ECLI:NL:RBUTR:2012:BY1568

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
19 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655692-12 en 16/600079-11 (tul)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en bedreiging met geweld in Utrecht

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 19 oktober 2012, zijn de verdachten veroordeeld voor diefstal en bedreiging met geweld. De zaak betreft een incident op 16 april 2012, waarbij de verdachte een mobiele telefoon heeft gestolen van zijn ex-vriendin, [slachtoffer 1], en haar bedreigde met de dood. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de telefoon van de tafel heeft gepakt en deze niet wilde teruggeven, terwijl hij dreigende woorden uitsprak. De rechtbank heeft de tenlastelegging als cumulatief opgevat en de feiten genummerd als feit 1A (diefstal) en feit 1B (bedreiging). De rechtbank achtte het bewijs voor beide feiten wettig en overtuigend bewezen, ondanks het verweer van de raadsman dat er geen sprake was van wederrechtelijke toe-eigening.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich tegen politieagenten heeft verzet tijdens zijn aanhouding en hen heeft bedreigd. Dit leidde tot een veroordeling voor meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van de feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank besloot tot een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf van 107 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 175,00 te betalen aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2].

De rechtbank gelastte ook de teruggave van de in beslag genomen telefoon aan [slachtoffer 1]. De beslissing is genomen in het kader van de strafbaarheid van de verdachte, die als strafbaar werd verklaard, en de rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte onderworpen aan bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/655692-12 en 16/600079-11 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 oktober 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats],
volgens informatie van verdachte ter terechtzitting thans verblijvende [adres] te [woonplaats],
postadres: [postadres] [woonplaats].
Raadsman mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: een mobiele telefoon heeft gestolen met geweld en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2: twee verbalisanten heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank zal deze tenlastelegging als cumulatief opvatten en nummeren als feit 1A en feit 1B, overeenkomstig de kennelijke bedoeling van de officier van justitie.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, in die zin dat er sprake was van een diefstal en een bedreiging. De officier van justitie acht eveneens bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft dit onderbouwd door te stellen dat verdachte niet het oogmerk heeft gehad van wederrechtelijke toe-eigening. Daarnaast is er onvoldoende bewijs voor zowel de ten laste gelegde geweldpleging als de bedreiging. Indien de rechtbank het geweld toch bewezen zou achten, dan is dit geweld volgens de verdediging niet gepleegd om zich het bezit van het gestolene te verzekeren, zodat er geen sprake was van diefstal met geweld. Het onder 2 ten laste gelegde feit kan wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Bewijs ten aanzien van feit 1A en feit 1B
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat verdachte op 16 april 2012 in haar woning in Maarssen haar telefoon van de tafel pakte. Aangeefster wilde de telefoon terug hebben, maar verdachte weigerde deze terug te geven. Vervolgens hoorde aangeefster verdachte tegen haar zeggen: “ik pak jou, ik maak je dood. Ik zoek je op, je bent de mijne”. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de telefoon van aangeefster gepakt heeft,en dat deze op het politiebureau door agenten uit zijn zak is gehaald. Ook heeft verdachte ter zitting bekend de ten laste gelegde bedreigende woorden tegen aangeefster te hebben gezegd, omdat hij boos was op haar.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1A en feit 1B
Uit deze verklaringen, in onderling verband en samenhang beschouwd, volgt weliswaar, dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van de mobiele telefoon van aangeefster en dat hij haar heeft bedreigd, maar niet zonder meer van diefstal met – zakelijk en kort weergegeven – geweld.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande bewijs, dus wèl wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zowel de ten laste gelegde diefstal als ook de bedreiging heeft gepleegd. Aan het verweer van de raadsman dat verdachte niet het oogmerk heeft gehad van wederrechtelijke toe-eigening gaat de rechtbank voorbij. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte zichzelf immers naar uiterlijke verschijningsvormen de feitelijke heerschappij heeft verschaft over de telefoon van aangeefster. Dat die heerschappij volgens verdachte’s verklaring slechts van tijdelijke aard zou zijn, doet daaraan –wat hiervan ook zij niet af.
Ten aanzien van feit 2
Aangezien verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangiftes van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en de daarbij horende processen-verbaal van bevindingen ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 5 oktober 2012 .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1A
op 16 april 2012 te Maarssen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Nokia) toebehorende aan [slachtoffer 1]
en
1B
op 16 april 2012 te Maarssen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: “Ik pak jou, ik maak je dood, ik zoek je op, je bent de mijne”;
2.
