ECLI:NL:RBUTR:2012:BY4612

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/712038-11; 16/511881-10 (tul) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere pogingen tot inbraak en diefstal met geweld

In deze strafzaak heeft de rechtbank Utrecht op 28 november 2012 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere pogingen tot inbraak in supermarkten en winkels, alsook aan een voltooide inbraak en een diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van het plegen van deze delicten in de periode van augustus 2011 tot en met januari 2012, waarbij hij samen met medeverdachten handelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in verschillende supermarkten heeft laten insluiten om vervolgens inbraken te plegen. De verdachte werd herkend op camerabeelden en via telecomgegevens die zijn afgeluisterd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, een aanzienlijke impact heeft gehad op de slachtoffers en de samenleving door zijn daden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 18 maanden jeugddetentie, waarbij rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen en de ernst van de feiten. Tevens is de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade aan de benadeelde partijen, met een schadevergoeding van €141,80 aan AS Watson BV en €5000,00 aan Supermarkten B.V. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen gelast en de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/712038-11; 16/511881-10 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1994] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
gedetineerd te PI Utrecht – HvB locatie Wolvenplein te Utrecht
raadsman mr. P.J. Roelse, advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 25 september 2012 en
14 november 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1: in de periode van 13 november 2011 tot en met 14 november 2011 met anderen in het [benadeelde 1] te Utrecht heeft geprobeerd in te breken;
Ten aanzien van feit 2: in de periode van 16 november 2011 tot en met 17 november 2011 met anderen in de supermarkt [benadeelde 2] te Amstelveen heeft geprobeerd in te breken;
Ten aanzien van feit 3: in de periode van 26 november 2011 tot en met 27 november 2011 met anderen in de [benadeelde 3] te Hoofddorp heeft ingebroken;
Ten aanzien van feit 4: in de periode van 3 december 2011 tot en met 4 december 2011 met anderen in de supermarkt [benadeelde 3] te Delft heeft geprobeerd in te breken;
Ten aanzien van feit 5 primair: op 14 december 2011 met anderen in de [benadeelde 4] te Leiden een diefstal met geweld heeft gepleegd;
Ten aanzien van feit 5 subsidiair: op 14 december 2011 met anderen heeft geprobeerd in de [benadeelde 4] te Leiden een diefstal met geweld te plegen;
Ten aanzien van feit 6: in de periode van 24 december 2011 tot en met 25 december 2011 met anderen in de [benadeelde 5] supermarkt te Doetinchem heeft geprobeerd in te breken;
Ten aanzien van feit 7: op 5 januari 2012 met anderen in de [benadeelde 6] supermarkt te Deventer heeft geprobeerd in te breken;
Ten aanzien van feit 8: in de periode van 5 januari 2012 tot en met 6 januari 2012 met anderen in de [benadeelde 7] supermarkt te Tilburg heeft geprobeerd in te breken;
Ten aanzien van feit 9: in de periode van 11 januari 2012 tot en met 12 januari 2012 met anderen in de [benadeelde 8] supermarkt te Assen heeft geprobeerd in te breken;
Ten aanzien van feit 10: in de periode van 15 augustus 2011 tot en met 16 januari 2012 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie;
Ten aanzien van feit 11: zich in de periode van 16 augustus 2011 tot en met 16 januari 2012 heeft schuldig gemaakt aan witwassen.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie heeft daartoe, kort samengevat, gewezen op:
- de aangiften,
- de gevolgde modus operandi bij de ten laste gelegde feiten en in de andere zaken in het onderzoek Doega,
- de gedane herkenningen, die door verbalisanten die verdachte reeds kenden zijn gedaan en die zij betrouwbaar acht,
- het vastgestelde telefoongebruik door verdachte en medeverdachten,
- de gemaakte tijdlijn naar aanleiding van telecomanalyse en bewakingsbeelden,
- de in dit onderzoek relevante getapte telefoongesprekken en
- de processen-verbaal van stemherkenning betreffende de medeverdachten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 11 kan komen op de in de pleitnota aangevoerde gronden. Die gronden komen er, kort weergegeven, op neer dat de processen-verbaal van stemherkenning onbetrouwbaar zijn omdat de stemherkenning niet volgens een deugdelijke, gewaarborgde procedure met wetenschappelijke grondslag is uitgevoerd en dat de processen-verbaal van beeldherkenning eveneens onbetrouwbaar zijn, nu niet de in de jurisprudentie geldende waarborgen in acht genomen zijn.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe het volgende.
De vindplaatsvermeldingen van de onderstaande bewijsmiddelen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van een (zaaks)dossier, zoals bijvoorbeeld ‘p. 1 van Einddossier, Algemeen, map 1’ of ‘p. 1 van 09Delftplus’ (oftewel pagina 1 van het dossier 09Delftplus (zaak 1) met dossiernummer PL0910-2012087226), tenzij anders is vermeld. De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Voor zover er sprake is van het bestaan van beeldmateriaal in de vorm van camerabeelden, zijn deze beelden ook door de rechtbank bekeken.
Onderzoek 09Doega11
Op 30 oktober 2011 werd onder leiding van de officier van justitie van het arrondissementsparket Utrecht een onderzoek gestart onder de naam 09Boni11, naar aanleiding van een aangifte waaruit bleek dat men kennelijk voorbereidingshandelingen trof voor een overval op supermarkt [benadeelde 9] gevestigd in Utrecht. In het kader van dit onderzoek werden op vordering van de officier van justitie en met machtiging van de rechter-commissaris van het arrondissement Utrecht, diverse telefoons getapt. Gedurende het onderzoek bleek uit de afgeluisterde gesprekken in combinatie met de paallocaties en het door het team ingestelde onderzoek, dat in dat onderzoek in beeld gekomen personen zich kennelijk tevens bezig hielden met het plegen van insluipingen en (dak)inbraken in onder andere supermarkten. Daarnaast bleek dat de verdachten die in onderzoek 09Boni11 naar voren kwamen, deel uit maakten van een criminele jeugdgroep uit de stad Utrecht waarnaar op 27 september 2011 een onderzoek was gestart onder de naam 09Doega11. Derhalve werd besloten het onderzoek naar deze insluipingen en (dak)inbraken voort te zetten onder de naam 09Doega11.
Modus Operandi
Door het onderzoeksteam 09Doega11 zijn meer dan 20 feiten, gepleegd op locaties verspreid over heel Nederland, in behandeling genomen. Uit het onderzoek naar deze zaken kwam naar voren dat de daders veelal een min of meer vaste werkwijze hanteerden om een inbraak c.q. kluiskraak te plegen. Deze vaste werkwijze, de modus operandi, kenmerkte zich onder meer door een voorverkenning, de insluiting van een mededader, en door de verdere uitvoering van de inbraak.
Voorverkenning:
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken, in combinatie met de gegevens voortkomend uit de historische printgegevens en in combinatie met de beschikbare beelden van de diverse supermarkten, bleek dat een inbraak over het algemeen werd voorafgegaan door één of meerdere voorverkenningen.
Een voorverkenning in een pand werd veelal uitgevoerd door twee tot vier personen. Een voorverkenning was kennelijk bedoeld om te onderzoeken of het betreffende pand geschikt was voor een inbraak c.q. insluiping. Uit de incidenten die door het onderzoeksteam werden onderzocht bleek dat de verdachten bij deze voorverkenning met name op zoek waren naar het magazijn, kennelijk om vast te kunnen stellen waar de alarmkabels van het alarm zich bevonden. Dit, gezien het feit dat bij iedere (geslaagde) inbraak de alarmkabels waren gesaboteerd. Daarnaast bleek uit onderzoek van een bij een verdachte in beslag genomen computer dat op de site Google naar diverse supermarkten door heel Nederland was gezocht.
Insluiting:
Nadat een voorverkenning was gedaan vond over het algemeen een insluiting plaats. Eén verdachte liet zich insluiten in de meterkast of magazijnruimte van het betreffende pand. Vervolgens werd door deze persoon gewacht tot de winkel was gesloten en al het personeel van de betreffende winkel het pand had verlaten. Daarna, al dan niet op (telefonische) aanwijzingen van een ander, knipte of zaagde deze persoon de alarmkabels door, kennelijk om te voorkomen dat er een alarm af zou gaan. Gedurende de tijd dat de persoon ingesloten was in het betreffende pand terwijl het personeel daar nog aanwezig was, werd het pand van buitenaf door één of meerdere personen vermoedelijk in de gaten gehouden. Dit is onder meer af te leiden uit (de inhoud van) diverse telefooncontacten met de ingesloten persoon.
Tevens bleek dat de mededaders veelal op afstand wachtten totdat duidelijk was dat het alarm onklaar was en er kennelijk geen gevaar voor betrapping meer was. Uit de geslaagde inbraken werd duidelijk dat de ingesloten persoon het pand na het doorknippen van de alarmkabels verliet. Enkele uren later werd de inbraak dan afgemaakt, waarbij gebruik werd gemaakt van professioneel gereedschap.
(Voltooiing) inbraak:
Nadat het alarm was uitgeschakeld en hierop niet door de beveiliging en/of politie werd gereageerd, vond het vervolg van de inbraak plaats. Uit het onderzoek is gebleken dat dit vermoedelijk op de volgende manier gebeurde. De dader die ingesloten was knipte/zaagde de alarmkabels door, kwam uit de meterkast/magazijn ruimte, rende enkele malen door het pand (kennelijk om te onderzoeken of het alarm daadwerkelijk was uitgeschakeld), opende de nooddeur, zorgde ervoor dat die van buitenaf te openen was en verliet het pand. Na enkele uren maakten de daders de inbraak af, al dan niet inclusief een (poging tot) kluiskraak. Daarnaast is gebleken dat tijdens de inbraak kennelijk gebruik werd gemaakt van personen die buiten op de uitkijk stonden om de medeverdachten die in het pand met de inbraak bezig waren tijdig te kunnen waarschuwen indien de politie en/of beveiliging ter plaatse zou komen. Voor de communicatie onderling werd daarbij onder andere gebruik gemaakt van portofoons terwijl de mobiele telefoons dan kennelijk waren uitgeschakeld.
De aandacht van de daders was gericht op waardevolle goederen, zoals scheermesjes, sigaretten, batterijen en cosmetica, en op contant geld.
Stemherkenning
In een groot aantal zaken in het onderzoek 09Doega11 is sprake van opgenomen en uitgeluisterde telefoongesprekken. In veel van die gevallen is door verbalisanten gerelateerd dat en waarom de gebruiker van een specifiek aangeduid nummer wordt herkend als een/de vaste gebruiker van dat nummer. Daarnaast is in een aantal gevallen sprake van een herkenning van de gebruiker van een nummer op basis van diens stem. De betrouwbaarheid van die (stem)herkenningen is door de verdediging gemotiveerd betwist. Hiertoe is in de kern betoogd dat de stemherkenning niet volgens bepaalde wetenschappelijke methoden is uitgevoerd en de verbalisanten geen deskundigen op het gebied van stemherkenning zijn.
De rechtbank merkt in de eerste plaats op dat een oordeel omtrent de betrouwbaarheid van bewijsmiddelen aan de rechtbank is. Een positief oordeel van de rechtbank omtrent de betrouwbaarheid van een stemherkenning, en vervolgens het gebruik daarvan voor het bewijs, betekent naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de aard en de strekking van het strafprocesrecht, slechts dat de diagnostische waarde van dit bewijsmiddel groot genoeg is om aan het bewijs van het daderschap te kunnen bijdragen. Of het bewijsmiddel op zichzelf betrouwbaar genoeg is, hangt dan ook mede af van het andere beschikbare bewijs.
Als uitgangspunt ten aanzien van stemherkenningen heeft naar het oordeel van de rechtbank te gelden dat herkenningen die mede gebaseerd zijn op aanvullende informatie in het algemeen meer betrouwbaar zijn dan herkenningen van stemmen in een vreemde context. Nu in casu in alle gevallen sprake is van stemherkenningen door opsporingsambtenaren die tevens konden beschikken over aanvullende informatie, wordt de betrouwbaarheid van hun constateringen naar het oordeel van de rechtbank, in tegenstelling tot hetgeen de verdediging daaromtrent heeft aangevoerd, juist vergroot. De rechtbank waardeert het bewijsmiddel van een stemherkenning, voor zover gedaan door een verbalisant die relateert op basis waarvan hij/zij tot een herkenning komt, in beginsel dan ook als betrouwbaar. Toetsing van de methode van de stemherkenning aan de door de verdediging genoemde (wetenschappelijke) criteria is daarbij naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde, nu een stemherkenning in de onderhavige zaak niet een wetenschappelijke analyse betreft, maar het herkennen van de stem van een bij de uitluisterende verbalisant bekende persoon. Voor die herkenning geldt niet een bepaalde (wetenschappelijke) methodiek.
Bij de bespreking van de ten laste gelegde feiten zal de rechtbank telkenmale aangeven (indien het geval) op basis van welke bewijsmiddelen de rechtbank tot het oordeel komt dat er sprake is van daderschap van verdachte. In lijn met hetgeen hierboven is aangegeven hanteert de rechtbank daarbij als uitgangspunt dat een veroordeling op basis van slechts een enkele stemherkenning niet zal plaatsvinden, maar dat er aanvullend bewijs nodig is. In die zin heeft een (aangevochten) stemherkenning in het geheel van de bewijsconstructie slechts een beperkte betekenis.
Beeldherkenning
In het onderzoek 09Doega11 bevinden zich in de meeste deelonderzoeken processen-verbaal van herkenning van een of meer verdachten die werden herkend op (foto’s van) camerabeelden gemaakt op de plaats delict. In de ‘Aanvulling op het Einddossier’ zijn processen-verbaal van bevindingen opgenomen, met daarin een nadere toelichting door de betreffende verbalisanten op de totstandkoming van de herkenningen. Over de herkenningen en de omstandigheden waaronder de herkenningen tot stand zijn gekomen en de wijze waarop processen-verbaal zijn opgemaakt is bij de rechter-commissaris voorts de teamleider van het onderzoek 09Doega11, [getuige], als getuige gehoord.
De raadsman heeft de betrouwbaarheid van de gedane herkenningen gemotiveerd betwist.
De rechtbank overweegt voor wat betreft de betrouwbaarheid van de herkenningen in dit onderzoek als volgt.
Ook ten aanzien van de beeldherkenningen merkt de rechtbank in de eerste plaats op dat een oordeel omtrent de betrouwbaarheid van dit bewijsmiddel aan de rechtbank is.
De herkenningen betreffen (gezichts)herkenningen van een voor de desbetreffende getuige (in casu: telkens een verbalisant van politie) bekend gezicht. De desbetreffende verbalisanten hebben bij de gedane herkenningen steeds aangegeven dat ze de desbetreffende verdachte uit hoofde van hun werk bij de politie al kenden vóórdat ze de foto’s/bewegende beelden zagen. Ook is aangegeven hoe lang en hoe ze de herkende verdachte kenden.
De rechtbank merkt op dat in het algemeen een bekende herkennen makkelijker is dan een herinnering aan een gezicht verwoorden of een onbekende herkennen. De strenge eisen die aan een (foto)Oslo-confrontatie worden gesteld hoeven dan ook niet in gelijke mate te worden gesteld aan een herkenning van een bekende. Dat neemt echter niet weg dat ook bij herkennen fouten gemaakt kunnen worden en dat zorgvuldig gekeken dient te worden hoe en onder welke omstandigheden een herkenning tot stand is gekomen.
