ECLI:NL:RBUTR:2012:BY6128

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
30 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655834-12; 09/219772-10 (tul) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een mes in Zeist

Op 30 oktober 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 mei 2012 in Zeist met een mes op het slachtoffer afkwam. De verdachte gooide het slachtoffer met kracht op de grond en stak hem met het mes in zijn rechter onderbeen en in zijn rug. Het slachtoffer liep oppervlakkige steekwonden op. De verdachte verklaarde dat hij de neiging had om het slachtoffer aan te vallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet in zijn verdediging is geschaad door eventuele taal- of schrijffouten in de tenlastelegging. De rechtbank achtte niet bewezen dat de verdachte het opzet had om het slachtoffer van het leven te beroven, maar wel dat hij heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank baseerde deze conclusie op de kwetsbaarheid van de plek waar de steekwonden zijn toegebracht en het gedrag van de verdachte tijdens het incident.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met rapporten van een psychiater en een psycholoog, die concludeerden dat de verdachte lijdt aan een psychotische stoornis en dat hij als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank heeft besloten om de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, maar heeft hem wel de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opgelegd voor de duur van maximaal één jaar. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde werkstraf werd afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655834-12; 09/219772-10 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 oktober 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1989] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
verblijvende te PPC Amsterdam
raadsvrouw mr. A.Y.M. Jansse, advocaat te Zeist
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 30 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
heeft geprobeerd [slachtoffer] (primair) van het leven te beroven dan wel (subsidiair) zwaar te mishandelen door hem met een mes in zijn onderbeen en/of rug te steken. Meer subsidiair is dit ten laste gelegd als mishandeling.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair tenlastegelegde.
Wel acht de officier van justitie het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daartoe op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft geprobeerd van het leven te beroven. Uit het gedrag, te weten het met een aardappelmesje kennelijk vele malen in de onderbenen en eenmaal in de rug van [slachtoffer] steken, wat tot kleine en oppervlakkige verwondingen heeft geleid, kan niet het opzet op de dood van die [slachtoffer] worden afgeleid. Bovendien acht de rechtbank de kans dat door dit steken het slachtoffer dodelijk kon worden getroffen niet aanmerkelijk. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Subsidiair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, gelet op het navolgende.
[slachtoffer] heeft verklaard dat op 18 mei 2012 in Zeist verdachte met een mes op hem af kwam lopen en hem met kracht op de grond gooide. Op het moment dat hij op de grond lag zag hij dat verdachte hem met dat mes in zijn rechter onderbeen stak en links boven in zijn rug . [slachtoffer] heeft oppervlakkige steekwondjes opgelopen aan zijn rechteronderbeen (en kennelijk ook aan zijn linkeronderbeen) en heeft een oppervlakkige verwonding aan de linker bovenzijde van zijn rug onder het schouderblad. Verdachte heeft verklaard dat hij de neiging kreeg om [slachtoffer] aan te vallen .
Bewijsoverweging
De rug onder het schouderblad is een kwetsbare plek omdat daar pezen en spieren lopen die hadden kunnen worden geraakt. Door in de rug, onder het schouderblad te steken, ontstond de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] als gevolg van dat steken zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Verdachte heeft bewust gestoken en door ook in de rug te steken bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aanvaard.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Subsidiair
op 18 mei 2012 te Zeist ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet die [slachtoffer] met een mes in de rug heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Poging tot zware mishandeling.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Omtrent de persoon van verdachte is een tweetal rapporten opgemaakt door respectievelijk drs. M.R. Weeda, psychiater, en I. van Asselt, GZ-psycholoog.
De psychiater heeft in zijn rapport geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis. Door deze psychose, die op de voorgrond stond, kon de psychiater niet vaststellen dat er daarnaast sprake was van een autistische stoornis dan wel het syndroom van Asperger, hoewel dit wel sterk wordt vermoed. Ten tijde van het tenlastegelegde werd verdachte in zijn doen en laten volledig gestuurd door de psychotische stoornis. Vanuit deze stoornis is sprake van paranoïdie en vermoedelijk gevoelens van angst en boosheid, vermoedelijk op dat moment direct gericht tegen het slachtoffer. Tevens spelen akoestische hallucinaties en mogelijk geven deze stemmen verdachte opdrachten. Bovendien is ten gevolge van de stoornis sprake van verregaande oordeels- en kritiekstoornissen en formele denkstoornissen die het verdachte onmogelijk maken om te anticiperen, om consequenties van zijn gedrag te overzien of gedragsalternatieven te overwegen. De psychiater adviseert om verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen. De psychotische stoornis dient te worden behandeld met medicatie en in tweede instantie ook met psychotherapeutische begeleiding en behandeling in een zo veilig mogelijke setting van een psychiatrische instelling. Tevens dient op de langere termijn diagnostisch onderzoek te worden verricht naar het verloop van de psychische stoornis en de eventuele aanwezige autistiforme stoornis en dient een behandelpan in de toekomst zo nodig rekening te houden met beide aandoeningen.
De psychiater heeft geadviseerd om verdachte in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar.
De psycholoog komt voor wat betreft de geconstateerde psychotische stoornis en het advies voor behandeling tot dezelfde conclusie en aanbevelingen als de psychiater. De psycholoog adviseert eveneens om verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen Ook de psycholoog heeft geadviseerd om verdachte een verplichte klinisch psychiatrische behandeling ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van beide deskundigen over en maakt die tot de hare. De rechtbank beschouwt verdachte derhalve als geheel ontoerekeningsvatbaar en derhalve niet strafbaar.
Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen: de maatregel plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Dit betekent naar de mening van de raadsvrouw dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdediging verzet zich niet tegen plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is niet strafbaar.
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich tijdens een psychose schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft op de bewuste dag het slachtoffer, de levenspartner van verdachtes moeder, zonder dat daartoe enige aanleiding bestond op de grond gegooid en vervolgens met een mesje in zijn benen en rug gestoken. Hierdoor is letsel, te weten steekwondjes in het onderbeen en rug, veroorzaakt. Het steken naar het slachtoffer had echter ook andere, mogelijk ernstiger gevolgen kunnen hebben.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van situaties, waarbij de gezond¬heid van personen
ernstig wordt geschaad en bedreigd, daarvan nog lang psychische en lichame¬lijke problemen kunnen ondervinden. Verdachte was ten tijde van het steken en de periode daarna in het geheel niet aanspreekbaar, hetgeen voor het slachtoffer extra beangstigend is geweest.
De rechtbank heeft gelet op een Uittreksel Justitiële Documentatie van 21 september 2012 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts gelet op het psychiatrische en psychologische rapport van respectievelijk drs. M.R. Weeda, psychiater, en I. van Asselt, GZ-psycholoog, die beiden tot de conclusie zijn gekomen dat er bij verdachte sprake is van een groot gevaar voor herhaling van een gewelddadig delict. Beide deskundigen achten het noodzakelijk om verdachte te behandelen in vooralsnog een gedwongen setting. Beiden hebben geadviseerd tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het gevaar voor herhaling van geweldsdelicten verdachte adequate behandeling behoeft en zal hem daartoe de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opleggen voor de duur van maximaal één jaar.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke werkstraf van 75 uur die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van
4 januari 2012 zal worden afgewezen.
De verdediging heeft afwijzing van de vordering bepleit.
Nu verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, dient de vordering tot tenuitvoerlegging te worden afgewezen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 37, 39, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van maximaal één jaar;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Somsen, voorzitter, mr. I.M. Vanwersch en
mr. D.A.C. Koster, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 oktober 2012.
mr. Vanwersch is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.