepen naar de gang. Echter uit het dossier blijkt niet dat daarmee de kluis aan de heerschappij van aangever is onttrokken. De rechtbank is derhalve van oordeel dat er hier geen sprake is van een voltooide diefstal en zal verdachte dan ook van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Het bewijs ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen.
[aangever] heeft namens [bedrijf 1], [bedrijf 2], aangifte gedaan van een bedrijfsinbraak gepleegd op 7 september 2012 in de [bedrijf 2] aan de [adres] te [woonplaats]. Na een melding is zij gaan kijken in het filiaal. Zij zag dat de kluis midden in de gang op de eerste verdieping lag, terwijl de kluis normaal in de kluisruimte staat. Aangeefster zag verder dat de deur naar de kluisruimte vernield was.
Het inbraakalarm van de [bedrijf 2] is op 7 september 2012 om 01.06 uur afgegaan. Eerst is het alarm op de buitendeur die toegang geeft tot een plat dak afgegaan. Vervolgens is het alarm van de winkelruimte op de eerste verdieping afgegaan. Daarna is het alarm van het kantoor, dat zich eveneens op de eerste verdieping bevindt, afgegaan.
Verbalisant [verbalisant 2] (hierna te noemen: [verbalisant 2]) krijgt op 7 september 2012 omstreeks 01.08 uur de inbraakmelding bij de [bedrijf 2] door. De [bedrijf 2] is gelegen op een afstand van circa 300 meter van het bureau van politie te Nieuwegein. [verbalisant 2] gaat direct ter plaatse.
De winkel is gelegen in een overdekte passage met twee uitgangen. Beide uitgangen zijn afgesloten. [verbalisant 2] ziet rechts naast de hoofdingang van de passage een klein lichtschijnsel achter een raam met lamellen. [verbalisant 2] ziet dat één lamel openstaat en door deze opening ziet hij een manspersoon naar buiten kijken. [verbalisant 2] schijnt met zijn maglite in het gezicht van de man en [verbalisant 2] ziet dat de man schrikt. [verbalisant 2] ziet dat de persoon een man is met een Noord Afrikaans, licht getint uiterlijk en dat hij tussen de 17 en 19 jaar oud is. Vervolgens ziet [verbalisant 2] dat er een witte deur wordt geopend op het platte dak boven de [bedrijf 2]. Hij ziet twee personen naar buiten komen die het dak oplopen, die vervolgens kennelijk plat op het platte dak van de winkel gaan liggen. [verbalisant 2] ziet dat één van de twee personen zich enkele malen opricht om rond te kijken. Verbalisant [verbalisant 2] ziet hierna twee personen een brandtrap opklimmen naar een hoger gedeelte van het dak van het winkelcentrum.
[verbalisant 2] ziet verbalisant [verbalisant 3] uit een andere nooddeur het platte dak op komen en vertelt hem langs welke brandtrap de personen naar een hoger gelegen dak waren gegaan. [verbalisant 2] ziet dat verbalisant [verbalisant 3] met twee andere collega’s dezelfde brandtrap neemt naar het hoger gelegen dak. Korte tijd later hoort [verbalisant 2] dat deze verbalisanten drie verdachten hadden aangetroffen op het dak.
Verbalisant [verbalisant 3] treft twee jongens op het dak aan. Hij ziet dat deze jongens spullen naar beneden gooien. De jongens gooien onder meer een muts, handschoenen en een zwarte jas naar beneden. De twee jongens worden aangehouden. Tijdens de aanhouding wordt een derde jongen aangetroffen die achter een luchtkoker verstopt zit. De aangehouden jongens zijn verdachte [medeverdachte 1] en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [verdachte].
Er zijn geen andere verdachten aangetroffen op het dak of in de winkel en er waren geen andere personen rond het winkelcentrum op straat aanwezig.
Uit het sporenonderzoek blijkt het volgende. Het dak van de winkel is van buitenaf te bereiken via een brandtrap. De brandtrap is van de openbare weg afgesloten door twee deuren. De toegangsdeur naar de brandtrap stond open. De nooddeur van de [bedrijf 2] die uitkomt op het platte dak van de winkel was opengebroken door middel van wrikken in de sluitnaad met behulp van een schroevendraaier. Deze nooddeur komt uit op de eerste verdieping van de winkel. In de winkel is de kantoordeur opengebroken door middel van wrikken met een breekvoorwerp. De kantoordeur is hierdoor overdwars door midden gescheurd. Vervolgens is er een gat in de onderste helft van de deur gemaakt. De kluis is uit het kantoor weggenomen en in de gang achtergelaten. Er is geprobeerd de kluis open te breken door middel van wrikken in de sluitnaad met een breekvoorwerp. Op het bureau in het kantoor zijn een schroevendraaier en een koevoet aangetroffen.
Op de parkeerplaats bij het winkelcentrum wordt een personenauto met het kenteken [kenteken] aangetroffen, die op naam staat van [medeverdachte 1]. In deze personenauto worden drie heup/schoudertasjes aangetroffen met in ieder tasje een identiteitsbewijs. Dit zijn de identiteitsbewijzen van respectievelijk [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte].
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
Verdachte heeft verklaard dat hij uit Utrecht naar Nieuwegein was gereden en daar aan het blowen was op het dak van het winkelcentrum en niets te maken heeft met de poging tot inbraak.