De rechtbank merkt allereerst op dat de waarneming en opslag van informatie in het geheugen in positieve zin wordt beïnvloed door de taak van de waarnemer en datgene wat voor hem/haar interessant is. In casu is die taak telkens de handhaving van de openbare orde en de opsporing, meer in het bijzonder in een of meer specifieke wijk(en) van de stad Utrecht, wijken waar de desbetreffende verdachten woonachtig zijn. In het onderhavige onderzoek worden diverse verdachten bovendien (veelal) door meerdere verbalisanten herkend, zodat deze herkenningen elkaar ook ondersteunen. De herkenningen zijn allemaal gedaan op basis van beelden die aan het dossier zijn toegevoegd. De rechtbank heeft ook zelf kennis genomen van die beelden en zich daarom ook een oordeel kunnen vormen omtrent de kwaliteit van die beelden. De kwaliteit van de beelden is immers mede bepalend voor de mate waarin op basis daarvan een herkenning kan worden gedaan.
De rechtbank waardeert het bewijsmiddel ‘proces-verbaal bevindingen, betreffende een beeldherkenning’, voor zover gedaan door een verbalisant die relateert dat hij/zij verdachte ‘kent’ en op beelden herkent, in beginsel dan ook als betrouwbaar. Daar waar door de verdediging een concreet en specifiek verweer ten aanzien van een individuele herkenning is gevoerd, zal de rechtbank daar bij het desbetreffende feit nader op in gaan.
Gelet op het voorgaande en mede gezien de per bewezen verklaard feit in het dossier opgenomen bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat het (voorwaardelijke en herhaalde) verzoek van de raadsman tot het alsnog horen van een aantal verbalisanten die herkenningen deden, door de verdediging onvoldoende concreet is onderbouwd, zodat dat verzoek zal worden afgewezen.
Hierna zal de rechtbank, in het kader van hetgeen hierboven is overwogen, de bewijsmiddelen weergeven en nader motiveren waarom zij tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten komt.
Feit 1: 09[benadeelde 1]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 heeft begaan en heeft hierbij gelet op het volgende.
Op 14 november 2011 deed [A] namens [benadeelde 1] aangifte van een poging inbraak in het filiaal van het [benadeelde 1] aan de [adres] te Utrecht.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 14 november 2011 door de politie is gebeld met de mededeling dat er op 13 november 2011 rond 2.00 uur bij het [benadeelde 1] een poging tot een dakinbraak had plaatsgevonden. De schade bestaat uit een afgebrokkelde toplaag van het dak. De dakbedekking is ter hoogte van het magazijn ontzet.
De politie werd gealarmeerd door een getuige die naar buiten keek omdat hij hard gebonk hoorde. De getuige zag dat er op het dak van het [benadeelde 1] twee mannen lagen die bezig waren om het dak open te breken. Dat ging met aardig wat lawaai gepaard. Hij heeft direct de politie gewaarschuwd. Toen de politie kwam waren de mannen verdwenen.
De politie was om 02.20 uur ter plaatse en trof voor de gevel van het [benadeelde 1] een schoudertas aan, waar een handvat van een hamer uit stak. Er zat nog meer gereedschap in de tas. Op het dak zag de politie dat de dakbedekking was ontzet en dat er betonbrokken op het dak lagen. Op die plek was alleen nog een stalen golfplaat te zien. De plaats waar men getracht heeft om een gat te maken was aan de rand van het dak, boven het magazijn van het [benadeelde 1].
Op basis van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat de personen die zich op het dak bevonden bezig waren zich toegang tot (het magazijn van) het [benadeelde 1]filiaal te verschaffen en daartoe reeds een opening in de dakbedekking hadden gemaakt. Deze personen hebben zich daarmee naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak.
In het kader van het onderzoek Doega werden op 12 en 13 november 2011 diverse telefoons getapt en uitgeluisterd. Het getapte IMEI-nummer [nummer][nummer 1] wordt hierna aangeduid als ‘*[nummer 1]’ (gebruikt telefoonnummer [nummer 2]), het als tegennummer uitgeluisterde telefoonnummer [nummer 3] wordt hierna aangeduid als *[nummer 3].
De volgende communicatie is rond het tijdstip van de poging inbraak gevoerd tussen de gebruikers van *[nummer 1] en *[nummer 3].
Datum
Gespreksnr
Paginanr Gebruiker [nummer 1]
Gebruiker [nummer 3]
Paallocatie *[nummer 1]
(Utrecht)
12-11-11,
271 en 272
p. 35
17.42:42 uur
sms: Ja
17.42:19 uur
Sms:
Gan we nog [adres]
273 en 280
p. 36 17.43:05
sms: Okejdan
18.46:59 uur
sms: Hoe laat wil je gaan
19.44:47 uur
sms: iwa wnr
13-11-11
341
p. 37 01.24:06 uur
Zegt dat hij bij de [benadeelde 9] is, bij de moskee.
Zegt dat hij daarheen komt
[adres]
13-11-11
343
p.38
02.42:43 uur, sms:
He zijn ze er nog [adres]
13-11-11
347
p.39 02.51:51 uur, sms:
Ik ben weg
13-11-11
348
p. 40
(zeer zachtjes sprekend: )
-Ik ben hier tegenover de Lidl
-Tegenover de Lidl
-Ja
-Ja 02.53:20 uur:
-Jo waar ben je, hallo waar ben je
-Watte?
-Tegenover de Lidl?!
-Zit je in de bosjes ofzo
[adres]
13-11-11
351
p. 41 03.09:42 uur
(Fluistert)
-Waar ben je
-Waar ben je
-Kijk even uit
-Hier bij mij
-Tegenover de Lidl nog steeds
Etc.
-Hallo
-Ik ben niet thuis. Ik ben even dings weg gaan leggen
-Waar is die ding
-Kanker, waar ben je
[adres]
Tijdens het gesprek 348, om 02.53 uur, zijn op de achtergrond portofoongeluiden van politievoertuigen te horen: ‘achttien dertig, achttien tien’ . De politievoertuigen met roepnummer 1810 en 1830 waren op dat tijdstip in de buurt van de Lidl supermarkt te Utrecht op zoek naar de mogelijke daders van de poging inbraak bij het [benadeelde 1].
De [adres] (paallocatie) is op korte afstand van het bedoelde filiaal van het [benadeelde 1], zo heeft de rechtbank met behulp van de algemeen kenbare bron ‘Google maps’ vastgesteld.
Gelet op de inhoud van de contacten en de wijze waarop en waar de gesprekken werden gevoerd enerzijds en anderzijds de kort daarvoor gepleegde poging inbraak, waarbij twee personen zijn waargenomen en ontkomen, terwijl over de getapte telefoon de geluiden zijn te horen van de zoekende politieauto’s, concludeert de rechtbank dat de gebruikers van deze nummers bij de poging inbraak betrokken waren als (mede)daders.
De vaste gebruiker van telefoonnummer *[nummer 3] was medeverdachte [medeverdachte 1].
De vaste gebruiker van IMEI3586[nummer 3]
De politie heeft op basis van stemvergelijking geconstateerd dat gedurende het onderzoek Doega steeds dezelfde persoon gebruik maakte van het getapte IMEI-nummer *[nummer 1] . Bovendien heeft de verbalisant ook de hierboven aangehaalde gesprekken 341, 348 en 351 uitgeluisterd en bevestigd dat degene die sprak via *[nummer 1] de bedoelde vaste gebruiker was. De rechtbank acht deze stemherkenningen voldoende onderbouwd en betrouwbaar.
Onderzoek naar de identiteit van de vaste gebruiker van *[nummer 1] levert de volgende resultaten op.
- Aan de gebruiker wordt bijna nooit door de inbellers gevraagd met wie men spreekt: kennelijk is dit imeinummer/deze telefoon bij één persoon in gebruik.
- Op 06 november 2011 wordt vanaf dit nummer het sms-bericht verzonden: ‘dit is mijn nummer he afz abdelghani’
- Op 9 november 2011 belt de vaste gebruiker met het ROC Hilversum. Hij gebruikt overigens ook dan dezelfde simkaart als in het telefoongesprek dat zojuist is weergegeven, met het nummer [nummer 2]. De beller zegt dat hij [medeverdachte 2] is en vervolgens gaat het gesprek over de opleiding autotechniek . [verdachte] heeft op het ROC Dudok te Hilversum gezeten, hij deed daar richting autotechniek. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij dan wel degene zal zijn geweest die dit gesprek heeft gevoerd .
- Op *[nummer 1] wordt 16 november 2011 om 22.13 uur het volgende sms-bericht ontvangen, verzonden van het nummer [nummer 4] op naam van [verdachte], wonende [adres] te Utrecht. Dat is het ouderlijk huis van [verdachte]. [verdachte] heeft twee zussen, te weten, [X] en [verdachte]: ‘papa zei kom nu naar huis. Als je 12 uur voorbij gaat is deur op slot. En morgen heb je school.’
Vorenstaande bevindingen worden bevestigd door de vondst in de woning aan het [adres] te Utrecht, zijnde het ouderlijk huis van verdachte, van de simkaarthouder behorend bij nummer [nummer 2] tijdens de aldaar gehouden zoeking op 14 februari 2012 .
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande vast dat de gebruiker van *[nummer 1] en van telefoonnummer [nummer 2] verdachte was. Een vaststelling die ook bevestigd wordt door de bevindingen met betrekking tot het onderzoek 09Amstel (zie hieronder, feit 2).
Op basis van het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte één van de (mede)daders van de poging inbraak was, zodat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 2: 09Amstel
Op 22 november 2011 deed [B] namens [benadeelde 2] aangifte van poging inbraak bij de [benadeelde 2] aan de [adres] te Amstelveen, gepleegd in de nacht van 16 op 17 november 2011. Hij heeft verklaard dat zijn personeel op 16 november 2011, omstreeks 21.15 uur de winkel verliet en dat het alarm werd geactiveerd en dat alles in goede en onbeschadigde staat achter werd gelaten. Op 17 november 2011 omstreeks 01.10 uur kwam zijn zoon [C], na een melding van de beveiliging dat er mogelijk een sabotage aan het alarm had plaatsgevonden, in de winkel. Hij zag dat de nooddeur van het kleine magazijn, die alleen van binnenuit is te openen, open stond en dat er in de meterkast meerdere kabels waren vernield van onder meer Nuon en de telefooncentrale. Ook zag hij dat de tussendeur die toegang biedt tot de winkel, ernstig ontzet en beschadigd was. De deur was nog wel dicht.
Aangever heeft voorts geconstateerd dat de meterkast van binnenuit opengebroken was. Dit kon men zien omdat het slot van binnenuit verbogen was. Aangever verklaart dat het mogelijk is dat een insluiper zich in de meterkast laat zakken. In de meterkast is ruimte voor een slank persoon.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden werkzaam als wijkagent in de wijk Zuilen in Utrecht, stellen op 22 november 2011 een onderzoek in, in de [benadeelde 2]. Aan de hand van wat zij daar aantreffen concluderen zij dat een persoon zich heeft laten insluiten in het kleine magazijn van de winkel, daar vervolgens een aantal kabels heeft vernield die zich in de meterkast bevonden, zich vervolgens heeft bevrijd uit de meterkast en heeft getracht toegang te krijgen tot de winkel, hetgeen niet gelukt is omdat de tussendeur van het magazijn naar de winkel op slot zat, waarna de insluiper het kleine magazijn via de nooddeur heeft verlaten .
Aangever [B] heeft aan [verbalisant 1] en [verbalisant 2] camerabeelden ter beschikking gesteld die zijn opgenomen in de winkel op 16 november 2011 tussen 18.00 uur en 21.00 uur.
Op de beelden is te zien dat drie personen (persoon 1, persoon 2 en persoon 3) de winkel binnenlopen om 18.25 uur. Persoon 1 en persoon 3 lopen op een onbewaakt moment het kleine magazijn in. Na ongeveer 40 seconden komen deze beide personen de winkel weer in. Daarna gaat een van de personen weer terug het magazijn in. Na 3 of 4 seconden komt deze persoon weer de winkel binnen vanuit het kleine magazijn. De verbalisanten uiten het vermoeden dat de twee personen bij hun eerste bezoek aan het magazijn een vierde persoon van buiten hebben binnengelaten . Persoon 1 verlaat de winkel om 18.38 uur .
Het was technisch niet mogelijk om de beelden van de [benadeelde 2] te kopiëren op een externe schijf. Van die beelden zijn echter met een i-Phone foto’s gemaakt. Deze foto’s van drie verschillende mannen bevinden zich in het dossier . [verbalisant 1] en [verbalisant 2] herkennen hierop beiden persoon 1 voor 100% als medeverdachte [medeverdachte 3].
In het dossier 09Amstel bevindt zich een analyse van de telecomgegevens van drie telefoonnummers die door de politie worden toegeschreven aan drie verdachten van de poging inbraak in Amstelveen. Een van deze nummers, te weten het telefoonnummer [nummer 2] kan, zoals blijkt uit hetgeen hierboven in 09[benadeelde 1] is overwogen, worden toegeschreven aan verdachte. .Dat het ook daadwerkelijk verdachte is geweest die tijdens de hierna te vermelden gesprekken van dat nummer gebruik maakte volgt uit het feit dat
de stem van de gebruiker van dit nummer, bij het beluisteren van die gesprekken door zowel verbalisant [verbalisant 3] als verbalisant [verbalisant 4] , die beiden belast zijn met het afluisteren van getapte telefoonlijnen, is herkend als de stem van de vaste gebruiker van dit nummer.
Uit de hierboven genoemde analyse van de telecomgegevens van het nummer eindigend op [nummer 2], dat aan verdachte kan worden toegeschreven, van het nummer eindigend op [nummer 5], dat door de politie aan [medeverdachte 3] wordt toegeschreven en van het nummer eindigend op [nummer 3], dat door de politie aan [medeverdachte 1] wordt toegeschreven blijkt het hierna volgende:
De drie nummers stralen op 16 november 2011 in de middag alle drie zendmasten aan in Utrecht. Diezelfde dag omstreeks 18.46/19.02 uur stralen de drie nummers zendmasten aan in Amstelveen. Het nummer eindigend op [nummer 2] blijft in Amstelveen, terwijl de andere twee naar Utrecht terug ‘reizen’. Het nummer van medeverdachte [medeverdachte 3], eindigend op [nummer 5], straalt om 19.29 uur de mastlocatie Computerweg in Utrecht aan maar is vervolgens weer in Amstelveen om 00.31 uur. Op dat tijdstip vindt ook de laatste aanstraling plaats in Amstelveen van het nummer eindigend op [nummer 2]. Daarna stralen beide nummers (eindigend op [nummer 5] en [nummer 2]) tot respectievelijk 05.54 uur en 05.13 uur geen mast meer aan. Om even voor 06.00 uur (respectievelijk 05.54 uur en 05.52 uur) stralen de nummers eindigend op [nummer 5] en [nummer 2] weer aan in Utrecht.
