ECLI:NL:RBUTR:2012:BY0682

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
330470 / HARK 12-453
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechters in bestuursrechtelijke zaken

In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 18 oktober 2012, heeft mr. N.M.P. Steijnen, advocaat te Zeist, een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters mr. V.M.M. van Amstel, mr. P.K. Nihot en mr. E.J.W. Verhaagh. Dit verzoek volgde na een zitting op 26 september 2012, waar de meervoudige kamer van de sector bestuursrecht de behandeling van verschillende zaken ter hand nam. Tijdens deze zitting heeft mr. Steijnen de voorzitter, mr. Van Amstel, gewraakt, omdat hij meende dat haar werkwijze niet in lijn was met de rechten van de partijen. De rechtbank heeft op 4 oktober 2012 een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek gehouden, waarbij de gewraakte rechters en mr. Steijnen aanwezig waren.

De rechtbank overweegt dat de voorzitter de leiding heeft over de zitting en dat het aan haar is om de volgorde van de te behandelen onderwerpen te bepalen. Mr. Steijnen stelde dat hij geen vertrouwen had in de leidinggevende capaciteiten van mr. Van Amstel, omdat zij de leden van de kamer niet had aangespoord om antwoord te geven op zijn vragen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een gebrek aan onpartijdigheid van mr. Van Amstel, aangezien de wraking is ingediend voordat de inhoudelijke behandeling van de zaken was begonnen. De rechtbank wijst het wrakingsverzoek tegen mr. Van Amstel af en verklaart het verzoek tot wraking van mrs. Nihot en Verhaagh niet-ontvankelijk, omdat de zaak door de wraking van mr. Van Amstel reeds geschorst was.

De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en de griffier is opgedragen om een afschrift van deze beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Zaaknummer / rekestnummer: 330470 / HARK 12-453
beslissing van 18 oktober 2012 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek van:
mr. N.M.P. Steijnen, advocaat te Zeist,
in de zaken van:
Stichting Conservatief Groen Zeist en [A], [B], [C] en [D], (gevestigd) te Zeist (eiseres 1)
en
[A], [B], [C] en [D], allen wonende te [woonplaats] (eiseres 4).
1. Het verloop van de procedure
1.1. Op 26 september 2012 is in bovengenoemde zaken, bekend onder de zaaknummers
SBR 12/1089 en SBR 12/1799, gelijktijdig een zitting gehouden door de meervoudige kamer van de sector bestuursrecht, waarvan mr. V.M.M. van Amstel (voorzitter), mr. P.K. Nihot en mr. E.J.W. Verhaagh deel uitmaakten. Tijdens deze zitting heeft mr. Steijnen de genoemde rechters gewraakt. Van deze is proces-verbaal opgemaakt.
1.2. Mrs. Van Amstel, Nihot en Verhaagh hebben niet in de wraking berust.
1.3. De griffier van de rechtbank heeft mr. Steijnen en de gewraakte rechters opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 4 oktober 2012.
Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, Stichting Ontwikkeling Kerckebosch, Wijkontwikkelingsmaatschappij Kerckenbosch en Stichting Milieuzorg Zeist zijn van deze behandeling in kennis gesteld.
1.4. Op 1 oktober 2012 heeft mr. Van Amstel schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.5. Op 3 oktober 2012 heeft mr. Verhaagh schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.6. Het wrakingsverzoek is op 4 oktober 2012 in het openbaar behandeld. Daarbij waren de gewraakte rechters en mr. Steijnen aanwezig.
1.7. De uitspraak is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. Op 26 september 2012 heeft er in de bovengenoemde zaken gelijktijdig met twee andere zaken een behandeling ter zitting plaatsgevonden.
2.2. Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 26 september 2012 heeft de voorzitter,
mr. Van Amstel, aangegeven dat zij uit de vier uitgebreide beroepschriften heeft opgemaakt dat er grosso modo een vijftal onderwerpen door eisers aan de orde is gesteld, heeft zij voorgesteld deze onderwerpen in volgorde te bespreken, waarbij partijen dan hun standpunten daaromtrent zouden kunnen toelichten en voorts zouden kunnen benadrukken wat zij van belang achtten. Vervolgens heeft mr. Van Amstel aangegeven welke vijf onderwerpen zij op basis van de beroepschriften met partijen wilde bespreken.