op 16 april 2012 te Maarssen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: “Ik maak je dood. Ik maak jou en je kinderen af” en “Ik sla je de hele straat over. Ik maak je af”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
feit 1A: diefstal
feit 1B: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 107 dagen met waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en met een proeftijd van 3 jaar met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat zij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, met eventueel daarbij een voorwaardelijk gedeelte, passend vindt.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal en bedreiging van zijn ex-vriendin. Hiermee heeft hij gevoelens van angst en onveiligheid bij haar teweeggebracht. Daarnaast heeft verdachte zich tegen een aantal politieagenten verzet tijdens zijn aanhouding en meerdere politieagenten mishandeld en bedreigd. Met deze buitensporige reactie op zijn aanhouding heeft verdachte op grove wijze het ambtelijk gezag aangetast en inbreuk op de lichamelijke integriteit van de betreffende politieagenten gemaakt.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 18 mei 2012 volgt dat verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, ook voor vermogensdelicten en delicten met een geweldscomponent. Verdachte liep voor een eerdere veroordeling nog in een proeftijd, hetgeen verdachte er kennelijk niet van weerhouden heeft zich korte tijd hierna opnieuw aan een strafbaar feit schuldig te maken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie voldoende recht doet aan de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank acht begeleiding van verdachte door Reclassering Nederland noodzakelijk. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte een flinke stok achter de deur nodig heeft om hem ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. De rechtbank zal verdachte dus niet terugsturen naar de gevangenis, maar conform de eis van de officier van justitie, een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van 3 jaren.
7 Beslag
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen (Nokia)telefoon teruggegeven kan worden aan de rechthebbende.
De rechtbank deelt deze visie en zal derhalve zal de rechtbank de teruggave gelasten van de in beslag genomen telefoon aan [slachtoffer 1], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 175,00 wegens immateriële schade.
De officier van justitie heeft integrale toewijzing gevorderd van de vordering met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. De raadsman heeft dit onderbouwd door te verwijzen naar de uitspraak van het Hof Leeuwarden van 21 april 2005 (LJN: AT5059), waarin is beslist dat het werk van een politieagent het risico met zich brengt te worden geconfronteerd met agressieve personen. Daarnaast is de raadsman van mening dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd en dat de gevorderde immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
9 De tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging gedeeltelijk moet worden toegewezen en dat de aldus ten uitvoer te leggen gevangenisstraf moet worden omgezet in een werkstraf. Voor het overige vordert de officier van justitie verlenging van de proeftijd met een jaar en wijziging van de bijzondere voorwaarden.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen en subsidiair dat de proeftijd moet worden verlengd.
Aan verdachte is bij vonnis van deze rechtbank van 18 mei 2011 onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van twee jaar opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank acht het evenwel niet passend de hele vordering toe te wijzen, gelet op de ernst van de nieuwe strafbare feiten en de lange duur van de voorwaardelijke straf enerzijds en de specifieke persoonlijke omstandigheden van veroordeelde anderzijds. Daarom zal de rechtbank de vordering voor de duur van 3 maanden toewijzen en voor het overige deel de proeftijd verlengen met 1 jaar, met wijziging van de bijzondere voorwaarden, omdat verdachte de behandeling bij Kade 17 met goed gevolg heeft afgerond en mevrouw Buijs ter terechtzitting heeft toegelicht dat de forensische poli van Reclassering Nederland mogelijk nog iets voor verdachte kan betekenen.
10 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
11 De beslissing
De rechtbank
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1A: diefstal
feit 1B: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 107 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan [slachtoffer 1] van het in beslag genomen voorwerp, te weten; de (Nokia) telefoon;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 175,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 16 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 2],
€ 175,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 3 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van 18 mei 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/600079-11 gedeeltelijk ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
- verlengt voor het overige deel de proeftijd met één jaar;
- wijzigt de aan veroordeelde opgelegde bijzondere voorwaarde in die zin dat de veroordeelde:
* zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat verdachte mee moet werken aan een behandeling bij Centrum Maliebaan en de forensische poli van Reclassering Nederland voor zover deze instelling(en) dat nodig acht(en).
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. M.A.E. Somsen en
mr. E.F. Bueno, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 oktober 2012.
Mr. E.F. Bueno is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.