De drie telefoonnummers waarvan de telecomgegevens zijn geanalyseerd, zijn alle drie afgeluisterd. De drie telefoonnummers worden hierna verder aangeduid als respectievelijk *[nummer 2], *[nummer 3] en *[nummer 5]. Uit de taps blijkt dat de drie telefoonnummers onderling contact met elkaar hebben gehad en wel:
- om 14.54 uur tussen *[nummer 2] en *[nummer 3];
- om 14.54 uur tussen *[nummer 2] en *[nummer 5];
- om 15.17 uur tussen *[nummer 2] en *[nummer 3];
- om 15.35 uur en om 16.15 uur tussen *[nummer 2] en *[nummer 5].
Alle telefoons zijn dan in Utrecht. De gesprekken gaan over waar men is en waar af te spreken. *[nummer 2] en *[nummer 5] spreken over ontmoeting van elkaar bij benzinepomp BP.
Als de telefoonnummers in Amstelveen zijn is er om 18.46 uur contact per sms tussen
*[nummer 2] en *[nummer 3] en om 19.02 uur en om 19.05 uur tussen *[nummer 5] en *[nummer 2] . Om 19.04 uur is er telefonisch contact tussen *[nummer 5] en *[nummer 2] .
De inhoud van deze sms-en is als volgt:
-18.46 uur, *[nummer 2] aan *[nummer 3]: ik ben nu binnen bij die chikie ik ben over haar heen gegaan
ze was dicht
-19.02 uur, *[nummer 5] aan *[nummer 2]: Ewa bij haar thuis
-19.05 uur, *[nummer 2] aan *[nummer 5]: ik moest klimmen deur was dicht zij ze
Als *[nummer 5] weer terug in Utrecht is, is er veelvuldig sms contact tussen deze lijn en *[nummer 2], die dan in Amstelveen is :
-19.29 uur, *[nummer 5] aan *[nummer 2]: Nix. Aan de hand tog
-19.30 uur, *[nummer 2] aan *[nummer 5]: Nej
-19.30 uur, *[nummer 5] aan *[nummer 2]: ik neem strax contact met je op.
-19.32 uur, *[nummer 2] aan *[nummer 5]: Okej swa
-21.28 uur, *[nummer 5] aan *[nummer 2]: Ewa hoe gaat het
-21.29 uur, *[nummer 2] aan *[nummer 5]: ze zijn er nog
-21.30 uur, *[nummer 5] aan *[nummer 2]: Oke tot strax. Blijf chil
-21.46 uur, *[nummer 2] aan *[nummer 5]: Ze zijn weg
-21.26 uur, *[nummer 5] aan *[nummer 2]: Doe rustig saf
-21.47 uur, *[nummer 2] aan *[nummer 5]: Jahtog
-22.08 uur, *[nummer 2] aan *[nummer 5]: Hoelaat is het
-22.09 uur, *[nummer 5] aan *[nummer 2]: 10over10
-22.09 uur, *[nummer 2] aan *[nummer 5]: Ben je in Utr of
-22.10 uur, *5499 aan *[nummer 2]: ja utr heb geduld
-22.11 uur, *[nummer 2] aan *[nummer 5]: ik vraag gwn neem ete me en drinken en 2 lose sigareten
-22.12 uur, *[nummer 5] aan *[nummer 2]: Ja hahahahahaha safi
-22.52 uur, *[nummer 2] aan *[nummer 5]: Kk gare zooi hier kramp als kk metit
-22.53 uur, *[nummer 5] aan *[nummer 2]: Komt goed
Om 23.49 uur, om 23.56 uur, om 00.11 uur en om 0.31 uur is er telefonisch contact tussen *[nummer 2] en *[nummer 5] . Uit deze gesprekken blijkt dat *[nummer 5] onderweg is naar *[nummer 2] per auto, dat kalm en rustig aan gedaan moet worden. In het laatste gesprek wordt gesproken over het uitzetten van de telefoon en het aanzetten van de ‘wokkie’.
De rechtbank acht, gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien en ook bezien in samenhang met de modus operandi zoals hierboven beschreven, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan de poging tot inbraak. De rechtbank heeft, gelet op het zich in het dossier bevindende fotomateriaal, dat alleszins duidelijk is, geen reden om te twijfelen aan de herkenning van medeverdachte [medeverdachte 3] door twee verbalisanten. Die herkenning wordt bovendien ondersteund door de telecomgegevens. Die telecomgegevens in samenhang met de herkenning van medeverdachte [medeverdachte 3] maken dat vaststaat dat medeverdachte [medeverdachte 3] op de plaats delict is ten tijde van de vermoedelijke insluiting alsook op het moment dat de telefoons uit gaan en de walkie talkies worden aangezet. Verdachte heeft veelvuldig contact met het telefoonnummer van [medeverdachte 3], in Utrecht maar ook als hij als enige in Amstelveen is gebleven. De inhoud van die contacten past in de modus operandi, de aangifte en de bevindingen van de politie ter plaatse en duidt erop dat verdachte degene is geweest die zich in de kast heeft laten insluiten. Verdachte heeft geen enkele verklaring af willen leggen en zich beroepen op zijn zwijgrecht. Een andere duiding van het bewijsmateriaal dan de duiding die de rechtbank daaraan heeft gegeven is daarmee niet gesteld laat staan aannemelijk geworden.
De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van dit feit.
Feit 3: 09Hoofddorp
Voorverkenning en herkenning verdachte
Op donderdag 24 november 2011 te 17.45 uur wordt op de Keizer Karelweg in Amstelveen een personenauto van het merk Skoda met kenteken [kenteken] staande gehouden. In de auto zitten vier personen: [medeverdachte 4], [medeverdachte 5], [medeverdachte 6] en verdachte. De inzittenden van de auto verklaarden dat ze iemand op gingen halen van Schiphol, ze wisten geen vluchtnummer en aankomsttijd. Tijdens de staandehouding zag de politie in het voertuig een paar handschoenen, zwarte sportschoenen en een zwarte jas liggen.
Op camerabeelden van supermarkt [benadeelde 3] te Hoofddorp is te zien dat vier personen, die allen door meerdere verbalisanten worden herkend als dezelfde personen als de hierboven genoemde inzittenden van de auto, nog geen twee uur later (19.43 uur respectievelijk 19.44 uur) in twee groepjes van twee de supermarkt binnenkomen. Op de beelden is voorts te zien dat de vier personen elkaar ontmoeten in een gangpad en hier met elkaar staan te praten. Te zien is dat om 19.53 uur [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] samen de supermarkt verlaten. Om 19.56 uur verlaten verdachte en [medeverdachte 4] de supermarkt.
Verdachte wordt door maar liefst vijf verbalisanten herkend van de beelden. De rechtbank constateert dat de foto’s en beelden op grond waarvan de herkenning van verdachte is gedaan, scherp zijn en dat verdachte met onverhuld gezicht volledig in beeld is. Elk van de verbalisanten verklaart bovendien waar hij of zij verdachte van kent en waaraan hij of zij verdachte herkent. Gelet hierop en mede gelet op de samenhang met de andere bewijsmiddelen, acht de rechtbank deze herkenningen betrouwbaar.
Op de camerabeelden is verder te zien dat om 20.03 uur verdachte en [medeverdachte 4] bij de achteringang van het magazijn van de supermarkt staan en naar binnen kijken door de geopende deur. Te zien is dat om 20.14 uur verdachte en [medeverdachte 4] via de achteringang het magazijn van de supermarkt betreden, waarna verdachte de deur van de meterkast opent en naar binnen gaat. Te zien is dat [medeverdachte 4] blijft wachten tot verdachte weer naar buiten komt. Te zien is dat verdachte na enige tijd weer naar buiten komt en dat hij en [medeverdachte 4] via de achteringang het magazijn weer verlaten.
Bezien in verband met de bovenomschreven modus operandi en het feit dat er in de nacht van 26 op 27 november 2011 een inbraak in bovengenoemde supermarkt heeft plaatsgevonden, is de rechtbank op basis van de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden van oordeel dat door verdachte op 24 november 2011 samen met drie andere personen een voorverkenning in de supermarkt [benadeelde 3] is gedaan voor een later te plegen inbraak.
Insluiting, voltooiing inbraak
Op de camerabeelden is te zien dat op 26 november 2011 om 19.33 uur verdachte en [medeverdachte 4] samen met een ander, persoon 5, via de achteringang het magazijn van de supermarkt [benadeelde 3] te Hoofddorp betreden. Op de beelden is te zien dat verdachte zich laat insluiten in de meterkast en dat [medeverdachte 4] samen met persoon 5 de meterkast kennelijk op slot doet en dat deze beide personen via de achteringang van het magazijn weer vertrekken.
Uit de aangifte en het onderzoek op de plaats delict is gebleken dat zich in de supermarkt een meterkast bevindt en dat deze meterkast van buitenaf is af te sluiten met een schuif aan de bovenzijde.
Voorts is op de beelden te zien dat [medeverdachte 4] en persoon 5 vervolgens de achteringang van het magazijn betreden en dat [medeverdachte 4] een breekijzer onder zijn jas heeft. Te zien is dat [medeverdachte 4] en persoon 5 in het magazijn kennelijk worden betrapt door een personeelslid van de supermarkt en dan, na even met het personeelslid gepraat te hebben, vervolgens om 19.41 uur de achteringang van het magazijn weer verlaten.
Vervolgens is op camerabeelden te zien dat op 27 november 2011 om 00.13 uur een man de meterkast uitkomt en het magazijn inloopt. Om 2.01 uur opent hij een deur van de achteringang van het magazijn. Te zien is dat om 4.15 uur drie personen in de richting van de achteringang van het magazijn lopen. Zij trekken onderweg daar naar toe handschoenen aan en zetten bivakmutsen op. Tenslotte is op de beelden te zien dat vanaf de achteringang van het magazijn vier personen met een aantal zakken met vermoedelijk daarin de buit weglopen richting de openbare weg.
Op 27 november 2011 deed [D] namens [benadeelde 3] aangifte van inbraak in de winkel [benadeelde 3] aan de [adres] te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer. Aangever heeft verklaard dat op 26 november 2011 omstreeks 20.45 uur alles in en aan het pand intact en afgesloten was. Het alarm werd geactiveerd en op
27 november 2011 omstreeks 07.15 uur werd ontdekt dat er was ingebroken. Aangever kwam in de winkel en zag een grote ravage. Aan de buitenzijde van het pand was geen braakschade. Aangever vertelt vervolgens wat hij op de veilig gestelde videobeelden heeft gezien. Dit komt overeen met de hierboven vermelde beschrijving van die beelden.
Op zondag 27 november 2011 omstreeks 00.13 uur is een melding binnengekomen van een storing in het alarm. Op dat moment is op de videobeelden te zien dat de man die zich had laten insluiten in de meterkast, de meterkast uitkomt. Te zien is dat hij met een soort portofoon door de winkel loopt. Aangever zag dat er in de meterkast een kabel van een telefooncentrale die alarmmeldingen doorgeeft was doorgeknipt. Aangever zag ook dat sirenes van de muur en het plafond waren afgeslagen. Aangever heeft geconstateerd dat alle sigaretten, scheermesjes en batterijen waren weggenomen uit een afgesloten kast, mogelijk geopend met een sleutel. Hij zag dat de deur naar het kaskantoor opengebroken was. Dit is ook op videobeelden te zien. In het kaskantoor was een kast opengebroken, waarin de sleutels lagen van de sigarettenautomaat. Ook is geprobeerd met een sleutel de grote kluis te openen. Er is een camera vernield in het kaskantoor, de kast waar de recorders staan is opengebroken en een computerkast, versterker, terminal en twee routers zijn weggenomen. Een bijlage met de weggenomen goederen is opgenomen in het dossier.
Overwegingen en conclusie van de rechtbank
Gelet op de hiervoor omschreven gang van zaken, zoals op de camerabeelden vastgelegd, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte de persoon is die, nadat hij zich eerder in de meterkast had laten insluiten, daar in de nachtelijke uren weer uitkomt, waarna de inbraak in de supermarkt wordt voltooid. Voorts is het verdachte geweest die eerder aanwezig is geweest bij de voorverkenning in de supermarkt. De aanwezigheid van verdachte op beide momenten, en daarmee ook van diens herkenning op de camerabeelden, wordt ondersteund door de mastgegevens van het op beide momenten aangestraalde telefoonnummer dat aan verdachte kan worden toegeschreven. Het betreft hier wederom het telefoonnummer [nummer 2] van verdachte. Verwezen wordt naar hetgeen de rechtbank hieromtrent in 09[benadeelde 1] en 09Amstel heeft overwogen. Dit telefoonnummer straalt op 24 november 2011 van 17.45 uur tot 18.00 uur aan in Oude Meer. Dit komt overeen met de staande houding van verdachte op de Schipholdijk in Oude Meer. Vervolgens straalt het nummer van 18.20 tot 20.55 uur aan op zendmasten in Hoofddorp. Dit komt overeen met de herkenning van verdachte in de supermark in Hoofddorp op 24 november 2011 tijdens de voorverkenning. Op 26 november, de datum van de inbraak, straalt het nummer van 19.42 uur tot 3.35 uur aan op zendmasten in Hoofddorp .
Naar het oordeel van de rechtbank duiden bovenvermelde bewijsmiddelen er dan ook op dat verdachte, behalve bij de voorverkenning, ook bij de feitelijke uitvoering van de inbraak betrokken is geweest en wel zodanig dat van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeplegers kan worden gesproken.
Verdachte heeft bij de politieverhoren en tijdens de terechtzitting van 14 november 2012 de gelegenheid gehad om uitleg te geven naar aanleiding van vragen over de bovengenoemde bevindingen, maar hij heeft ervoor gekozen om zich te beroepen op zijn zwijgrecht, hoewel naar het oordeel van de rechtbank die bevindingen om een uitleg schreeuwen. Onder deze omstandigheden werkt zijn zwijgen tegen hem in die zin, dat verdachte geen enkele andere verklaring heeft gegeven dan de naar het oordeel van de rechtbank aannemelijke conclusie dat verdachte betrokken is bij de onderhavige inbraak.
Op grond van bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte schuldig is aan het medeplegen van de inbraak.
Feit 4: 09Delft
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 4 heeft begaan en heeft hierbij gelet op het volgende.
Op 4 december 2011 deed [E] aangifte namens supermarkt [benadeelde 3] aan de [adres] te Delft. Hij kreeg via de beveiliging op 4 december 2011 een alarm gemeld en is ter plaatse gegaan. De daders bleken 14 dunne kabels en 1 hoofdkabel, boven de meterkast in het magazijn, te hebben doorgeknipt. Via opgenomen beelden is te zien dat op 3 december 2011 omstreeks 19.05 uur iemand het magazijn binnen komt en via containerkarren, de meterkast op klimt en zich daar schuil houdt. Personeel is tot 23.00 uur in de winkel aanwezig geweest. Op 4 december omstreeks 1.20 uur komt dezelfde persoon van de meterkast af. Hij gaat naar de nooduitgang, opent deze en loopt naar buiten. Aangever herkent deze persoon als zijnde een jongen die met een andere jongen tijdens openingstijden de winkel is binnen geweest op zaterdag 3 december omstreeks 19.02 uur. De andere jongen verliet om 19.08 uur de winkel. Er is schade ontstaan, maar er is niets weggenomen.
