ECLI:NL:RBUTR:2012:BY6140

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16.600975-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 20 november 2012 uitspraak gedaan over de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de veroordeelde, geboren in 1972 en thans verblijvende in Wier. Het onderzoek vond plaats op 6 november 2012, waarbij de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. A.M.R. van Ginneken, en getuigen-deskundigen aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde gemotiveerd is om de maatregel goed uit te voeren en dat hij verschillende trainingen heeft gevolgd in Wier Plus. Ondanks een terugval in juni 2012, heeft hij met succes zijn traject in Wier Plus voortgezet en is hij inmiddels aangemeld voor een woonvoorziening in Den Dolder.

De rechtbank heeft de relevante stukken in het dossier bekeken, waaronder eerdere uitspraken van het gerechtshof en voortgangsverslagen van de ISD-maatregel. De getuigen-deskundigen hebben geadviseerd de maatregel voort te zetten, omdat dit een noodzakelijke stimulans biedt voor de veroordeelde om zijn behandeling en resocialisatie succesvol af te ronden. De officier van justitie steunde dit advies, terwijl de veroordeelde via zijn raadsvrouw aangaf dat hij klaar is voor verdere ontwikkeling, maar dat een passende woonvoorziening essentieel is voor zijn toekomst.

De rechtbank concludeert dat, hoewel de veroordeelde vooruitgang heeft geboekt, er momenteel geen redenen zijn om de maatregel voortijdig te beëindigen. De rechtbank heeft gelet op artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht en beslist dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt voortgezet, met het oog op een verantwoorde terugkeer in de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16.600975-10
Datum uitspraak: 20 november 2012
Beslissing ex artikel 38s Wetboek van Strafrecht
Beslissing van de meervoudige raadkamer voor strafzaken, naar aanleiding van het onderzoek ex artikel 509aa van het Wetboek van Strafvordering, betrekking hebbend op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd aan:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1972],
thans verblijvende in Wier, gelegen aan de [adres], [woonplaats].
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
het arrest van het gerechtshof Amsterdam d.d. 18 april 2011 waaruit blijkt dat aan de veroordeelde is opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 20 maanden en waarbij het gerechtshof heeft bepaald dat het openbaar ministerie binnen negen maanden dient te berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
de beslissing op grond van artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht van deze rechtbank d.d. 25 januari 2012 waaruit blijkt dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is voortgezet;
het verzoek van de veroordeelde d.d. 20 augustus 2010 (de rechtbank leest verbeterd: 2012) inhoudende dat de rechtbank een beslissing zal nemen over de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
een voortgangsverslag tenuitvoerlegging ISD maatregel d.d. 12 januari 2012 en een aanvulling voortgangsverslag tenuitvoerlegging ISD maatregel d.d. 22 oktober 2012, beide van J. Haitjema, individueel trajectbegeleider Wolvenplein, beide tevens inhoudende een verklaring van de directeur van de inrichting omtrent de stand van de uitvoering van het verblijfsplan van de veroordeelde.
Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 6 november 2012, waarbij zijn gehoord:
de officier van justitie,
de veroordeelde,
de raadsvrouw van de veroordeelde, mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht,
de getuigen-deskundigen mevrouw J. Haitjema als individueel trajectbegeleider ISD en mevrouw C. Lahr als casemanager bij Centrum Maliebaan.
OVERWEGINGEN:
Uit de stukken en het onderzoek ter zitting is gebleken dat de veroordeelde gemotiveerd is om de maatregel een goede invulling te geven en deze tot een goed einde te brengen. Op 1 maart 2012 is de veroordeelde geplaatst in Wier Plus. Aldaar heeft hij verschillende trainingen gevolgd en hebben er intensieve gesprekken plaatsgevonden met zijn behandelaar. De veroordeelde functioneerde er over het algemeen goed. Op 29 juni 2012 is hij echter vanwege een terugval voor twee weken teruggeplaatst in het Wolvenplein, alwaar ook een incident heeft plaatsgevonden. Op 13 juli 2012 is de veroordeelde met succes teruggekeerd naar Wier Plus en in week 40 is hij, onder begeleiding van Wier Plus, in een begeleide woonvorm in Den Dolder gaan wonen.
In het kader van nazorg is de veroordeelde aangemeld voor het Vierde Huis (voor een contingentwoning en ambulante begeleiding), maar er zijn pas weer in 2013 woningen beschikbaar. De maatregel loopt echter op 23 december 2012 ten einde. De veroordeelde staat inmiddels bovenaan op de wachtlijst, maar het kan nog maximaal negen maanden duren voordat aan hem een woning wordt toegewezen. De veroordeelde kan tot die tijd op vrijwillige basis onder begeleiding van Wier Plus in de woonvorm te Den Dolder blijven en gebruik maken van het resocialisatieprogramma dat zij bieden.
De getuigen-deskundigen hebben geadviseerd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voort te zetten, omdat dit een stok achter de deur vormt om de maatregel en het daarbij behorende programma tot een goed einde te brengen. Voor de veroordeelde is een passende woonvorm beschikbaar. Daarnaast hoeft de maatregel voor de veroordeelde geen belemmering te zijn om zich te richten op zijn leven na afloop van de maatregel.
De officier van justitie heeft zich bij dit standpunt aangesloten en voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders gevorderd.
De veroordeelde heeft bij monde van zijn raadsvrouw aangevoerd dat hij gemotiveerd is om de maatregel tot een goed einde te brengen, maar dat het voor hem noodzakelijk is dat er aansluitend op het traject een passende woonvoorziening voor hem beschikbaar is. Dit is inmiddels gerealiseerd. Voorts is de veroordeelde van mening dat hij er klaar voor is om zich verder te gaan ontwikkelen, maar dat het huidige traject hem daarin beperkt. Bovendien gaat het dermate goed met hem dat voortzetting van de maatregel hem heden niets meer zal opleveren. De veroordeelde heeft aangegeven dat, indien de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt beëindigd, hij vrijwillig aan het voor hem in het kader van die maatregel opgestelde programma wil en kan blijven deelnemen, maar dat hij zich daarnaast ook meer kan gaan richten op de toekomst.
De rechtbank overweegt dat de veroordeelde vooruitgang heeft geboekt binnen het traject en is van oordeel dat een verdere begeleiding en behandeling zoals voorgesteld in de voortgangsrapportage van de inrichting en door de getuigen-deskundigen zal bijdragen aan een verantwoorde terugkeer van de veroordeelde in de maatschappij. De veroordeelde doorloopt het traject weliswaar goed, maar heeft ook in juli jongstleden nog een terugval gehad. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er op dit moment geen omstandigheden zijn de het voortijdig beëindigen van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders rechtvaardigen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank verstaat dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, opgelegd aan [verdachte] voornoemd, wordt voortgezet.
Aldus gedaan door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. D.A.C. Koster en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, bijgestaan door G.C. van de Ven- de Vries als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 20 november 2012.