De rechtbank acht het door de verdachte geschetste alternatieve scenario kennelijk leugenachtig en een belediging voor de intelligentie van de rechtbank. De rechtbank weegt daarin mee dat verdachte zich samen met twee anderen, allen woonachtig in Utrecht, op een dak van een winkelcentrum in Nieuwegein bevond en dat dit midden in de nacht was. Verdachte zou daar hebben liggen/zitten blowen. De politie rept echter niet over blowen en treft twee van de verdachten aan terwijl ze spullen van het dak af gooien De verdachten worden aangehouden om 01.25 uur, zijnde 18 minuten na het eerste inbraakalarm. De politie was snel ter plaatse en heeft geen andere personen in de omgeving gezien. Bovendien heeft een verbalisant twee personen uit de deur van de winkel zien komen die het dak opgingen waar de drie verdachten kort daarna zijn aangehouden. Daarnaast hebben verbalisanten onderzoek gedaan op het dak van het winkelcentrum en in de winkel en zij hebben geen andere personen aangetroffen.
De rechtbank leidt uit de in de auto van [medeverdachte 1] aangetroffen identiteitsbewijzen af dat de drie verdachten samen in één auto naar Nieuwegein zijn gereden en het dak op zijn geklommen met, gezien de braaksporen in en aan het pand, het kennelijke doel te gaan inbreken. De verdachten zijn echter tijdens de uitvoering gestoord in hun plannen.
De rechtbank is op grond van vorenstaande van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie verdachten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden op de wijze als hierna onder bewezenverklaring is vermeld.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Subsidiair
op 07 september 2012 te Nieuwegein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand (gevestigd aan de [adres]) weg te nemen geld en goederen van hun gading, toebehorende aan [bedrijf 1] [bedrijf 2], en zich daarbij de toegang tot dat winkelpand te verschaffen door middel van braak, zich met zijn mededaders naar dat winkelpand heeft begeven, waarna hij, verdachte en zijn mededaders een deur van dat winkelpand hebben opengebroken en vervolgens dat winkelpand hebben doorzocht, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Subsidiair: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de duur van het voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun, waarvan zes maanden ITB-plus.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht een onvoorwaardelijke straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun, waarvan zes maanden ITB-plus.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een poging tot bedrijfsinbraak. Verdachte en zijn mededaders zijn naar binnen gegaan en hebben in het pand van de [bedrijf 2] een grote ravage aangericht. Verdachte heeft puur uit eigen gewin gehandeld en geen oog gehad voor de schade die hij heeft veroorzaakt bij het bedrijf. Ook na afloop heeft verdachte er geen blijk van gegeven berouw te hebben van zijn daad. Verdachte heeft een volstrekt ongeloofwaardige verklaring afgelegd, waarmee hij zijn aandeel in de inbraak heeft willen verbloemen. De rechtbank weegt dit mee in het nadeel van de verdachte.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op:
- een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 oktober 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten;
- een de verdachte betreffend advies van de jeugdreclassering d.d. 11 oktober 2012, opgesteld door A. Oksüz;
- een de verdachte betreffend rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 17 september 2012, opgesteld door E. Sengül.
De heer A. Oksüz heeft een positief advies gegeven ten aanzien van een ITB-plus maatregel. Ter zitting heeft de heer Oksüz dit advies bevestigd. Hij heeft aangegeven dat verdachte op dit moment een positieve houding heeft en zijn afspraken nakomt.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft beschreven dat er een hoog recidiverisico is en dat er verschillende risicofactoren aanwezig zijn. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert een maatregel Hulp en Steun, waarvan zes maanden ITB-plus op te leggen.
De officier van justitie heeft gevorderd een straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, aangevuld met een voorwaardelijk deel met een maatregel Hulp en Steun, waarvan zes maanden ITB-plus.
De rechtbank ziet echter, gelet op de ernst van het feit en de brutaliteit daarvan, reden van de eis van de officier van justitie af te wijken. Alleen vanwege de jeugdige leeftijd van verdachte zal de rechtbank niet een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen dan de duur van het voorarrest. De rechtbank is wel van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit en zal naast een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 45 dagen, een lange voorwaardelijke jeugddetentie en een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen waarvan 105 dagen voorwaardelijk met de hierna te noemen bijzondere voorwaarden en een werkstraf voor de duur van 90 uren passend is.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [bedrijf 1] vordert een schadevergoeding van € 1.059,56.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen.
De verdediging heeft betoogd dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat verdachte moet worden vrijgesproken en subsidiair omdat de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De rechtbank stelt vast dat de voorwaardelijk opgelegde straf reeds ten uitvoer is gelegd door het Gerechtshof te Arnhem. De officier van justitie dient derhalve in de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Subsidiair: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 105 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77a van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd (een van) de bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de jeugdreclassering, uit te voeren door Bureau Jeugdzorg Utrecht;
* dat verdachte gedurende zes maanden van de proeftijd mee zal werken aan ITB-Plus;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 90 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 45 dagen;
Vordering tenuitvoerlegging
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak onder parketnummer 16/712497-09;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 1] van € 1.059,56 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 7 september 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 1], € 1.059,56 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 september 2012, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. D.A.C. Koster en mr. M.A.E. Somsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 december 2012.