Verbalisant [verbalisant 5] constateerde op 4 december 2011 dat de nooduitgang van de [benadeelde 3] te Delft open was. Hij zag dat de nooduitgang geprepareerd was, daar er in de dagschoot van de nooduitgang een opgevouwen papiertje door hem werd aangetroffen. Dit papiertje maakte het mogelijk dat de betreffende deur ook van buitenaf geopend kon worden.
Op 10 januari 2012 kijken verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] camerabeelden uit van supermarkt [benadeelde 3] te Delft. Zij constateren het volgende.
Op 3 december 2011 om 19.02 uur komen er twee personen de hoofdingang van de supermarkt binnen. Om 19.05 uur loopt persoon 1 het magazijn in. Om 19.06 uur klimt deze persoon op de meterkast en houdt zich daar schuil. Persoon 2 verlaat om 19.08 uur de winkel via de hoofdingang. Om 20.00 uur sluit de winkel voor het publiek. Om 23.00 uur verlaat het personeel de winkel. Op 4 december 2011 om 01.20 uur gaat de nachtverlichting uit en om 01.20 uur komt persoon 1 van de meterkast af. Om 01.21 uur verlaat persoon 1 het pand via de nooduitgang.
De Verbalisanten [verbalisant 7] , [verbalisant 10] en [verbalisant 2] herkennen verdachte als zijnde persoon 1. Verbalisant [verbalisant 7] en verbalisant [verbalisant 9] herkennen persoon 2 als zijnde [medeverdachte 1]. De rechtbank constateert dat de foto’s op grond waarvan de herkenningen zijn gedaan voldoende duidelijk zijn, terwijl deze daarnaast zijn gedaan door verbalisanten die alle drie verklaren dat zij verdachte ambtshalve kennen. De rechtbank acht deze herkenningen betrouwbaar, mede ook gelet op de samenhang met de andere bewijsmiddelen.
Die andere bewijsmiddelen betreffen onder meer de telecomgegevens en de inhoud van in deze zaak getapte telefoongesprekken. Het betreft hier het nummer [nummer 3], dat kan worden toegeschreven aan medeverdachte [medeverdachte 1] en het telefoonnummer [nummer 6], dat kan worden toegeschreven aan verdachte. Dat dit laatste nummer van verdachte is blijkt uit het feit dat dit nummer gebruikt is in het toestel met het imeinummer [nummer] , dat, zoals bij feit 1 reeds is overwogen onder de tap heeft gestaan en vanwaar het bij feit 1 genoemde telefoongesprek tussen verdachte en een leraar van zijn toenmalige school heeft plaatsgevonden. Verdachte was ook ten tijde van de hierna te vermelden telefoongesprekken met het nummer eindigend op [nummer 6] de gebruiker van het nummer, zo kan worden geconcludeerd uit het feit dat verbalisant [verbalisant 3] gemotiveerd heeft aangegeven dat en waarom hij de stem bij het nogmaals afluisteren van deze gesprekken herkent als de stem van de vaste gebruiker van dit nummer .
Van het telefoonnummer van verdachte eindigend op [nummer 6] verlopen op 3 december 2011, nadat medeverdachte [medeverdachte 1] de [benadeelde 3] verlaten heeft, enkele gesprekken en berichten over de paallocatie Martinus Nijhofflaan te Delft met het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 1] eindigend op [nummer 3]. Deze laan bevindt zich in de directe omgeving van de [adres], waar de poging inbraak heeft plaats gevonden.
Om 19.11 uur ontvangt medeverdachte [medeverdachte 1] een bericht van telefoonnummer [nummer 6] van verdachte, met de tekst: hoe laat sluit ie.
Om 20.03 uur stuurt verdachte medeverdachte [medeverdachte 1] een bericht van telefoonnummer eindigend op [nummer 6] met de tekst: hey ik zit niet in chast mar erachter ik zie chabli mar ik zit mkowd hier man .
Om 20.41 uur voert medeverdachte [medeverdachte 1] een telefoongesprek met het nummer eindigend op [nummer 6] van verdachte met de volgende inhoud:
[nummer 6]: ik hoor muziek
[nummer 3]: is daar muziek heb je daar party?
[nummer 3]: hij sluit zo
[nummer 6]: ze vieren sinterklaas hij komt net binnen
[nummer 3]: ik neem sigaretten en eten mee
[nummer 6]: is goed
[nummer 6]: sinterklaas is nu binnen
Om 21.32 uur voert verdachte een telefoongesprek met het nummer van [medeverdachte 1] eindigend op [nummer 3] met de inhoud:
[nummer 3]: zijn ze daar nog steeds?
[nummer 6]: ja man
[nummer 3]: we gaan zo weg
[nummer 6]: hoe laat is het?
[nummer 3]: ik kom ook zo
Om 22.34 uur voert verdachte een telefoongesprek met het nummer van [medeverdachte 1] met de inhoud:
[nummer 6]: nog steeds muziek
[nummer 3]: hoor je ze ook praten?
[nummer 6]: ja
[nummer 3]: wij vertrekken over 16 minuten, ik wacht effe op die kwartje
[nummer 6]: is goed
[nummer 3]: belt als hij daar is
Tijdens andere gesprekken, door de persoon met telefoonnummer eindigend op [nummer 6] gevoerd, is op de achtergrond muziek te horen, te weten: ‘We found the love’ van Rihanna; ‘I’m sexy and I know it’ van LMSEO en ‘Somebody that I used to know’ van Gotye. [F], assistent kruidenierswaren in de [benadeelde 3] te Delft, heeft verklaard dat deze nummers inderdaad op de avond van 3 december 2011 in de winkel zijn gedraaid.
Deze laatstbedoelde gesprekken gaan onder meer over het doorknippen van sensorkabels, het wegzetten van spullen, de positie van de nooduitgang, het verlaten van het pand via de achterkant, het opvangen van degene die het pand verlaat en het openhouden van de deur door er iets tussen te doen .
De rechtbank stelt op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] samen de supermarkt [benadeelde 3] zijn binnengekomen op 3 december 2011 en dat medeverdachte [medeverdachte 1] zonder verdachte de supermarkt heeft verlaten. Vervolgens hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] telefonisch contact gehad met elkaar gedurende tijdstippen waarop een supermarkt voor het gewone publiek gesloten is. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte zich in de supermarkt heeft laten insluiten met de bedoeling om, zo blijkt uit de modus operandi, geld en/of goederen uit de supermarkt weg te nemen en dat medeverdachte [medeverdachte 1] direct bij de uitvoering van de poging tot inbraak betrokken is geweest. Beiden hebben aldus in nauwe en bewuste samenwerking met elkaar en met andere betrokkenen gehandeld. De rechtbank acht verdachte daarom strafbaar voor het medeplegen van de ten laste gelegde poging inbraak.
Feit 5: 09[benadeelde 4]
Op 14 december 2011 doet [G], mede namens [benadeelde 12] aangifte van diefstal uit de [benadeelde 4], gelegen aan de [adres] te Leiden.
De aangever verklaart dat hij op 14 december 2011 om 13.20 het alarm van de nooddeur van het magazijn is afgegaan. Aangever gaat om die reden naar het magazijn aan de achterzijde van het pand van de [benadeelde 4]. Aangever ziet dat de nooddeur openstaat. Hij stapt via deze nooddeur naar buiten en treft op de parkeerplaats getuige [getuige 1] aan. Getuige [getuige 1] vertelt dat hij twee mannen naar buiten zag lopen met gereedschap. Een van deze manspersonen was weggelopen richting de Herenstraat. [getuige 1] vertelt aangever verder dat er gereedschap in de bosjes ligt. Aangever [G] ziet vervolgens in de bosjes een slijptol 230 mm en een breekhamer 11 kilo liggen. Vervolgens vertelt getuige [getuige 1] aan de aangever dat er een verdacht persoon via de nooddeur het magazijn weer in was gelopen. Aangever heeft vervolgens via een portofoon, waarop ook het personeel meeluistert, doorgegeven dat er mogelijk nog een verdachte in de winkel was. Aangever is daarna bij de kassa gaan staan om deze verdachte op te wachten. Terwijl aangever daar aan het wachten is, komt de inmiddels gealarmeerde politie binnen. Aangever heeft met de politie de camerabeelden bekeken en ziet hierop dat twee verdachte personen de winkel binnen komen lopen. Verdachte 1 heeft een Marokkaans uiterlijk, een zwart petje met mogelijk een Nike of O’Neill logo aan de linkervoorzijde, een donkergroen glimmende jas met capuchon, een zwarte broek en gelakte zwarte schoenen. Vervolgens gaat aangever weer naar de kassa in de winkel. Aangever ziet dan verdachte 2 bij de kassa aankomen. Verdachte 2 wordt dan door de politie aangehouden. Dit blijkt de uit Utrecht, Overvecht, afkomstige verdachte [verdachte] te zijn .
Blijkens de goederenbijlage bij de aangifte in combinatie met de latere door aangever afgelegde verklaring is er een boorbreekhamer en een slijptol weggenomen.
Op 14 december 2011 wordt getuige [getuige 1] door de politie gehoord. Getuige [getuige 1] verklaart dat hij die dag vlakbij de nooduitgang van de [benadeelde 4] aan de [adres] te [woonplaats] stond. De getuige verklaart dat hij de nooduitgang open zag gaan en dat er twee jongemannen uit de nooduitgang stapten, met gereedschap in hun handen. De getuige vroeg de personen wat zij aan het doen waren. Na deze vraag ging één van de personen terug de winkel in. De andere persoon liep hard weg. Hij had een haakse tol bij zich en een groene gereedschapskist. De getuige is achter deze persoon aangegaan. De persoon probeerde over een hek met prikkeldraad te klimmen. De getuige trok de persoon van het hek af. Hij probeerde weg te komen door een worsteling. Beiden vielen op de grond en de verdachte ging er vervolgens vandoor. Hij liet de spullen daar achter. De man die wegrende, had een Marokkaans uiterlijk en een driekwart lange groene jas.
Op 1 maart 2012 wordt getuige [getuige 1] wederom door de politie gehoord. De getuige verklaart dat de persoon zich tot driemaal los rukte. Getuige [getuige 1] heeft door dit gebeuren last van zijn schouder en last van de ringvinger van zijn rechterhand overgehouden . In het dossier bevindt zich een geneeskundige verklaring, opgemaakt vier maanden na het ontstaan van het letsel. Uit deze medische verklaring blijkt dat de schouderklachten na twee weken volledig waren hersteld, maar dat er nog wel steeds klachten waren van het onderste gewricht van de ringvinger rechts. Gesproken wordt van lichte drukpijn en een mogelijk een klein kapselscheurtje .
Verbalisant [verbalisant 4] luistert getapte gesprekken uit van de lijn die in gebruik is bij de verdachte. Op 14 december 2011 om 13:28 uur voert de verdachte een gesprek met een persoon. Volgens de paallocaties is de verdachte in Leiden. De verdachte spreekt in dit gesprek twee maal over een achtervolging en zegt dat hij in Leiden is. Om 13:22 uur wordt de verdachte gebeld en zegt: “Ik zit in een achtervolging. Ja in Leiden. Eentje hebben ze te pakken de politie. Drie, eentje is weg.” Ook dit gesprek gaat via een paallocatie in Leiden.
Verbalisant [verbalisant 4] herkent deze gebruiker van het IMEI-nummer [nummer][nummer 1], in alle gesprekken die zijn gevoerd op 14 december 2011, als de verdachte.
Naar aanleiding van de afdrukken van de camerabeelden en de bewegende beelden van 14 december 2011 in de [benadeelde 4] aan de [adres] te [woonplaats], herkent verbalisant [verbalisant 7] persoon 1 als de verdachte, aan zijn gelaat, lichaamsbouw, dan wel gezichtsuitdrukking. De verdachte is in het verleden meerdere malen door deze verbalisant aangesproken, gecontroleerd, dan wel aangehouden. Het is de verbalisant ambtshalve bekend dat de verdachte deel uitmaakt van de [naam] in de Utrechtse wijk Zuilen.
Op 14 december 2011 omstreeks 20:53 uur worden vier jongens in de [benadeelde 10], in het winkelcentrum [adres], in de Utrechtse wijk Zuilen, gecontroleerd door de politie. Ook de verdachte wordt hierbij gecontroleerd aan de hand van zijn legitimatiebewijs. Zijn signalement is een olijfgroene jas, met capuchon en met vier grote zakken aan de voorzijde, een donkere broek met zakken aan beide zijkanten, een zwarte pet met links een glimmend Nike-teken, half lang haar onder zijn petje vandaan aan de achterzijde en glimmende zwarte schoenen.
Ook verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 10] herkennen op de beelden van de [benadeelde 4] te Leiden en op de beelden die op 14 december 2012 zijn gemaakt in de [benadeelde 10] in de wijk Zuilen in Utrecht, persoon 1 als de verdachte. De verbalisanten hebben meerdere malen met de verdachte gesproken en het is hun ambtshalve bekend dat de verdachte deel uitmaakt van de criminele jeugdgroep, genaamd [naam] in de Utrechtse wijk Zuilen.
De rechtbank heeft de afdrukken van de beelden zelf bekeken en is van oordeel dat deze afdrukken voldoende helder en duidelijk zijn om als basis te dienen voor een herkenning door daarvoor getrainde personen. Mede in samenhang met het feit dat de verdachte op dezelfde dag in de [benadeelde 10] is gecontroleerd aan de hand van zijn legitimatiebewijs en de verdachte op deze afdrukken hetzelfde signalement heeft als in de [benadeelde 4], staat het voor de rechtbank vast dat het om de verdachte gaat. Op grond van deze gegevens, in samenhang met het tapgesprek, waarbij de stem van de verdachte wordt herkend en waarin de verdachte spreekt over een achtervolging in Leiden, de paallocatie in Leiden, de verklaring van de getuige [getuige 1], waaruit blijkt dat het gestolen gereedschap buiten de macht van de aangever is gebracht, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de voltooide diefstal met geweld in de [benadeelde 4] te Leiden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen gepleegd, zoals onder 5 primair ten laste is gelegd.
Feit 6: 09Doetje
De feiten
Op 25 december 2011 deed [H], namens [benadeelde 5], aangifte van (poging) inbraak in de supermarkt [benadeelde 5], gelegen aan de [adres] te Doetinchem.
Zij heeft verklaard dat zij op 25 december 2011 omstreeks 01.00 uur gebeld werd door de meldkamer dat er een inbraak had plaatsgevonden. Toen zij ter plaatse kwam zag zij gelijk dat de deur van de nooduitgang open stond. Er waren wat lichte moetafdrukken in de deur te zien.
De meterkast zit direct naast de nooddeur. Aangeefster zag dat de blauwe telefoonkabel in de meterkast was doorgezaagd. Door het doorzagen van de telefoonkabel wordt het alarm uitgeschakeld. Het geluidsalarmkastje lag kapot op de grond. Aangeefster zag een schoenafdruk op de toonbank. De schoenafdruk is veiliggesteld door de politie. Op camerabeelden zag aangeefster dat een dader vanaf de nooddeur in beeld komt. Hij loopt daarna naar kassa 1 en klimt op de toonbank. Later bleek dat hij daar het alarmkastje van de muur heeft geslagen. Daarna rent de dader terug en verlaat hij de winkel via de nooddeur. Een halve minuut later komt de dader weer de winkel binnen. Hij loopt nu ook het magazijn in en voelt aan de roldeur.
