ECLI:NL:RBUTR:2012:BY5399

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655460-12, 16/032079-12,
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en overtreding van ambtelijk bevel door verdachte

Op 14 november 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en het niet opvolgen van ambtelijke bevelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 februari 2012 in Utrecht een gehandicapte vrouw in haar woning heeft beroofd van een bankbiljet van 20 euro, waarbij zij geweld heeft gebruikt. De aangeefster, die op dat moment in haar woning was, werd door de verdachte met kracht tegen zich aangedrukt en haar portemonnee werd uit haar hand getrokken. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met getuigenverklaringen die de verdachte op de plaats delict hebben gezien en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De verdachte had eerder al meerdere verblijfsontzeggingen gekregen, maar heeft deze niet opgevolgd, wat heeft geleid tot de tweede aanklacht. De rechtbank heeft de verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, gezien haar psychische toestand na een neurochirurgische operatie. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 200 dagen geëist, waarvan 78 dagen voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering en klinisch behandeld wordt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 265,- toegewezen. De rechtbank heeft ook de proeftijd van eerdere voorwaardelijke veroordelingen verlengd en de voorwaarden voor de reclassering vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummers: 16/655460-12, 16/032079-12, 16/504182-11, 21/000915-10 (tul),
21/002727-10 (tul), 21/004087-08 (tul), 16/600177-11 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Nieuwersluis te Nieuwersluis
raadsvrouw mr. D.I.A. Schröder, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 november 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.
Voorts zijn ter terechtzitting van 29 mei 2012 overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/655460-12: primair met (bedreiging met) geweld een geldbedrag heeft gestolen, subsidiair heeft gedwongen tot afgifte van dat geldbedrag.
parketnummer 16/032079-12: op 11 februari 2012 opzettelijk een ambtelijk bevel niet heeft opgevolgd.
parketnummer 16/504182-11: in de periode van 13 februari 2011 tot en met 16 februari 2011 telkens opzettelijk een ambtelijk bevel niet heeft opgevolgd.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 16/655460-12
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan haar subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. Hij baseert zich daarbij op de aangifte van [benadeelde] en op de verklaring van haar buurman [getuige], die heeft gehoord dat verdachte en aangeefster ruzie maakten in de woning van aangeefster, en verdachte vervolgens naar haar woning heeft zien lopen.
Ten aanzien van parketnummers 16/032079-12 en 16/504182-11
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan haar tenlastegelegde heeft begaan. Hij wijst erop dat de ambtelijke bevelen die aan verdachte zijn gedaan steeds waren voorzien van een kaart waarop het gebied was aangegeven waarbinnen zij zich niet mocht bevinden. Verdachte had derhalve kunnen weten waar ze niet mocht komen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 16/655460-12
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst er daarbij op dat uit de verklaring van [getuige] blijkt dat deze niet heeft gezien wat er in de woning van aangeefster zou zijn gebeurd. Dat hij verdachte vervolgens heeft zien lopen is, wat daar ook van zij, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De aangifte van [benadeelde] op zichzelf is daarvoor evenmin toereikend, aldus de verdediging.
Ten aanzien van parketnummers 16/032079-12 en 16/504182-11
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het tenlastegelegde.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 16/655460-12
De rechtbank overweegt omtrent het ten laste gelegde feit het volgende .
De aangeefster [benadeelde], geboren op [1954], was op 26 februari 2012 omstreeks 15.40 uur in haar woning aan de [adres] te [woonplaats] toen zij de deurbel hoorde. Toen zij opendeed, zag zij een vrouw staan , die zij herkende als de vrouw die in dezelfde flat woont aan de [adres] of [adres] te Utrecht. De aangeefster voelde dat de vrouw haar met beide handen tegen zich aandrukte en dat de vrouw haar de gang induwde. Vervolgens voelde de aangeefster dat de vrouw met beide handen met kracht aangeefsters handen beetpakte en voelde zij pijn in haar handen. Toen de aangeefster daarna haar portemonnee in haar hand had, voelde zij dat de vrouw deze met kracht uit haar hand pakte en dat zij vervolgens een briefje van twintig euro uit de portemonnee pakte. Later ontdekte de aangeefster kleine wondjes op haar handen.
De getuige [getuige] hoorde op 26 februari 2012 omstreeks 16.00 uur ruzie bij zijn buurvrouw, aangeefster [benadeelde]. Hij herkende hierbij de stem van zijn buurvrouw, alsook de stem van de vrouw die woont aan de [adres]. De getuige hoorde twee keer een knal van de deur, hoorde daarna dat de deur op een normale manier dichtging en zag vervolgens de vrouw die hij herkende als de bewoonster van de woning aan de [adres] lopen in de richting van haar huis. Hij zag de vrouw haar woning binnengaan.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kwamen omstreeks 16.00 uur naar de [adres] te Utrecht. In de woning zagen zij dat er meerdere cd’s op de grond lagen en hoorden zij dat de bewoonster verklaarde dat deze waren gevallen omdat zij de vrouw die woont aan de [adres] van zich af wilde duwen. Vervolgens hielden zij verdachte aan in haar woning aan de [adres].