2.3. Mr. Steijnen heeft daarop aangegeven mr. Van Amstel te willen wraken.
Mr. Steijnen wenste voorts van de leden van de meervoudige kamer te horen wat hun persoonlijke opvatting is over de werkwijze van de voorzitter.
2.4. De zitting is vervolgens voor korte tijd geschorst.
2.5. Na de schorsing heeft mr. Steijnen verklaard de leden van de meervoudige kamer ook te willen wraken omdat zij weigeren antwoord te geven op zijn vraag.
3. Het verzoek
3.1. Mr. Steijnen legt aan zijn verzoek tot wraking van mr. Van Amstel ten grondslag dat het niet aan de voorzitter is te bepalen wat en op welke manier ter zitting aan de orde wordt gesteld, maar aan partijen. Mr. Steijnen stelt dat eisers het recht hebben om pleitnota’s te overleggen zonder daarbij gestuurd te worden door de rechter. Hij acht het in strijd met de wet en dus ten nadele van partijen dat genegeerd wordt dat partijen pleitnota’s hebben. Enkel al vanwege het late aanvangstijdstip van de zitting, 17.00 uur, kan het niet zo zijn dat partijen voldoende gelegenheid zouden hebben gehad om per onderwerp al hetgeen van belang was te bespreken en uit de pleitnota voor te dragen. Voorts heeft mr. Steijnen aangevoerd dat hij geen vertrouwen heeft in de leidinggevende capaciteiten van mr. Van Amstel nu zij de leden van de kamer niet heeft bewogen om antwoord te geven op zijn vraag.
3.2. Aan het verzoek tot wraking van mrs. Nihot en Verhaagh legt mr. Steijnen ten grondslag dat zij hebben geweigerd om antwoord te geven op de vraag wat hun persoonlijke opvatting is over de werkwijze van de voorzitter.
3.3. Mr. Van Amstel heeft geconcludeerd tot afwijzing van het jegens haar gedane wrakingsverzoek. Gezien de grote overlap van de beroepsgronden in de verschillende zaken lag een bespreking per thema voor de hand, aldus mr. Van Amstel. Daarom heeft zij voorgesteld om de behandeling te laten plaatsvinden zoals hiervoor weergegeven onder 2.2. Mr. Van Amstel stelt dat zij duidelijk heeft proberen te maken dat er alle ruimte was om, indien gewenst, ook andere onderwerpen dan de door haar benoemde aan de rechtbank voor te leggen. De Awb bevat niet de regel dat partijen altijd pleitnotities mogen voordragen. Uit artikel 8:61 van de Awb volgt dat de voorzitter de leiding heeft van de zitting. Op haar rust echter niet de verplichting om de leden van de kamer te dwingen antwoord te geven op de door mr. Steijnen aan hen gestelde vraag. Het is waar dat de behandeling van de zaken pas om 17.00 uur aanving, maar zij heeft aan het begin van de zitting gezegd dat de rechtbank voor de behandeling van de zaken zoveel tijd zou uittrekken als nodig was.
3.4. Mrs. Nihot en Verhaagh hebben primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het jegens hen gedane wrakingsverzoek, nu het verzoek vanwege de schorsing op grond van artikel 8:16 lid 2 van de Awb schriftelijk diende te geschieden.
Subsidiair hebben zij zich op het standpunt gesteld dat het onbeantwoord laten van de door mr. Steijnen gestelde vraag niet getuigt van enige vooringenomenheid of onpartijdigheid. Aangevoerd is dat het onderzoek ter zitting reeds was geschorst door de wraking van mr. Van Amstel en dat beantwoording van bedoelde vraag niet vereist is en bovendien een mogelijke schending van het raadkamergeheim zou opleveren. Van minachting jegens
mr. Steijnen dan wel één van de procespartijen is geen sprake, aldus mrs. Nihot en Verhaagh.