Aangeefster heeft vastgesteld dat er niets is weggenomen. Zij vermoedt dat de knop van de nooddeur is opengedraaid, anders heeft zij geen verklaring voor hoe de dader is binnengekomen.
Op beelden van zaterdag 24 december 2011 van de bewakingscamera’s van supermarkt [benadeelde 5] in Doetinchem, gemaakt tijdens de openingstijd van de winkel, is door de verbalisant het volgende gezien. Rond 16.33 uur betreden twee personen enkele minuten na elkaar de supermarkt. Beide personen worden op de beelden herkend als de in Utrecht woonachtige verdachte en medeverdachte [medeverdachte 7]. Verdachte kijkt opvallend om zich heen. Beide personen lopen door de winkel en ontmoeten elkaar enkele malen en staan dan kort met elkaar te praten. Medeverdachte [medeverdachte 7] verlaat om 16.47 uur de supermarkt, op de beelden is niet te zien dat verdachte de supermarkt verlaat.
Conclusies van de rechtbank
Bezien in verband met de bovenomschreven modus operandi en het feit dat er in de nacht van 24 op 25 december 2011 vervolgens een poging tot inbraak in deze supermarkt heeft plaatsgevonden, waarbij niet is gebleken dat de dader zich de toegang van buitenaf heeft verschaft, is de rechtbank op basis van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden van oordeel dat door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 7] op 24 december 2012 een begin is gemaakt met de uitvoering van een poging tot inbraak in de [benadeelde 5] door verdachte in de winkel achter te laten zodat deze zich na sluitingstijd en vertrek van al het personeel nog in de winkel bevond.
Vervolg feiten
Op de camerabeelden is te zien dat uren nadat medeverdachte [medeverdachte 7] de winkel heeft verlaten, om 00.38:20 uur op 25 december 2011, de verlichting van de supermarkt gaat branden en dat vervolgens een persoon door de winkel rent en het magazijn in loopt. De persoon verlaat de supermarkt via de nooduitgang om 00.41 uur. Een getuige ziet dat ’s-nachts in de [benadeelde 5] het licht aanspringt en dat er enkele seconden later een individu in de winkel rent. Getuige belt gelijk de politie. De meldkamer doet omstreeks 00.50 uur de melding van de inbraak uitgaan . Genoemde getuige geeft voorts aan de politie door dat de persoon de [benadeelde 5] uit rent, weer terug gaat en dan de winkel weer verlaat via de nooddeur. Getuige geeft door in welke richting de persoon weg rent. De politie zet de achtervolging in, onder meer met de inzet van een politiehond. Om 01.25 uur wordt een verdachte aangehouden in een garagebox op locatie [adres] te Doetinchem, welke straat zich op ongeveer 200 meter afstand van de desbetreffende [benadeelde 5] bevindt. De aangehouden verdachte blijkt verdachte te zijn. Verdachte komt, als de politie met hond de garage betreedt en hem maant zich te tonen, tevoorschijn vanachter een manshoog kleed. Verdachte is geheel in het zwart gekleed en draagt geen schoenen. In de garage worden goederen aangetroffen die niet van de eigenaar van de garage of van zijn gezin zijn. Het betreft twee schoenen (zwart met vier zilverkleurige strepen), een accu van een telefoon, een deel van een simkaart en een Nokiatelefoon. De telefoon en de SIM-kaart zijn onderzocht en in de aangetroffen lijst met contacten stonden diverse telefoonnummers (met bijbehorende contacten) van personen die in Utrecht woonachtig zijn, waaronder die van medeverdachte [medeverdachte 7].
Verdachte heeft ontkent dat hij heeft ingebroken. Hij heeft verklaard dat hij die avond, eerste kerstdag, in Doetinchem was omdat hij daar had afgesproken met een meisje. Een naam kan/wil hij niet noemen, het was een meisje uit Arnhem. Hij was weggerend en had zich verstopt omdat hij schrok van een man die hem tegemoet kwam fietsen. Tijdens het rennen was hij zijn schoenen kwijtgeraakt.
In het licht van de feiten en omstandigheden zoals die uit dit onderzoek (09Doetje) naar voren zijn gekomen acht de rechtbank deze verklaring onaannemelijk. De rechtbank stelt vast dat verdachte zich kennelijk in de supermarkt heeft laten insluiten op 24 december 2011 en vervolgens op 25 december 2011 degene is geweest die door een getuige in de winkel is gezien en is gevlucht.
Verdachte(n) op de A-12 ter hoogte van afslag Arnhem Noord, richting Duitsland.
Op zondag 25 december 2011, omstreeks 00.25 uur zien verbalisanten van de KMar een auto met kenteken [kenteken] met een snelheid van ongeveer 150 km/uur rijden richting Duitsland, ter hoogte van de afslag Arnhem Noord. Het voertuig wordt vervolgens omstreeks 00.30 uur staande gehouden. In de auto bevinden zich drie personen:
Medeverdachte [medeverdachte 8] als bestuurder, de hierboven genoemde medeverdachte [medeverdachte 7] als bijrijder en een derde medeverdachte als passagier. [medeverdachte 7] en de passagier roken een joint. Op grond van de Opiumwet wordt de auto doorzocht. Als de kofferbak wordt doorzocht gaat de passagier er rennend vandoor. In de kofferbak van de auto worden goederen aangetroffen die als inbrekerswerktuigen worden aangemerkt en vervolgens in beslag worden genomen. Het aangetroffen inbrekerswerktuig betreft drie koevoeten, een slijptol met slijpschijven, drie complete setjes donkere kleding, een bivakmuts, twee paar handschoenen, drie portofoons, drie setjes nieuwe donkere schoenen, een klopboormachine, vier beitels.
Telefonische contacten met medeverdachte [medeverdachte 7] op 24 en 25 december 2011
Uit onderzoek is gebleken dat verdachte gebruik maakte van het getapte telefoonnummer
[nummer 12]. Voorts is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 7] gebruik maakte van het telefoonnummer [nummer 10]. De in dit onderzoek van belang zijnde gesprekken werden beluisterd en in de gesprekken gevoerd met dit nummer werd de stem van de gebruiker herkend als de stem van [medeverdachte 7], met uitzondering van drie gesprekken, waarin kennelijk een ander persoon aan het woord is.
Nadat op 24 december 2011 rond 16.47 uur [medeverdachte 7] de [benadeelde 5] heeft verlaten is er telefonisch contact tussen verdachte en [medeverdachte 7], zowel via sms-berichten als via gesprekken. De telefoon van verdachte straalt steeds een paal aan de [adres] in Doetinchem aan.
Om 16.58 uur vraagt verdachte aan [medeverdachte 7] of alles veilig is en [medeverdachte 7] antwoordt dat alles goed is. [medeverdachte 7] vraagt verdachte om hem te sms-en als hij alleen is en zegt dat verdachte ‘die grijze niet moet raken’ maar ‘die dunne witte moet doen’.
Om 18.09 uur zegt verdachte tegen [medeverdachte 7] ‘Ze zijn weg’. ‘OK’ antwoordt [medeverdachte 7].
Om 18.23 uur stuurt [medeverdachte 7] een sms naar verdachte ‘onderweg terug’. ‘Okej’, antwoordt verdachte, ‘en op tijd hier zijn he.’
Om 22.16 uur vraagt verdachte ‘Wanneer komen jullie’. [medeverdachte 7] antwoordt: ‘ik kom zo’.
Om 22.51 uur bericht [medeverdachte 7] aan verdachte ‘we zijn vertrokken’ en (om 23.38 uur): ‘ik ben onderweg, op de snelweg.’
Om 00.07 uur op 25 december 2011 sms’t [medeverdachte 7] naar verdachte: ‘We zijn stop gezet ik doe ff me tel uit.’
Om 00.15 uur belt een ander dan [medeverdachte 7] via het toestel van [medeverdachte 7] naar verdachte en vertelt dat ze door de politie zijn aangehouden op de snelweg. [medeverdachte 9] heeft boetes openstaan en ze willen betalen. Deze persoon zegt dat ze de kofferbak nog niet hebben gezien. ‘Als ze de kofferbak zien, dan nemen ze ons allemaal mee.’ Verdachte vraagt met hoeveel ze zijn gekomen en die andere persoon antwoordt via de telefoon van [medeverdachte 7]: ‘met z’n drieën’.
Om 00.29 uur belt [medeverdachte 7] met verdachte (in het Marokkaans) en zegt dat ze in de auto aan het zoeken zijn en de spullen zullen vinden en dan zullen ze meegenomen worden. [medeverdachte 7] zegt dat ze morgen weer vrij zullen zijn en dat verdachte anders tot morgen kan wachten. Verdachte, zo zegt [medeverdachte 7] tegen hem, kan nu vast knippen en dan weg gaan. Verdachte vraagt hoe hij naar huis gaat. [medeverdachte 7]: ‘Ik weet het niet, bel iemand.’ Verdachte zegt: ‘Ik ga hem knippen, alles regelen en dan bel ik iemand die mij komt ophalen.’ [medeverdachte 7] antwoordt: ‘Is goed, anders, als je vandaag niet alles gaat doen, laat het dan tot morgen, we komen morgen vrij.’
Verdachte heeft contact met een ander persoon en zegt (om 00.42 uur) tegen deze persoon: ‘(…) je komen deze kant op rijden, je moet niet via Arnhem want er is daar een controle.’ De telefoon van verdachte straalt nog steeds dezelfde paallocatie aan in Doetinchem.
Vervolg conclusies van de rechtbank
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 25 december 2011 heeft een poging inbraak plaatsgevonden in de [benadeelde 5] in Doetinchem. Op 24 december 2011 zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 7] de [benadeelde 5] binnengegaan en heeft verdachte zich rond 16.45 uur in de winkel in laten sluiten. [medeverdachte 7] heeft de winkel alleen verlaten en heeft vervolgens regelmatig contact onderhouden met verdachte via de telefoon. [medeverdachte 7] heeft Doetinchem op enig moment verlaten.
[medeverdachte 7] is later diezelfde avond met twee andere personen vertrokken in de auto van [medeverdachte 8]. In de kofferbak lagen inbrekerswerktuigen, drie portofoons, drie setjes donkere kleding en drie paar zwarte schoenen. [medeverdachte 8] was de chauffeur van die auto, [medeverdachte 7] zat naast [medeverdachte 8] op de bijrijderstoel. [medeverdachte 7] heeft tijdens de reis regelmatig contact via de telefoon met de op dat moment nog steeds ingesloten verdachte en uit de inhoud van de contacten blijkt dat [medeverdachte 7] op weg is naar Doetinchem om verdachte te helpen met de inbraak. Via de telefoon van [medeverdachte 7] heeft ook de passagier die achterin de auto zat, contact met verdachte.
Dan wordt de auto staande gehouden in Presikhaaf, Arnhem. Bij de politie verklaart [medeverdachte 7] dat hij op weg was naar Arnhem om daar te gaan stappen. Dat is volstrekt niet in lijn met de inhoud van de berichten die hij naar de in Doetinchem ingesloten verdachte stuurt, inhoudende dat ze op weg zijn en zo komen. Bovendien geeft [medeverdachte 7] door aan verdachte dat ze zijn aangehouden en dat verdachte (dus) andere hulp zal moeten regelen. Uit de telefooncontacten van verdachte blijkt dat hij dat ook direct gaat doen. Dat alles maakt de verklaring van [medeverdachte 7], dat hij op weg was naar het centrum van Arnhem omdat hij daar wilde gaan stappen, volstrekt ongeloofwaardig.
De rechtbank stelt vast dat verdachte kennelijk in de auto met zijn mededaders op weg was naar Doetinchem, maar dat de bestuurder door de interventie van de KMar de route heeft (moeten) verlaten.
In het licht van de hierboven beschreven modus operandi ziet de rechtbank de insluiting in de winkel als een uitvoeringshandeling van een poging tot inbraak in die winkel. Wetenschap van het feit dat iemand zich ongezien in een supermarkt laat insluiten duidt op wetenschap van het oogmerk van de inbraak. In casu wordt die wetenschap bevestigd in de inhoud van de telefonische contacten tussen de ingeslotene (verdachte) en [medeverdachte 7].
Vast staat dat [medeverdachte 7] in de auto van verdachte zat en dat hij op weg was naar Doetinchem naar verdachte. In de kofferbak van de auto zijn inbrekerswerktuigen aangetroffen. Ook zijn in de kofferbak, bij de werktuigen en drie sets zwarte kleding en drie paar zwarte schoenen, drie portofoons aangetroffen. Gelet op de hierboven omschreven modus operandi waaruit blijkt dat bij inbraken portofoons werden gebruikt op het moment dat een inbraak werd voltooid en de spullen (door meerdere personen) uit de winkel werden gehaald gaat de rechtbank er van uit dat de portofoons bedoeld waren om te gebruiken bij voltooiing van de inbraak in Doetinchem, net zoals de kleding en het gereedschap.
Daarmee acht de rechtbank bewezen dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen (tenminste) verdachte, medeverdachte [medeverdachte 7] en medeverdachte [medeverdachte 8] bij de ten laste gelegde poging tot inbraak, zoals onder 6 ten laste is gelegd.
Feit 7: 09Deventer
Op 5 januari 2012 doet [I], namens [benadeelde 6] [I] aangifte van inbraak in de supermarkt [benadeelde 6], gelegen aan de [adres] te Deventer.
Hij heeft verklaard dat op 5 januari 2012, tussen 16.30 uur en 16.45 uur iemand zich heeft opgesloten in de meterkast, gelegen in het magazijn. Men kwam erachter omdat er een aantal lichten in de winkel uitging. Een medewerker is hierop naar de meterkast gelopen om de verlichting weer aan te doen. Op het moment dat de medewerker de meterkast opende, kwam hier een man uitrennen. De man rende via het magazijn de winkel uit. Vervolgens heeft de aangever de camerabeelden uitgekeken. Hij zag dat er mogelijk vier jongens bij betrokken zijn geweest. De jongens zijn allen getint en dragen donkere kleding. Op de beelden is te zien dat men elkaar in de gaten hield. Aangever zag dat een persoon een medewerkster afleidde. Hij zag dat een andere persoon het winkelend publiek/
winkelpersoneel in de gaten hield. Hij zag dat een persoon een mobieltje in zijn handen had. Hij zag dat twee van de vier jongens zich ophielden bij de klapdeuren naar het magazijn. Op een zeker moment ging een jongen de klapdeuren door, het magazijn in. Kort daarna werd hij gevolgd door een andere jongen. Deze jongen komt 40 seconden later alleen door de klapdeuren de winkel weer in. Enkele minuten later is op de beelden te zien dat een andere jongen het magazijn uit komt rennen. Aangever heeft sterk de indruk dat de jongens zich wilden laten insluiten in de meterkast in het magazijn. Hierin zit een blauwe dikke kabel. Als deze doorgekipt zou worden, werken de telefoons en het alarmsysteem niet meer en hebben de jongens vrij spel.