Bewijsoverweging
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat zij op 26 februari 2012 de gehele dag in haar woning was, acht de rechtbank niet aannemelijk gelet op de getuigenverklaring van [getuige], dat hij verdachte naar haar woning heeft zien lopen.
Ten aanzien van parketnummer 16/032079-12
De rechtbank overweegt omtrent het ten laste gelegde feit het volgende .
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zagen op 11 februari 2012 omstreeks 9.40 uur op de Adelaarstraat te Utrecht verdachte staan.
In het dossier bevindt zich het op artikel 2:3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht 2010 gebaseerde uitvoeringsbesluit van 08 september 2011. Krachtens dit besluit heeft de wijkteamchef namens de burgemeester bij besluit van 6 februari 2012 verdachte een verblijfsontzegging opgelegd met ingang van 6 februari 2012 te 1.30 uur tot en met 13 februari 2012 te 1.30 uur. Deze verblijfsontzegging geldt voor het gebied omsloten door en inclusief de Voorstraat, Potterstraat, Oudegracht, Zandbrug, Weerdbrug, Bemuurde Weerd Oostzijde, Adelaarstraat, Koekoekstraat, Weerdsingel Oostzijde met inbegrip van de Vaaltbrug (gelegen ter hoogte van het Hooghiemstraplein), Wolvenstraat, Wolvenplein, Wittevrouwenkade, Lucas Bolwerk met inbegrip van het plantsoen, Wittevrouwenstraat, zoals is weergegeven op de bij de verblijfsontzegging behorende kaart. In het dossier bevindt zich tevens een door de verdachte ondertekende akte van uitreiking van vorenbedoelde verblijfsontzegging.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij niet wist dat de verblijfsontzegging mede gold voor de locatie waar zij is aangehouden, omdat de bij de ontzegging behorende kaart niet duidelijk is. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk, gelet op de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring, dat zij wist dat zij een verblijfsontzegging had. De rechtbank acht de omschrijving van het gebied waarvoor de verblijfsontzegging geldt, in samenhang met de bij het besluit behorende kaart, waarop het gebied gearceerd is aangegeven, duidelijk.
Ten aanzien van parketnummer 16/504182-11
De rechtbank overweegt omtrent het ten laste gelegde feit het volgende .
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] zagen verdachte op 13 februari 2011 omstreeks 1.15 uur op de Lange Lauwerstraat te Utrecht zitten.
Verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant] werden op 16 februari 2011 omstreeks 0.35 uur naar de Voorstraat en vervolgens naar de Kalverstraat gezonden in verband met een melding van overlast. In de Kalverstraat zagen zij een persoon achter een kliko zitten. Deze persoon beantwoordde de vraag of zij mevrouw [verdachte] was bevestigend en verbalisant [verbalisant] herkende deze persoon als verdachte.
In het dossier bevindt zich het op artikel 2:3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht 2010 gebaseerde uitvoeringsbesluit van 08 september 2011. Krachtens dit besluit heeft de wijkteamchef namens de burgemeester bij besluit van 9 februari 2011 verdachte een verblijfsontzegging opgelegd met ingang van 9 februari 2011 te 0.25 uur tot en met 9 maart 2011 te 0.25 uur. Deze verblijfsontzegging geldt voor het gebied omsloten door en inclusief de Voorstraat, Potterstraat, Oudegracht, Zandbrug, Weerdbrug, Bemuurde Weerd Oostzijde, Adelaarstraat, Koekoekstraat, Weerdsingel Oostzijde met inbegrip van de Vaaltbrug (gelegen ter hoogte van het Hooghiemstraplein), Wolvenstraat, Wolvenplein, Wittevrouwenkade, Lucas Bolwerk met inbegrip van het plantsoen, Wittevrouwenstraat, zoals is weergegeven op de bij de verblijfsontzegging behorende kaart. In het dossier bevindt zich tevens een door verdachte ondertekende akte van uitreiking van vorenbedoelde verblijfsontzegging.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij niet wist dat de verblijfsontzegging mede gold voor de locatie waar zij is aangehouden, omdat de bij de ontzegging behorende kaart niet duidelijk is. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk, gelet op de door verdachte bij de politie afgelegde verklaringen, dat zij wist dat zij een verblijfsontzegging had, dat zij wist dat zij niet in de omgeving van de Voorstraat mocht komen en dat zij wist dat zij niet in de Kalverstraat mocht komen. De rechtbank acht de omschrijving van het gebied waarvoor de verblijfsontzegging geldt, in samenhang met de bij het besluit behorende kaart waarop het gebied gearceerd is aangegeven, duidelijk.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 16/655460-12:
op 26 februari 2012 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankbiljet van 20 euro, toebehorende aan [benadeelde], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen (vorenbedoelde) [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te, welk geweld hierin bestond dat verdachte