4. De beoordeling
4.1. Vastgesteld kan worden dat mr. Steijnen ter zitting van 26 september 2012 eerst mr. Van Amstel heeft gewraakt, dat de behandeling van de zaak vanwege die wraking vervolgens kort is geschorst en dat hij na de schorsing het verzoek heeft gedaan tot wraking van mrs. Nihot en Verhaagh. De tegenwerping dat het verzoek tot wraking van mrs. Nihot en Verhaagh niet schriftelijk is gedaan, terwijl het onderzoek vanwege de schorsing van mr. Van Amstel reeds was geschorst, leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot niet-ontvankelijkheid. De rechtbank acht het niet in lijn met de bedoeling van de wetgever om in een situatie als de onderhavige, waarin allen nog in een – zij het geschorste – zitting bijeen zijn, het verzoek om die reden niet-ontvankelijk te verklaren. (MvT. Parl. Gesch. Awb II, p.410)
4.2. Echter, de zaak was door de wraking van mr. Van Amstel reeds in zijn volle omvang geschorst. Op dat moment bestond derhalve geen mogelijkheid meer om de overige leden van de kamer te wraken. De rechtbank zal om die reden het wrakingsverzoek voor zover gericht tegen mrs. Nihot en Verhaagh niet-ontvankelijk verklaren.
4.3. De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling van het jegens mr. Van Amstel gedane wrakingsverzoek de toepasselijke norm is gegeven in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat artikel bepaalt dat, op verzoek van een partij, de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, dit alles in samenhang met de door de Hoge raad en door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn, indien objectief bepaalde feiten of omstandigheden de rechtzoekende grond geven te vrezen dat het de rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
4.4. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de
rechter in de hiervoor bedoelde zin dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van partijen een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
4.5. Niet is gebleken van enige persoonlijke vooringenomenheid van mr. Van Amstel jegens (de cliënten van) mr. Steijnen. Zulks is ook uitdrukkelijk niet aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. Onderzocht zal daarom slechts worden of verzoeker in objectieve zin reden heeft te vrezen dat het genoemde rechter aan onpartijdigheid ontbreekt. Overwogen wordt het navolgende.
4.6. Mr. Van Amstel heeft aan het begin van de zitting aan partijen te kennen gegeven dat zij de beroepschriften aan de hand van een vijftal onderwerpen wilde bespreken, waarbij partijen dan per onderwerp hun standpunten konden toelichten en konden benadrukken wat zij van belang achtten. Mr. Steijnen heeft ter zitting van de wrakingskamer gezegd dat hij het eens was met de door mr. Van Amstel ‘geselecteerde’ onderwerpen. Er bestond dus slechts verschil van mening over de vraag hoe de bespreking van deze onderwerpen plaats diende te vinden.
De rechtbank stelt voorop dat het leiden van de zitting, waaronder het bepalen van de volgorde van de te behandelen onderwerpen en het beoordelen van de – gelet op het geschil – aan de orde zijnde vragen, ingevolge artikel 8:61 van de Awb tot de taak van de voorzitter behoort. De rechtbank merkt uitdrukkelijk op dat het niet tot de verplichting van de voorzitter behoort om de leden van de kamer aan te sporen om antwoord te geven op een door een gemachtigde van de procespartij aan hen gestelde vraag.
Hoewel mr. Van Amstel ter zitting niet heeft gezegd dat de gemachtigden van partijen bij de bespreking per onderwerp desgewenst nog gedeelten konden voordragen uit een pleitnota, ligt deze mogelijkheid wel voor de hand waar dat een aanvulling kan worden geacht op de behandeling van het desbetreffende onderwerp. Anders dan door mr. Steijnen is betoogd, biedt de wet echter geen grondslag voor (een recht op) het integraal voorlezen van een pleitnota.
Gelet op het feit dat de wraking is ingediend nog voordat ook maar een begin was gemaakt met de inhoudelijke behandeling van de zaken, kan niet gezegd worden dat door de werkwijze van mr. Van Amstel het recht op hoor en wederhoor is geschonden. Mr. Van Amstel heeft ter zitting van de wrakingskamer onweersproken gesteld dat zij op de zitting van 26 september 2012 aan partijen heeft medegedeeld dat de rechtbank voor de behandeling van de zaken zoveel tijd zou uittrekken als nodig is.
Het voorgaande leidt ertoe dat het wrakingsverzoek voor zover gericht tegen mr. Van Amstel wordt afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1. verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mrs. Nihot en Verhaagh;
5.2. wijst het verzoek tot wraking van mr. Van Amstel af;
5.3. draagt de griffier op een afschrift van deze beslissing toe te zenden aan mr. Steijnen, mrs. Van Amstel, Nihot en Verhaagh, alsmede aan de voorzitter van de sector bestuursrecht en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, voorzitter, mr. M. ter Brugge en mr. A.R. Creutzberg, leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. A. van der Landen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2012.