Toen de medewerker de meterkast opende, zat deze in het slot. De jongen die erin zat is kennelijk opgesloten geweest. De ruimte in de kast is minimaal. Een slank persoon zou er net in kunnen staan, zonder alle schakelaars achter zich om te zetten. De deuren zijn van binnenuit niet te openen, mede omdat de ruimte te klein is om kracht te zetten tegen de deuren, om deze open te duwen/breken. Voor de meterkast stonden een paar rieten manden en een ladder. Deze heeft men eerst moeten verschuiven om de deuren van de meterkast te openen. Toen de medewerker de kast wilde openen stonden de rieten manden gewoon voor de deuren van de meterkast. Men heeft deze manden kennelijk weer voor de deur teruggezet, nadat men de jongen in de meterkast opgesloten had.
Getuige [getuige 2] verklaart dat hij op 5 januari 2012 omstreeks 16:00 uur aan het werk was bij de supermarkt [benadeelde 6] [K] in Deventer. De getuige verklaart dat zijn collega, [M], vertelde dat het licht was uitgevallen. De getuige dacht dat er een stop kapot was en is daarom naar het magazijn gelopen. Achter in het magazijn zit de meterkast. Voor de meterkast staan altijd een stapel met manden en een ladder. De getuige heeft eerst de manden en de trap aan de kant gezet. Vervolgens heeft hij de meterkast van het slot gedraaid. De sleutel van de meterkast zat in het slot. Op het moment dat de getuige de meterkast opendeed, zag hij dat er een man uit de meterkast kwam.
De getuige zag dat de man langs hem heen liep, de winkel in. De man was ongeveer 20 jaar, 1.75 meter lang, mager, hij had donker haar en droeg een zwarte pet en een jas met bontkraag.
Op de camerabeelden die zijn opgenomen in de [benadeelde 6] supermarkt in Deventer op 5 januari 2012 is te zien dat om 16:28 uur vier jongens, na elkaar, naar binnen lopen. Op de beelden is te zien dat één van de jongens door de klapdeuren het magazijn binnenloopt. Vervolgens is te zien dat een andere jongen door de klapdeuren het magazijn binnenloopt. Op de beelden is om 16:45 uur te zien dat de eerst genoemde jongen door de klapdeuren het magazijn uitrent, linksaf, de winkel door.
Verbalisant [verbalisant 10], sinds vijf jaar werkzaam als wijkagent in Zuilen, District Utrecht-Noord heeft ambtshalve veel contact met jongeren die woonachtig zijn, of verblijven in de wijk Zuilen en heeft regelmatig contact met Marokkaanse jongeren uit Zuilen, die hij op straat spreekt. Op 10 januari 2012 bekijkt verbalisant [verbalisant 10] een aantal fotoafdrukken, welke beschikbaar zijn gesteld door een medewerker van [benadeelde 6] supermarkt gevestigd aan de [adres] in Deventer. Op fotoafdruk 3 herkent [verbalisant 10] de rechterpersoon met het petje ambtshalve voor 100 procent als de verdachte. [verbalisant 10] herkent de verdachte aan zijn gelaat, lichaamsbouw dan wel gezichtsuitdrukking en heeft in het verleden de verdachte meerdere malen aangesproken, gecontroleerd en een keer aangehouden. Op fotoafdruk 4 herkent [verbalisant 10] de linkerpersoon wederom als de verdachte.
Verbalisant [verbalisant 2], sinds 11 jaar werkzaam als wijkagent in de wijk Zuilen in Utrecht, heeft ambtshalve veel contact met jongeren die woonachtig zijn, of verblijven in de wijk Zuilen en spreekt regelmatig Marokkaanse jongeren in deze wijk. Op 10 januari 2012 bekijkt [verbalisant 2] een aantal fotoafdrukken en bekijkt tevens bewegende beelden van de [benadeelde 6] supermarkt, gevestigd aan de [adres] te Deventer. Op fotoafdrukken drie en vier herkent [verbalisant 2] ambtshalve voor 100 procent de verdachte. [verbalisant 2] ziet dat de verdachte een zwart petje draagt, voorzien van een wit Nike-logo. [verbalisant 2] herkent [verdachte] aan zijn gelaat, lichaamsbouw, dan wel gezichtsuitdrukking en heeft de verdachte meerdere malen aangesproken, gecontroleerd, dan wel aangehouden.
Ten tijde van het delict stond de verdachte onder de tap met het telefoonnummer [nummer 7] (hierna aangeduid als *[nummer 7]). Dit telefoonnummer straalt ten tijde van het delict steeds een zendmast aan [adres] 10 te Deventer aan. Dit is dezelfde straat als waar de supermarkt [benadeelde 6] ligt. De rechtbank stelt vast dat de vaste gebruiker van het telefoonnummer *[nummer 7] verdachte was. Die vaststelling baseert zij op de volgende feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien:
- *[nummer 7] heeft regelmatig contact met het telefoonnummer [nummer 8], dat in gebruik is bij
[Y], zijnde de vriendin van verdachte;
- *[nummer 7] heeft regelmatig contact met [nummer 9], dat in gebruik is bij de zus van verdachte;
- Op 31-12-2012 zegt de gebruiker van *[nummer 7] “met [naam]”. [naam] of [naam] is de bijnaam van
verdachte.
- De gebruiker van *[nummer 7] zegt op 31-12-2012 dat hij net twee dagen heeft gezeten. Verdachte is op 25-12-2011 aangehouden en heeft toen twee dagen vastgezeten (in de zaak 09 Doetje);
- Op 17-1-2012 wordt de gebruiker van *[nummer 7] gefeliciteerd. Verdachte is op 17-1-2012
jarig.
- De simkaarthouder van *[nummer 7] is tijdens de doorzoeking gevonden in de woning van
verdachte .
[verbalisant 4] heeft de gesprekken van de gebruiker van *[nummer 7] afgeluisterd. [verbalisant 4] hoort dat de gebruiker van *[nummer 7] steeds dezelfde persoon is. Zij herkent de stem van de gebruiker als die van verdachte aan de volgende kenmerken:
1. De toonhoogte van zijn stem, de gebruiker heeft een redelijk lage stem;
2. De manier waarop hij woorden uitspreekt;
3. De manier hoe hij een gesprek afsluit. Aan het eind van een gesprek zegt hij vaak ‘adio’;
4. Hij gebruikt in een van de gesprekken voor zichzelf ‘[naam]’ of ‘[naam]’. Bekend is bij [verbalisant 4] dat de bijnaam van [verdachte] ‘[naam]’ of ‘[naam]’ is.
De verdachte wordt op 5 januari 2012 om 16:54:28 uur op het telefoonnummer *[nummer 7] gebeld en zegt: “Was net binnen en ben gepakt”. Vervolgens wordt verdachte gebeld om 17:18:41 uur en zegt hij: “Ik ben gepakt”. Uit de tapgesprekken blijkt voorts dat verdachte zegt: “Ik ben buiten man, ze hebben mij gepakt. De kast open gedaan. Ik was verstopt en hij deed open, hij deed het licht aan en kwam naar binnen, ik ging naar buiten, hij schrok en ik ben gevlucht.” De locatie van de mast is gedurende deze gesprekken steeds [adres] 10-140 te Deventer.
De rechtbank acht gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, bezien in het licht van de modus operandi van soortgelijke feiten in dit onderzoek, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in de [benadeelde 6] supermarkt te Deventer.
Feit 8: 09Tilburg
Op 6 januari 2012 doet [O], namens [benadeelde 7] aangifte van poging inbraak in de supermarkt [benadeelde 7], gelegen aan de [adres] te Tilburg, gepleegd tussen vrijdag 6 januari 2012 om 3.55 uur en 3.59 uur. Op 6 januari 2012 legt aangever tegenover de politie een aanvullende verklaring af. Hij verstrekt de politie tevens een plattegrond van de winkel en een overzicht van de tijdstippen waarop het alarm is afgegaan .
De aangifte, aangevuld met deze latere verklaring, plattegrond en overzicht, komt op het volgende neer:
De supermarkt is op donderdag 5 januari 2012 tot 22.00 uur open geweest. Om 23.00 uur is de vulploeg gekomen om zijn werk te doen. Die ploeg wordt vergezeld van twee beveiligers. Op vrijdag 6 januari 2012 omstreeks 03.31 uur is het alarm ingeschakeld.
Op 6 januari 2012 is de zich in de winkel bevindende meterkast, waar alle bekabeling voor de computers, betaalautomaat enz. binnen komt, vernield. De bekabeling is door middel van een knipvoorwerp doorgeknipt. Dit is om 03.55 uur geregistreerd. Vervolgens omstreeks 03.56 uur is een inbraakalarmmelder afgegaan. Hierna zijn binnen 3 minuten meerdere bewegingsmelders in verschillende zones van de winkel afgegaan. Afgezien van de kabels in de meterkast, is ook de zich in de winkel bevindende alarmkast vernield en van de muur getrokken. Hoewel de alarminstallatie technisch in orde was zijn er géén alarmmeldingen van buitendeuren of ramen geregistreerd. Aangever denkt daarom dat de dader zich in de loop van de avond van 5 januari 2012 heeft laten insluiten in de meterkast, ook omdat daar de kabels van het alarm zijn doorgeknipt. De dader is vermoedelijk via de nooddeur aan de zijkant gevlucht, daarop zit geen alarm. De schade bedraagt rond de € 20.000,- .
Aangever heeft aan de politie beveiligingsbeelden ter beschikking gesteld van donderdag 5 januari 2011 en van het moment van de inbraak zelf. Op die beelden is te zien dat op donderdagavond om 19.31.05 uur een persoon, verder te noemen: persoon 1, door een gangpad van de winkel loopt. Om 19.31.16 uur komt een tweede persoon de winkel binnen. Deze persoon, verder te noemen: persoon 2, loopt vervolgens door de winkel .
Verder is op de beelden te zien op vrijdag 6 januari 2012 om 4.01 uur een persoon door de winkel rent, die wat betreft kleding en postuur sterke gelijkenis vertoont met persoon 1 .
Verbalisant [verbalisant 7] herkent persoon 1 als verdachte [verdachte]. Ook de verbalisant [verbalisant 2] en verbalisant [verbalisant 10] herkennen persoon 1 als verdachte [verdachte]. Zij herkennen daarnaast ook de persoon die ’s nachts door de winkel rent als verdachte [verdachte]. De verbalisant [verbalisant 9] , [verbalisant 2] , [verbalisant 11] en [verbalisant 7] herkennen persoon 2 als medeverdachte [medeverdachte 7].
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze herkenningen, omdat de beelden duidelijk genoeg zijn voor een deugdelijke herkenning, de herkenningen elkaar ondersteunen en alle zijn gedaan door verbalisanten die de verdachten ambtshalve kennen. De verbalisanten geven ook aan waaraan zij de verdachten herkennen.
Op grond van het vorenstaande staat vast dat verdachte [verdachte] de persoon is geweest die ’s nachts door de winkel heeft gelopen en daar de bewegingssensoren van het alarm heeft geactiveerd, waardoor het alarm is afgegaan. Verder kan als vaststaand worden aangenomen dat beiden op de avond voor de insluiting tegelijkertijd in de winkel zijn geweest.
Op de avond voor de inbraak en ook ten tijde van de inbraak stond het telefoonnummer [nummer 7] onder de tap. Zoals hierboven onder 09Deventer reeds uitgebreid is gemotiveerd kan dit telefoonnummer worden toegeschreven aan verdachte [verdachte]. Met dit telefoonnummer vindt een conversatie plaats per sms met het telefoonnummer [nummer 10] (hierna *[nummer 10]), onder meer tussen 5 januari 2012 20.05 uur en 6 januari 2012 3.41 uur . Het telefoonnummer van [verdachte] straalt in die periode een mast aan in Tilburg, hetzij de Kruisvaardersstraat, hetzij Koningsplein . De inhoud van de sms-berichten tussen [verdachte] en de gebruiker van het nummer *[nummer 10] duidt erop dat [verdachte] in de [benadeelde 7] in Tilburg is en door de gebruiker van nummer *[nummer 10], die zich buiten de winkel bevindt, wordt geïnstrueerd wat en hoe te doen en van tijd tot tijd wordt gerustgesteld. De sms-en gaan onder meer over de locatie van de kast, waar van die dunne dingetjes in zitten en de locatie van de nooduitgang en het tijdstip waarop het personeel en de beveiliging de winkel verlaat. Als om 03.41 uur wordt geconcludeerd dat het personeel weg is wordt de communicatie om 03.50 uur voortgezet per telefoongesprek . Het gesprek gaat onder meer over het doorknippen of slopen van de sensikabels, de wijze waarop buiten het zicht van het oog gebleven kan worden, het klimmen op een kast, het uitvallen van de zaklamp, het al dan niet loeien van de sirenes, het eraf halen van de zwaailichten door “[medeverdachte 9]”, de verlichting van het terrein buiten, de aanwezigheid van camera’s aldaar en het bedekken van het gezicht met de hand bij het naar buiten komen. De locatie van het telefoonnummer *[nummer 7] is ook tijdens dit telefoongesprek Koningsplein Tilburg . Het telefoonnummer *[nummer 10] straalt van 5 januari 2012 van 20.04 uur tot 20.37 uur zendmasten in Tilburg aan . Vervolgens reist dit nummer via Oisterwijk, Biezenmortel, Helvoirt, Vugt, Den Bosch, Hedel, Waardenburg, Beesd, Enspijk naar Utrecht, Overvecht, waar het om 21.59 uur aankomt. Op 5 januari 2012 tussen 22.32 uur en 23.35 uur reist het nummer *[nummer 10] weer terug naar Tilburg, waar het dan tot 05.00 uur blijft, om daarna wederom naar Utrecht af te reizen . De rechtbank concludeert uit de inhoud van de contacten in combinatie met de paallocaties dat zowel de communicatie per sms als de conversatie per telefoongesprek overduidelijk betrekking heeft op de poging tot inbraak in de [benadeelde 7] in Tilburg en dat hier de daders van deze poging aan het woord zijn.
Verbalisant [verbalisant 4], die verklaart dat zij veelvuldig belast is geweest met het uitluisteren van taplijnen in het onderzoek 09Doega, herkent de stem van de gebruiker van het nummer *[nummer 7] in het hierboven bedoelde telefoongesprek als de stem van de vaste gebruiker van dat nummer . De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat het ook daadwerkelijk [verdachte] zelf is die met zijn telefoonnummer sms’t en belt.
Het nummer *[nummer 10] wordt door twee personen gebruikt, althans tijdens het hierboven vermelde telefoongesprek. Tijdens het eerste deel van het gesprek wordt de stem van medeverdachte [medeverdachte 7] herkend door verbalisant [verbalisant 7] en wel onder andere aan de toonhoogte van zijn stem. [medeverdachte 7] heeft namelijk een lage en zware stem zo relateert verbalisant [verbalisant 7] . Na ongeveer 25 seconden geeft [medeverdachte 7] de telefoon over aan een ander persoon, die door verbalisant [verbalisant 2] wordt herkend als de stem van [medeverdachte 10] . Deze [medeverdachte 10] refereert in zijn gesprek met [verdachte] verschillende malen aan een zekere “[medeverdachte 9]”: “[medeverdachte 9] is al op het terrein, hij gaat zwaailichten eraf halen, twee stuks” . [medeverdachte 9] is de bijnaam van medeverdachte [medeverdachte 7] .