- tegen het lichaam van die [benadeelde] heeft geduwd en
- met kracht de handen van die [benadeelde] heeft beetgepakt en
- een portemonnee met kracht uit de hand van die [benadeelde] heeft getrokken;
ten aanzien van parketnummer 16/032079-12
op 11 februari 2012 omstreeks 9:40 uur op de Adelaarstraat te Utrecht, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, krachtens artikel 2:3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht 2010 en het daarop gebaseerde uitvoeringsbesluit van 08 september 2011, gedaan namens de Burgemeester van Utrecht, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en die was belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar haar had bevolen, zich gedurende een termijn van een week - ingaande 6 februari te 01:30 uur - niet te begeven of
te bevinden in: het gebied omsloten door en inclusief de Voorstraat, Potterstraat, Oudegracht, Zandbrug, Weerdbrug, Bemuurde Weerd Oostzijde, Adelaarstraat, Koekoekstraat,Weerdsingel Oostzijde met inbegrip van van de Vaaltbrug (gelegen ter hoogte van het Hooghiemstraplein), Wolvenstraat, Wolvenplein, Wittevrouwenkade, Lucas Bolwerk met inbegrip van het plantsoen, Wittevrouwenstraat, geen gevolg gegeven aan dit bevel;
ten aanzien van parketnummer 16/504182-11:
in de periode van 13 februari 2011 tot en met 16 februari 2011 te Utrecht, meermalen (telkens) opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, krachtens artikel 2:3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht 2010 en het daarop gebaseerde uitvoeringsbesluit van 07 september 2010 gedaan namens de Burgemeester van Utrecht, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en die was belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar telkens opzettelijk, nadat deze ambtenaar haar had bevolen zich gedurende een termijn van een maand - ingaande 9 februari 2011 te 00:25 uur - niet te begeven of te bevinden in: het gebied omsloten door en inclusief de Voorstraat, Potterstraat, Oudegracht, Zandbrug, Weerdbrug, Bemuurde Weerd Oostzijde, Adelaarstraat, Koekoekstraat, Weerdsingel Oostzijde met inbegrip van van de Vaaltbrug (gelegen ter hoogte van het Hooghiemstraplein), Wolvenstraat, Wolvenplein, Wittevrouwenkade, Lucas Bolwerk met inbegrip van het plantsoen, Wittevrouwenstraat, (telkens) geen gevolg gegeven aan dit bevel door zich
- op 13 februari 2011 omstreeks 01:21 uur op de Lange Lauwerstraat te bevinden en
- op 16 februari 2011 omstreeks 00:45 uur op de Kalverstraat te bevinden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van parketnummer 16/655460-12: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van parketnummer 16/032079-12: Opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.
Ten aanzien van parketnummer 16/504182-11: Opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de pro justitia rapportages van 27 april 2011 door B. van der Goot, psychiater, en van 3 mei 2011 door M.F. Raven, psycholoog, die zijn opgesteld naar aanleiding van een eerdere verdenking van verdachte van het plegen van een strafbaar feit. In deze rapportages wordt geconstateerd dat verdachte als gevolg van een neurochirurgische operatie cognitieve schade heeft opgelopen en dat bij verdachte onder meer sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een persoonlijkheid met antisociale, afhankelijke en borderlinetrekken. In de rapportages wordt geadviseerd om verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Nu de in de rapportages beschreven gevolgen van een neurochirurgische operatie blijvend van aard zijn, neemt de rechtbank de conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid met betrekking tot de thans voorliggende feiten hieruit over en maakt deze tot de hare.
Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is evenmin een andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 78 dagen voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt dat verdachte met ingang van 14 november 2012 wordt opgenomen voor een klinische behandeling in Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) de Oostvaarderskliniek of soortgelijke instelling, gedurende de termijn van maximaal één jaar of zoveel korter als de leiding van de inrichting dat in overleg met de reclassering wenselijk acht. Daarbij vordert de officier van justitie de dadelijke tenuitvoerlegging zoals bedoeld in artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 16/655460-12
De verdediging is van mening dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest. Daarbij ligt, gezien het reclasseringsadvies, een voorwaardelijk deel gevangenisstraf voor de hand. De raadsvrouw heeft daarbij benadrukt dat uit het reclasseringsadvies blijkt dat van een detentie voor verdachte geen afschrikwekkende werking uitgaat.
