ECLI:NL:RBUTR:2012:BY6125

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/701234-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en verboden wapenbezit met gevangenisstraf

Op 13 november 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 juli 2012 in Utrecht werd aangehouden met een aanzienlijke hoeveelheid drugs en wapens. De verdachte had 46,04 gram cocaïne en 2.528 pillen MDMA in zijn bezit, beide stoffen staan op lijst I van de Opiumwet. Daarnaast werden er drie vuurwapens en munitie aangetroffen in zijn woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie beschouwde de bewijsvoering als voldoende om de verdachte schuldig te verklaren, terwijl de verdediging geen verweer voerde tegen het bewijs. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen.

De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten, waaronder het bezit van een grote hoeveelheid harddrugs en verboden wapens, een strenge straf rechtvaardigde. De verdachte had eerder voor drugsdelicten te maken gehad en de rechtbank nam een reclasseringsadvies over dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf adviseerde. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank benadrukte dat het ongecontroleerde bezit van wapens en drugs een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich meebrengt. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/701234-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1978] te [geboorteplaats]
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland
thans verblijvende in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring Wolvenplein
raadsman mr. J.G.D. Rutten, advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 30 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 17 juli 2012 in Utrecht:
feit 1: 46,04 gram cocaïne en 2.528 pillen MDMA in zijn bezit heeft gehad;
feit 2: zich schuldig heeft gemaakt aan verboden wapenbezit.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich daartoe op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het bewijs geen verweer gevoerd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
Op grond van het navolgende acht de rechtbank feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
Bewijs
Tijdens de doorzoeking op 17 juli 2012 in de woning van verdachte in Utrecht zijn onder meer de volgende goederen aangetroffen en in beslag genomen:
- drie vuurwapens
- munitie
- wit poeder
- een gripzakje met een roze pil
- een zak met roze pillen.
Het witte poeder en de pillen zijn onderzocht en hiervan is vastgesteld dat het gaat om cocaïne (46,04 gram) respectievelijk MDMA (2.528 pillen) .
Cocaïne en MDMA staan op lijst I behorende bij de Opiumwet .
Met betrekking tot de vuurwapens en munitie is vastgesteld dat het gaat om de volgende wapens/munitie :
- een pistool merk onbekend model M57 (categorie III sub 1)
- een pistool merk Beretta model 950 (categorie III sub 1)
- een pistool merk Glock model 26 (categorie III sub 1)
- 7 patroonmagazijnen (categorie III sub 1)
- munitie (142 scherpe patronen, categorie III).
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de drugs, wapens en munitie aanwezig heeft gehad in zijn woning.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 17 juli 2012 te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van 46,04 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- een hoeveelheid van 2.528 pillen bestaande uit een materiaal bevattende MDMA,
zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 17 juli 2012 te Utrecht wapens van categorie III, te weten:
- een pistool van een onbekend merk, model M57 (categorie III onder 1) en
- een pistool merk Beretta, model 950 (categorie III onder 1) en
- een pistool merk Glock, model 26 (categorie III onder 1) en
- 7 patroonmagazijnen (categorie III onder 1)
en munitie (142 scherpe patronen) (categorie III) voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van een hoeveelheid harddrugs die een gebruikershoeveelheid ruimschoots overstijgt, alsmede een aantal verboden wapens met scherpe munitie. Het ongecontroleerde bezit van wapens is in strijd met de wet en leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Tevens levert het voorhanden hebben van dergelijke wapens en scherpe munitie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen op. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben hiervan.
Hier komt bij dat naast de verdovende middelen en de wapens nog een kogelvrij vest, geluiddempers en weegschalen in de woning van verdachte zijn aangetroffen. Dit alles bij elkaar maakt dat verdachte - hoewel dit niet ten laste is gelegd - zich overduidelijk in een kennelijk risicovol crimineel milieu heeft begeven of wilde gaan begeven.
Wat betreft de persoon heeft de rechtbank in het bijzonder gelet de inhoud van:
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 21 september 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor drugsdelicten is veroordeeld;
- een verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 24 augustus 2012, opgemaakt door
H. Afellay, reclasseringswerker, waaruit volgt dat reclasseringstoezicht en interventies/behandelingen niet geïndiceerd zijn en waarin geadviseerd wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank neemt dit advies over en maakt dit tot de hare.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 10 van de Opiumwet en artikel 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. I.M. Vanwersch en
mr. M.A.E. Somsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 november 2012.
Mr. Vanwersch is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.