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de desbetreffende stemherkenningen. In het geval van [verdachte] wordt die herkenning ondersteund door de beeldherkenningen en door zijn relatie met het getapte nummer. In het geval van [medeverdachte 7] wordt de stemherkenning ondersteund door zijn aanwezigheid ter plaatse blijkend uit de beeldherkenning en het gebruik van zijn bijnaam [medeverdachte 9] door [medeverdachte 10]. Uit de instructies die [medeverdachte 7] tijdens het gesprek aan [verdachte] geeft en ook uit hetgeen [medeverdachte 10] vertelt over medeverdachte [medeverdachte 7] tijdens het telefoongesprek kan niet anders dan worden geconcludeerd dat verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 7] in bewuste en nauwe samenwerking hebben gehandeld en dus beiden als medepleger van de poging inbraak in Tilburg zijn aan te merken, zodat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Feit 9: 09Assen
De feiten
Op 12 januari 2012 doet [P], namens [benadeelde 8], aangifte van poging inbraak in de supermarkt [benadeelde 8], gelegen aan de [adres] te [woonplaats].
Op 12 januari 2012 omstreeks 01.10 uur kwam een melding van de KPN binnen. De KPN vertelde dat het netwerk van [benadeelde 8] supermarkt plat lag. Aangever heeft een beveiligingsbedrijf gevraagd om ook ter plaatse te gaan. Aangever zag de personeelsdeur aan de zijkant van het pand open staan. Hij ging de winkel in en bij de kassa’s aangekomen zag hij een flex apparaat liggen. Er lag een zwarte tas bij met gereedschap erin. Bij een andere kassa lag een groot breekijzer op de loopband.
Voor het kantoor stond een winkelwagentje. In het kantoor zag aangever dat de kluis beschadigd was en dat men een stuk metaal uit de kluis had geslepen. Naast de kluis lag een boorhamer op een bureaustoel. In een doorgang, ter hoogte van de toiletten, lagen brokstukken van plafondplaten op de grond, twee toegangsdeuren waren geforceerd. Voorts zag aangever dat de deur van de meterkast openstond, terwijl deze deur normaal afgesloten is. Aangever vond het vreemd dat deze deur openstond, want dan kan het personeel het alarm niet inschakelen als men het pand verlaat. Gelijk daarna zag aangever dat er in de meterkast een aantal kabels was doorgeknipt. Dit zijn kabels van de telefoonlijn. Hij zag dat er bij de alarmkast/alarmcentrale die ook in de meterkast hangt een aantal kabels los hing.
Op camerabeelden ziet aangever dat op 12 januari 2012, omstreeks 00.19 uur een alarm afging. Heel kort daarna zag hij op de beelden een persoon door het pand rennen. Hij zag dat deze persoon via de personeelsingang het pand verliet. Om 01.20 uur zag hij een man via de personeelsingang binnenkomen. Hij had een zwarte tas bij zich. Kort daarna verliet hij de winkel zonder de zwarte tas. Om 1.36 ziet aangever op de camerabeelden dat er 3 mannen de winkel via de personeelsingang binnen komen. Al hurkend/kruipend gaan de drie personen richting de kassa’s. Twee personen gaan door naar het kantoor. De andere blijft tussen de kassa’s liggen. Eén persoon maakt de camera’s onklaar/stuk. Ze zijn niet via de personeelsingang naar buiten gegaan. Vermoedelijk hebben ze dit via de nooduitgang gedaan. Op beelden zag aangever dat op 11 januari 2012 twee mannen om 18.36 uur via de hoofdingang het pand binnen kwamen. Om 18.45 uur zag hij dat één van deze twee mannen het pand via de personeelsingang verliet. De andere persoon heeft aangever het pand niet zien verlaten. Tijdens de inbraak is schade in het pand en aan de kluis ontstaan voor een totaal bedrag van € 12.590.
Op 15 maart 2012 kijkt verbalisant [verbalisant 7] camerabeelden uit van supermarkt [benadeelde 8] te Assen. Hij constateert het volgende .
Op de beelden van woensdag 11 januari 2012, omstreeks 18.36 uur, is te zien dat persoon 1 en persoon 2 de supermarkt [benadeelde 8] aan de [adres] te Assen betreden. Te zien is dat persoon 1 omstreeks 18.45 uur de supermarkt via de personeelsuitgang verlaat. Niet is op de beelden waar te nemen dat persoon 2 de supermarkt verlaat. Persoon 2 draagt een donkergroene driekwart jas (met capuchon) en een zwarte pet.
Herkenningen
De rechtbank heeft de veiliggestelde bewakingsbeelden bekeken en geconstateerd dat de beelden scherp zijn en dat daarop, hoewel persoon 1 slechts zeer kort, beide personen volledig met hun gezicht in beeld zijn. Verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 7] , [verbalisant 3] en [verbalisant 9] hebben de bewegende beelden van 11 januari 2012 bekeken en herkennen allen ‘dader 2’ als zijnde medeverdachte [medeverdachte 7]. Verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 7] en [verbalisant 3] herkennen persoon 1 als verdachte. De rechtbank acht deze herkenningen, gedaan door politiefunctionarissen die met de opsporing zijn belast, betrouwbaar en zal deze gebruiken voor het bewijs.
Vervolg feiten
Op beelden van 12 januari 2012 is vervolgens te zien dat tussen 00.19 en 02.20 uur, een persoon, gekleed in onder meer een driekwart groene jas, met een pet op en daaroverheen een capuchon, de personeelsingang van supermarkt [benadeelde 8] verlaat en wegloopt. Enige tijd later betreedt een persoon via de personeelsingang de winkel en vertrekt een minuut later weer. Vervolgens betreden drie personen de supermarkt en kruipen over de vloer. Alledrie zijn in het zwart gekleed, een van hen heeft een zwarte tas en een breekijzer bij zich.
Conclusies van de rechtbank
Bezien in verband met de bovenomschreven modus operandi en het feit dat er in de nacht van 11 op 12 januari 2012 een poging tot diefstal in deze supermarkt heeft plaatsgevonden, waarbij niet is gebleken dat de dader zich de toegang van buitenaf heeft verschaft, is de rechtbank van oordeel dat door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 7] op 11 januari 2012 een begin is gemaakt met de uitvoering van een poging tot inbraak in supermarkt [benadeelde 8], waarbij verdachte in de winkel is achtergelaten, zodat deze zich na sluitingstijd en vertrek van al het personeel nog onopgemerkt in de winkel bevond. Dezelfde persoon verlaat kennelijk in de nachtelijke uren via de personeelsuitgang de winkel en sluit deze deur niet af want enige tijd later gaat via deze deur iemand weer naar binnen. Vervolgens betreden uiteindelijk drie personen de winkel via deze deur, die verder gaan met de uitvoering van de poging diefstal.
Ten tijde van het delict stond de verdachte onder de tap met het telefoonnummer [nummer 7] (hierna kortheidshalve aangeduid als *[nummer 7]). Hierboven, onder de kopjes 09Deventer en 09Tilburg, heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte vaste gebruiker van dit telefoonnummer is. Het telefoonnummer [nummer 11] (hierna; *[nummer 11]) was in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 7].
Op 11 januari 2012, tussen 19.09 en 23.57 uur, zijn er meerdere sms-berichten verstuurd tussen genoemde telefoonnummers, in gebruik bij verdachte respectievelijk medeverdachte [medeverdachte 7]. Beide telefoonnummers stralen dan zendmasten in Assen aan.
Onder meer de volgende sms-berichten worden verstuurd:
tapnr tijdstip Tel.nr beller Tekst
466 19:57 uur *[nummer 7] War jij
468 19:58 uur *[nummer 11] Ik zie die ding
470 19.58 uur *[nummer 7] Welke ding
471
19.59 uur
*[nummer 11] Waar jij bent ze doen spullen na binnen
474 20.11 uur *[nummer 11] Ja ik ben rondje gaan lopen
475 20.12 uur *0915 Nej w8 hier tot hun weg
478 20.23 uur *[nummer 11] Nee man hee je hoort als ze weg gaan ik sta hier mehjek man
482 2.50 uur *[nummer 11] Ewa niet die deur raken e
483 20.52 uur *[nummer 7] Nej ik kan niet zite man
484 20.54 *[nummer 11] Fuckt up maar duurt niet lang het is al 9u
515 22.35 uur *[nummer 7] He kijk is wat vor de pand is ik hoor wat in winkel
517 22.38 uur *[nummer 11] Is niks geloof mij ik loop nu daar heen.
De rechtbank leidt uit de hierboven bedoelde berichtenwisseling tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 7], welke berichten werden verzonden en ontvangen via een paallocatie in Assen, af dat [medeverdachte 7] kennelijk buiten de winkel de boel in de gaten houdt terwijl verdachte in de supermarkt is ingesloten in een kleine ruimte waar hij niet kan zitten.
[medeverdachte 7] geeft vervolgens aan verdachte telefonische instructies welke kabels er doorgeknipt dienen te worden.
De rechtbank acht op basis van bovenstaande bewijsmiddelen, bezien in onderlinge samenhang met de overige feiten en omstandigheden als in dit vonnis vastgesteld, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 9 ten laste gelegde feit, te weten een poging inbraak in vereniging.
Feit 10: Criminele organisatie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 10 heeft begaan en heeft hierbij gelet op het volgende.
Naar vaste rechtspraak is een criminele organisatie een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, welke tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Samenwerkingsverband en structuur
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de misdrijven die binnen het onderzoek 09Doega11 zijn onderzocht, gepleegd door een groep van kennelijk goed op elkaar ingespeelde personen die in wisselende samenstellingen deelnemen aan het plegen van die misdrijven. Aldus is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een samenwerkingsverband.
De rechtbank verwijst hiervoor allereerst naar hetgeen hierboven onder het kopje “modus operandi” is opgemerkt. Uit de modus operandi blijkt immers dat de inbraken en de pogingen daartoe telkens in nauwe samenwerking tussen de verschillende daarbij betrokken deelnemers worden voorbereid en uitgevoerd. Enkele van deze deelnemers zijn betrokken bij een groot aantal van de door het samenwerkingsverband gepleegde misdrijven en vormen aldus de harde kern. Daarnaast zijn er deelnemers die bij één of enkele misdrijven, gepleegd door dit samenwerkingsverband, betrokken zijn. Gezien het feit dat bij meerdere van deze misdrijven een of meer dezelfde deelnemers betrokken zijn, kan gesteld worden dat het samenwerkingsverband een zekere structuur heeft. Uit het onderzoek blijkt ook dat indien deelnemers aan de uitvoering van een (poging) inbraak zijn verhinderd (09Doetje), er een beroep op anderen gedaan kan worden die de taken dan overnemen.
Zekere duurzaamheid.
Blijkens de respectieve zaaksdossiers dateert het eerste in bedoelde samenwerkingsverband gepleegde feit van medio augustus 2011, en het laatste van begin februari 2012. Het samenwerkingsverband is derhalve ongeveer een half jaar actief geweest, waarmee naar het oordeel van de rechtbank eveneens is voldaan aan het vereiste dat sprake is van een zekere duurzaamheid.
Oogmerk
Dat het oogmerk van het samenwerkingsverband het plegen van diefstallen door middel van braak/verbreking/insluiping is behoeft geen betoog, nu aan dat oogmerk blijkens de respectieve zaaksdossiers veelvuldig uitvoering is gegeven. Voor wat betreft het verwijt dat er tevens sprake was van het oogmerk tot het plegen van het misdrijf van witwassen, merkt de rechtbank het volgende op. Bij meerdere voltooide inbraken is (een aanzienlijke) buit gemaakt. Bij geen van de in het onderzoek 09Doega11 betrokken verdachten is echter enige traceerbare buit aangetroffen. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat het niet anders kan dan dat de door (de leden van) het samenwerkingsverband gemaakte buit door (een of meerderen van) hen is witgewassen.
Deelneming
Volgens bestendige rechtspraak is van deelneming aan een criminele organisatie sprake indien een persoon behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel in de criminele activiteiten daarvan heeft, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het doel van het samenwerkingsverband. Vereist is bovendien dat de deelnemer in zijn algemeenheid weet dat het samenwerkingsverband het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank vloeit uit het feit dat een persoon aantoonbaar betrokken is bij één of meerdere door de organisatie gepleegde misdrijven -die zich kenmerken door een hoge mate van coördinatie en samenwerking bij de uitvoering- voort, dat deze persoon als deelnemer aan de organisatie kan worden aangemerkt. Hij heeft dan immers actief aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie bijgedragen. Uit die actieve bijdrage vloeit eveneens voort dat hij op de hoogte is van het oogmerk van de organisatie, temeer nu ten aanzien van elk van de verdachten die deelneming aan de criminele organisatie wordt verweten de betrokkenheid bij méérdere gepleegde feiten bewezen is verklaard.
Voor verdachte geldt dat de rechtbank ten aanzien van hem wettig en overtuigend bewezen acht dat hij heeft deelgenomen aan een groot aantal binnen het criminele samenwerkingsverband gepleegde misdrijven. Derhalve heeft hij samen met anderen deelgenomen aan een criminele organisatie. Gelet op voornoemde data waarbinnen het samenwerkingsverband actief is geweest, komt de rechtbank ten aanzien van verdachte tot een bewezenverklaring van de hem ten laste gelegde periode.
In de verfeitelijking van de ten laste gelegde deelname aan de criminele organisatie staan de namen genoemd van andere deelnemers aan die organisatie. De rechtbank zal die namen in de bewezenverklaring overnemen voor zover de rechtbank thans ten aanzien van die andere deelnemer(s) één of meerdere binnen het verband van de organisatie gepleegde misdrijven bewezen (heeft ge)acht. Daartoe verwijst de rechtbank tevens naar de eerder op 9 oktober 2012 in de zaken van enkele verdachten en het heden in de zaak van één medeverdachte gewezen vonnis.
Feit 11: witwassen
Uit de verschillende zaaksdossiers blijkt dat de criminele organisatie waaraan verdachte heeft deelgenomen bij verschillende inbraken voorwerpen heeft buitgemaakt, zoals onder meer in de dagvaarding genoemd, te weten sigaretten en andere rookwaar, parfum, scheermesjes en batterijen. Bij vrijwel alle inbraken is verdachte actief betrokken geweest. De gestolen goederen zijn bij geen van de verdachten in het onderzoek Doega aangetroffen. Daarom ligt het in de rede dat de leden van de organisatie de buitgemaakte goederen hebben omgezet en overgedragen aan derden. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt echter uit de bewijsmiddelen niet duidelijk dat verdachte zelf, al dan niet in bewuste en nauwe samenwerking met anderen, betrokken is geweest bij het overdragen en omzetten van de gestolen goederen. De rechtbank zal hem dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Dat ligt anders voor het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag aan contanten van
€ 316,-. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Bij een zoeking in de ouderlijke woning op 14 februari 2012 is in een geldkistje in de slaapkamer van verdachte onder meer een kassabon gevonden van de aankoop op 18 december 2011 van een paar schoenen van het merk Prada voor een bedrag van € 319,- .
Van verdachte is geen legaal inkomen bekend. Op zijn Rabobankrekening, nummer [rekeningnummer], hebben in de onderzoeksperiode van 1 augustus 2011 t/m 24 februari 2012 geen bijschrijvingen plaatsgevonden .