Ten aanzien van parketnummers 16/032079-12 en 16/504182-11
De verdediging verzoekt verdachte voor deze feiten geen straf op te leggen door toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Hierbij wordt verwezen naar de geringe ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft een gehandicapte vrouw in haar woning van geld beroofd, waarbij zij geweld heeft gebruikt. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij een slachtoffer heeft uitgekozen, van wie zij wist dat deze persoon verminderd weerbaar is als gevolg van haar spasme. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring in het dossier, die ter terechtzitting is voorgedragen, blijkt dat het handelen van verdachte voor het slachtoffer zeer beangstigend is geweest en dat zij nog steeds psychische en fysieke gevolgen ondervindt van hetgeen is voorgevallen.
Voorts heeft verdachte meerdere malen geen gevolg gegeven aan aan haar opgelegde verblijfsontzeggingen. Deze feiten dragen gelet op de ernst ervan niet in overwegende mate bij aan de op te leggen straf.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 april 2012, waaruit blijkt dat verdachte een groot aantal malen is veroordeeld voor oplichting en flessentrekkerij en een keer voor diefstal met geweld.
Tegenover de hiervoor vermelde strafverzwarende omstandigheden staat als strafverminderende omstandigheid dat verdachte overeenkomstig hetgeen hierboven onder 5.2 is overwogen, als sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Voorts acht de rechtbank het van groot belang dat verdachte aansluitend aan haar detentie opgenomen en behandeld wordt. Ter zitting is namens de reclassering kenbaar gemaakt dat verdachte met ingang van 14 november 2012 kan worden opgenomen voor klinische behandeling in FPC de Oostvaarderskliniek te Almere. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de datum waarop verdachte kan worden opgenomen en met het feit dat verdachte al geruime tijd in voorarrest zit.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur noodzakelijk is. Hiervan zal een deel voorwaardelijk worden opgelegd, met daaraan verbonden de na te melden bijzondere voorwaarden. De rechtbank is bovendien van mening dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en zal op die grond bevelen dat de na te melden voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 265,- voor het onder parketnummer 16/655460-12 ten laste gelegde feit, te vermeerderen met de wettelijke rente, bestaande uit een gedeelte van € 35,- aan materiële schade en een gedeelte van € 230,- aan immateriële schade.
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, nu verdachte moet worden vrijgesproken. Indien de rechtbank het feit wel bewezen acht, refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade van € 265,- een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 16/655460-12 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen, evenals de wettelijke rente vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen
8 De vorderingen tot tenuitvoerlegging
8.1 Het standpunt van de officier van justitie
Ter zitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen met parketnummers 21/004087-08 en 16/600177-11 dienen te worden afgewezen. Ten aanzien van de vorderingen met parketnummers 21/000915-10 en 21/002727-10 heeft de officier van justitie ter terechtzitting gevorderd de proeftijd met een jaar te verlengen.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt primair de vorderingen af te wijzen en subsidiair om de proeftijd met een jaar te verlengen.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummers 21/004087-08 en 16/600177-11
De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justitie ter zitting en zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging afwijzen.
Ten aanzien van parketnummers 21/000915-10, 21/002727-10
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijden schuldig heeft
gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde van de
voorwaardelijke veroordelingen heeft overtreden. Gelet echter op het belang dat de rechtbank hecht aan de mogelijkheid van een spoedige opname en behandeling van verdachte, zal de rechtbank niet de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen gelasten, maar de proeftijd verlengen met één jaar, overeenkomstig de gewijzigde vordering van de officier van justitie.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 36f, 57, 184 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
- parketnummer 16/655460-12: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
- parketnummer 16/032079-12: opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
- parketnummer 16/504182-11: opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, meermalen gepleegd;
- verklaart de verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 200 dagen waarvan 78 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering haar geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
- dat verdachte zich klinisch laat behandelen in een intramurale inrichting, te weten Forensisch Psychiatrisch Centrum de Oostvaarderskliniek, of een soortgelijke instelling, met ingang van 14 november 2012, gedurende de termijn van maximaal één jaar of zoveel korter als de leiding van de inrichting dat in overleg met de reclassering wenselijk acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- beveelt dat de gestelde voorwaarden en het toezicht op de naleving ervan dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- wijst de vorderingen met parketnummers 21/004087-08 en 16/600177-11 af;
- verlengt de proeftijd van de voorwaardelijke veroordelingen met parketnummers 21/000915-10, 21/002727-10 met een jaar;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 265,-, waarvan € 35,- ter zake van materiële schade en € 230,- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 26 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] € 265,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 26 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Wijna, voorzitter, mr. G. Perrick en
mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. de Meulder, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 november 2012.