De rechtbank concludeert uit het bovenstaande dat een contant bedrag van in totaal € 319,- heeft besteed aan dure schoenen, terwijl daar geen aantoonbaar legaal inkomen of andere legale bron tegenover staan. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij het geld voor deze schoenen van zijn vader heeft gekregen. Zijn vader heeft dit echter niet willen bevestigen. De verklaring van verdachte vindt evenmin steun in het verloop van de Rabobankrekening [rekeningnummer] van de vader van verdachte. In de periode rond onder meer deze aankopen heeft zijn vader in ieder geval geen kasopnames van zijn deze betaalrekening gedaan . De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij € 316,- van zijn vader heeft gekregen om schoenen te kopen, ook gelet op de hoogte van dit bedrag, niet aannemelijk. Wel staat vast dat verdachte heeft deelgenomen aan strafbare feiten waarbij veel waardevolle goederen zijn buitgemaakt en waarvan het in de rede ligt dat die door leden van de criminele organisatie waarvan verdachte deel uitmaakte zijn verkocht. De rechtbank acht op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen dat het in de tenlastelegging aan schoenen bestede bedrag van misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat wist. Aldus heeft hij zich schuldig gemaakt aan witwassen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1: deelonderzoek 09[benadeelde 1]
in de periode van 13 november 2011 tot en met 14 november 2011 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een [benadeelde 1]winkel (gelegen aan de [adres]) weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan winkelketen het [benadeelde 1], en zich daarbij de toegang tot die [benadeelde 1]winkel te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel, tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en (één of meer van) zijn mededader(s) getracht een gat in het dak van die [benadeelde 1]winkel te maken ter hoogte van het magazijn, door
- het dakleer van het dak stuk te snijden, en
- een deel van de onder dat dakleer gelegen dakisolatie te verwijderen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Feit 2: deelonderzoek 09Amstel
in de periode van 16 november 2011 tot en met 17 november 2011 te Amstelveen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in supermarkt [benadeelde 2] (gelegen aan de [adres]) weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [B] en/of supermarkt [benadeelde 2], en zich daarbij de toegang tot die supermarkt te verschaffen en dat/die weg te nemen geld en/of goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- zich laten insluiten in (de meterkast van) het magazijn van die supermarkt en
- vervolgens (nadat het personeel de supermarkt had verlaten) (beveiligings-/alarm)kabels vernield, en
- vervolgens de deur tussen het magazijn en het winkelgedeelte van die supermarkt vernield, althans geprobeerd open te breken, (door te trachten die deur door middel van een breekvoorwerp te openen waardoor die deur ontzet is geraakt),
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Feit 3: deelonderzoek 09Hoofddorp
in de periode van 26 november 2011 tot en met 27 november 2011 te Hoofddorp, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in supermarkt [benadeelde 3] (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen sigaretten en scheermesjes en batterijen en een geldbedrag (ongeveer 9300,- euro) en een versterker en twee routers, toebehorende aan supermarktketen [benadeelde 3], waarbij verdachte en/of zijn mededaders de weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en een valse sleutel (te weten het openbreken van de deur naar het kaskantoor van die supermarkt en braak op een kast in dat kaskantoor en het met een uit dat kaskantoor weggenomen sleutel openen van de automaat met sigaretten);
Feit 4: 09Delft
in de periode van 3 december 2011 tot en met 4 december 2011 te Delft, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in supermarkt [benadeelde 3] (gelegen aan de [adres]) weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan supermarkt [benadeelde 3], en zich daarbij de toegang tot die supermarkt te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte,
- zich laten insluiten in het magazijn van die supermarkt op een plek gelegen boven de meterkast van die supermarkt en
- vervolgens (na gewacht te hebben totdat het personeel die supermarkt had verlaten) (beveiligings-/alarm)kabels doorgeknipt en
- (vervolgens) een stuk opgevouwen papier in de dagschoot van de nooddeur gedaan, zodat de nooddeur ook van buitenaf te openen was,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Feit 5 primair: deelonderzoek 09[benadeelde 4]
hij op 14 december 2011 te Leiden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een bouwmarkt [benadeelde 4], gevestigd aan de [adres] heeft weggenomen een breekhamer en een slijptol, toebehorende aan [benadeelde 12], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [getuige 1] (getuige van de diefstal), gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, toen die [getuige 1] hem, verdachte, had vastgepakt teneinde hem, verdachte, te beletten om weg te komen, zich heeft losgerukt uit de greep waarin die [getuige 1] hem, verdachte, had vastgepakt, tengevolge van welke handelingen die [getuige 1] op de grond is gevallen;
Feit 6: deelonderzoek 09Doetje
in de periode van 24 december 2011 tot en met 25 december 2011 te Doetinchem, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen
en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een supermarkt (gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] weg te nemen geld en/of andere goederen van hun gading, toebehorende aan [benadeelde 5] supermarkt, en zich daarbij de toegang tot die supermarkt te verschaffen en dat/die weg te nemen geld en/of goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel, tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- zich laten insluiten in die supermarkt en
- na sluitingstijd van die supermarkt een kabel van de telefooninstallatie doorgezaagd, (waardoor de alarminstallatie van die supermarkt werd uitgeschakeld) en
- een alarmkastje (van het geluidsalarm van die supermarkt) kapotgeslagen en
- de nooddeur van die winkel (door middel van een breekvoorwerp) geopend en
- een (grote) hoeveelheid inbrekerswerktuig (slijptol met 12 slijpschijven en een klopboormachine en beitels en portofoons en handschoenen en donkere kleding (per auto) vervoerd in de richting van Doetinchem,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Feit 7: deelonderzoek 09Deventer
op 05 januari 2012 te Deventer, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een supermarkt gelegen aan de [adres] weg te nemen geld en/of goederen van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6] supermarkt [I] en zich daarbij de toegang tot die supermarkt te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel, tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- zich laten insluiten in de meterkast. althans in die meterkast gaan staan, (met de bedoeling om na sluiting van die supermarkt de zich in die meterkast bevindende kabel door te kunnen knippen teneinde op die wijze het alarm van die supermarkt uit te schakelen) en
- (vervolgens) om de aanwezigheid in de meterkast niet op te laten vallen de manden en andere voorwerpen welke voor die meterkast stonden weer teruggezet voor die meterkast, en
- zich opgehouden in de magazijnruimte van die supermarkt
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
Feit 8: deelonderzoek 09Tilburg
in de periode van 05 januari 2012 tot en met 06 januari 2012 te Tilburg, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
supermarkt (gevestigd aan [adres] B) weg te nemen geld en/of goederen van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt [benadeelde 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die supermarkt te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- zich laten insluiten in (de meterkast van) die supermarkt en
- (na sluitingstijd van die supermarkt en nadat het personeel de winkel had verlaten) de (kabel van de) (zogenaamde) Isra kast (zijnde de kast waar alle bekabeling van die supermarkt binnen komt) doorgeknipt, en
- de (zogenaamde) alarmkast vernield (teneinde te voorkomen dat de alarminstallatie van die supermarkt in werking zou treden)
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Feit 9: deelonderzoek 09Assen
in de periode van 11 januari 2012 tot en met 12 januari 2012 te Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een supermarkt gevestigd aan de [adres]) weg te nemen geld en/of goederen van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8] supermarkten, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en zich daarbij de toegang tot die supermarkt te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel, tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- zich laten insluiten in (de meterkast van) die supermarkt en
- (na sluiting van die winkel en vertrek van het personeel) een of meer kabel(s) van de alarmkast en/of de telefoonaansluiting stukgeknipt, (teneinde het in werking treden van de alarminstallatie te verhinderen) en
- door (de opengezette) nooduitgang en/of personeelsingang van die supermarkt die supermarkt betreden en
- een of meer deur(en) in die supermarkt opengebroken, althans geforceerd, en
- met (elektrisch) gereedschap getracht de kluis in het kassakantoor van die supermarkt open te boren en/of te slijpen en/of te breken,
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
Feit 10
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2011 tot en met 16 januari 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die werd gevormd door hem, verdachte, en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 1] en een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het plegen van diefstallen door middel van braak/verbreking/insluiping in supermarkten;
- het witwassen van (grote) hoeveelheden geld en/of goederen;
Feit 11
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2011 tot en met 16 januari 2012, te Utrecht, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag aan contanten van 316 euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp -onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1, 2, 4, 6, 7, 8 en 9: telkens: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
Ten aanzien van feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en een valse sleutel;
Ten aanzien van feit 5 primair: diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 10: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Ten aanzien van feit 11: witwassen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen jeugddetentie voor de duur van twee (2) jaren met aftrek van de voorlopige hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman gewezen op de jeugdige leeftijd van verdachte en om die reden verzocht om een lagere straf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
In de persoon van de verdachte noch in de omstandigheden waaronder de tijdens de minderjarigheid gepleegde feiten zijn begaan vindt de rechtbank gronden om het meerderjarigenstrafrecht toe te passen, zoals aanvankelijk door de officier van justitie was verzocht.
Wat betreft de persoon van de verdachte baseert de rechtbank zich op de rapportages die over de verdachte zijn opgemaakt, te weten:
- een evaluatie plan van aanpak van 15 mei 2012 van Bureau jeugdzorg d.d. 15 mei 2012;
- een rapport van de Raad voor de kinderbescherming gedateerd 7 augustus 2012;
- reclasseringsadviezen gedateerd 11 september 2012 en 25 oktober 2012;
- een nadere rapportage van de Raad voor de kinderbescherming gedateerd oktober 2012.
Uit die rapportages blijkt niet dat verdachte zich onderscheid van leeftijdsgenoten, in die zin dat hij wat betreft ontwikkeling naar volwassenheid veel verder is dan die leeftijdsgenoten. De rechtbank ziet dan ook in de persoon van de verdachte geen grond om van de hoofdregel dat op minderjarigen in beginsel minderjarigenstrafrecht wordt toegepast af te wijken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeven zeer brutale pogingen tot inbraak in supermarkten en winkels, één voltooide inbraak, waarbij veel schade is toegebracht en een groot bedrag aan goederen is buitgemaakt en één dieftal met geweld in vereniging. Verdachte heeft met deze delicten te kennen gegeven geen enkel respect voor het eigendom van anderen te hebben en zijn eigen materiële belangen boven die van anderen te stellen. Feiten, zoals door verdachte gepleegd, hebben een grote impact op de getroffen eigenaren en het personeel van de winkels en brengen gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen en heeft hij deelgenomen aan een criminele organisatie.
Verdachte is reeds eerder voor een misdrijf veroordeeld en had dus al een strafblad. Daarnaast liep hij in een toezicht van de jeugdreclassering, maar hij heeft er desondanks voor gekozen weer het verkeerde pad op te gaan. Hij heeft daarnaast geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor de door hem gepleegde delicten en heeft een berekenende proceshouding aangenomen. Dit alles werkt niet in zijn voordeel.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en met name ook de hoeveelheid hiervan een relatief langdurige onvoorwaardelijke jeugddetentie gerechtvaardigd is.
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie zoals in het dictum van dit vonnis vermeld gerechtvaardigd. Deze straf is in overeenstemming met straffen die in soortgelijke zaken en onder vergelijkbare omstandigheden worden opgelegd en wijkt om die reden af van de eis van de officier van justitie. Voor een voorwaardelijk deel is naar het oordeel van de rechtbank geen plaats, gelet op het feit dat verdachte bij vonnis van heden door deze rechtbank ook is veroordeeld tot een gevangenisstraf van substantiële duur voor feiten gepleegd tijdens zijn meerderjarigheid. Verdachte moet die straf uitzitten aansluitend op de hem in dit vonnis opgelegde jeugddetentie. Te zijner tijd kunnen met het oog op een voorwaardelijke invrijheidstelling uit die detentie met de reclassering afspraken worden gemaakt voor hulp en begeleiding.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 12], namens AS Watson BV, vordert een schadevergoeding van € 141,80 voor feit 1.
De officier van justitie heeft gehele toewijzing van de vordering gevorderd.
De raadsman heeft om vrijspraak verzocht en derhalve verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering, met de wettelijke rente hierover, zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
[P], vordert namens de benadeelde partij [benadeelde 8] Supermarkten B.V. een schadevergoeding van € 5000,00 voor feit 9.
De officier van justitie heeft gehele toewijzing van de vordering gevorderd.
De raadsman heeft om vrijspraak verzocht en derhalve verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering, met de wettelijke rente hierover, zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
8 Het beslag
8.1 De verbeurdverklaring
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen goederen verbeurd zullen worden verklaard. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag kleding dient te worden teruggegeven aan verdachte en heeft zich voor wat betreft de overige in beslag genomen goederen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlage II genoemde in beslag genomen kleding voor zover deze, blijkend uit de beslaglijst, donker van kleur is, moet worden verbeurdverklaard, nu de bewezen verklaarde feiten zijn begaan en voorbereid met behulp van deze dan wel soortgelijke kleding. Daarnaast zal verbeurd worden verklaard de kleding die rechtstreeks is te koppelen aan het bewezen verklaarde feit van witwassen. Voor zover de overige kleding niet van donkere kleur is, kan deze worden teruggegeven aan verdachte. De rechtbank is voor wat betreft de overige in de bijlage II genoemde in beslag genomen voorwerpen van oordeel dat deze eveneens moeten worden verbeurdverklaard, nu de bewezen verklaarde feiten zijn begaan en voorbereid met behulp van deze dan wel soortgelijke voorwerpen. De rechtbank merkt daarbij het volgende op. Het is op basis van het dossier niet mogelijk om met betrekking tot elk onder verdachte in beslag genomen voorwerp (niet zijnde donkere kleding) concreet te bepalen of het dat specifieke voorwerp is geweest met behulp waarvan de bewezen verklaarde feiten zijn begaan of voorbereid. Gelet evenwel op de vergelijkbare aard van die onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, afgezet tegen de wijze waarop de bewezen verklaarde feiten zijn voorbereid en uitgevoerd -waarbij communicatiemiddelen een belangrijke rol hebben gespeeld-, is de rechtbank van oordeel dat de verbeurdverklaring ten aanzien van al die in beslag genomen voorwerpen heeft te gelden.
9 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke werkstraf van 10 uren die bij vonnis van de kinderrechter d.d. 22 juni 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/511881-10 ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en komt derhalve niet toe aan de bespreking van een eventuele tenuitvoerlegging.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
10 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 33, 33a, 77a, 77g, 77h, 45, 47, 77gg, 140, 310, 311, 312, 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 1, 2, 4, 6, 7, 8 en 9: telkens: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
Ten aanzien van feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en een valse sleutel;
Ten aanzien van feit 5 primair: diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 10: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Ten aanzien van feit 11: witwassen
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1, 3 tot en met 20, 23, 25 tot en met 67 (bijlage II);
- gelast de teruggave aan [verdachte] van de voorwerp die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 2, 21, 22 en 24 (bijlage II);
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 12], namens AS Watson BV van € 141,80 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 14 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 12], namens AS Watson BV, € 141,80 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [P], namens [benadeelde 8] Supermarkten B.V., van € 5000,00 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 12 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [P], namens [benadeelde 8] Supermarkten B.V., € 5000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, bij niet betaling te vervangen door 60 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de kinderrechter d.d. 22 juni 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/511881-10, te weten een werkstaf voor de duur van 10 uren, subsidiair 5 dagen jeugddetentie, ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 10 uren werkstraf, subsidiair 5 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. M.A.A.T. Engbers en mr. M. Somsen, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. P. Groot-Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op
28 november 2012.