ECLI:NL:RBUTR:2012:BX9841

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601171-11 (Tul)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf met psychische problematiek

In de zaak met parketnummer 16.601171-11 heeft de rechtbank Utrecht op 24 september 2012 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. De officier van justitie had deze vordering ingediend, omdat de veroordeelde zich niet hield aan de bijzondere voorwaarden die aan hem waren opgelegd. Tijdens de zitting op 10 september 2011 zijn deskundigen gehoord, waaronder J. Wassink van het Leger des Heils en G.W.M. Lachmeijer van Altrecht. De veroordeelde was niet verschenen, maar de officier van justitie heeft haar vordering gehandhaafd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, ondanks zijn bewustzijn van de gevolgen, niet wenst mee te werken aan de opgelegde voorwaarden. Uit het advies van de reclassering en de verklaringen van de deskundigen blijkt dat de veroordeelde lijdt aan ernstige psychische problematiek en een hoog recidiverisico heeft. De rechtbank concludeert dat reclasseringstoezicht en ambulante behandeling niet voldoende zijn, en dat klinische behandeling noodzakelijk is, maar zonder dwang niet uitvoerbaar.

De rechtbank heeft de beslissing genomen om de vordering van de officier van justitie toe te wijzen, wat betekent dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank heeft ook de mogelijkheid van gedwongen opname en behandeling via de Wet Bijzondere Opneming Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet BOPZ) in overweging gegeven, aansluitend op de detentie van de veroordeelde. Deze beslissing is genomen door de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16.601171-11
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [1972],
ingeschreven bij de Gemeentelijke Basis Administratie te
[woonplaats], [adres] (postadres),
zonder feitelijke vaste woon- of verblijfplaats,
heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan veroordeelde opgelegde straf. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1. De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het vonnis van de meervoudige kamer van rechtbank Utrecht d.d. 30 maart 2012;
- het advies tenuitvoerlegging d.d. 31 juli 2012, opgesteld door J. Wassink, toezichthouder Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 3 augustus 2012;
- de overige stukken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 10 september 2011 is de officier van justitie gehoord. Voorts zijn de deskundigen J. Wassink, toezichthouder Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, en G.W.M. Lachmeijer, psychiatrisch verpleegkundige Altrecht, gehoord. De veroordeelde is behoorlijk opgeroepen maar niet ter terechtzitting verschenen.
2. De beoordeling.
Aan veroordeelde is bij voormeld vonnis een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 10 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens Reclassering Nederland en dat de veroordeelde zal verblijven in en zal meewerken aan een klinische behandeling in een intramurale inrichting te bepalen door het IFZ. Voormeld vonnis is onherroepelijk geworden op 13 april 2012. Blijkens inlichtingen van de reclassering heeft veroordeelde zich echter niet gehouden aan die bijzondere voorwaarden.
Door deskundige J. Wassink is ter zitting verklaard dat veroordeelde weigert om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden, terwijl hij goed op de hoogte is van de consequenties die daaraan zijn verbonden. Hij vindt dat hij ten onrechte is veroordeeld en stelt zich verwijtend op. De persoonlijke omstandigheden van veroordeelde zijn sinds zijn veroordeling ongewijzigd. Een klinische behandeling is voor hem, gezien zijn psychische problematiek, dan ook noodzakelijk, maar komt - zonder dwang - niet van de grond. De deskundige is dan ook van mening dat het ten uitvoer leggen van de voorwaardelijke gevangenisstraf op dit moment de enige oplossing is.
Door deskundige G.W.M. Lachmeijer is ter zitting verklaard dat veroordeelde zijn psychiatrische ziekte ontkent. Veroordeelde is door zijn psychische problematiek gevaarlijk voor anderen: hij is agressief, gebruikt geweld tegen anderen. Klinische behandeling is noodzakelijk, maar is - zonder dwang - niet uitvoerbaar. Op dit moment rest er, aldus de deskundige, niets anders dan het ten uitvoer leggen van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd in haar vordering.
De rechtbank overweegt dat uit het advies van de reclassering d.d. 31 juli 2012 en de verklaringen van de deskundigen Wassink en Lachmeijer ter zitting blijkt dat veroordeelde, zich bewust van de consequenties, op geen enkele wijze wenst mee te werken aan de bijzondere voorwaarden die aan hem zijn opgelegd, omdat hij zich niet kan vinden in het vonnis. De rechtbank is dan ook van oordeel dat thans de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie dient te worden toegewezen.
Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank het volgende op. Uit het vonnis van deze rechtbank d.d. 30 maart 2012 blijkt dat bij veroordeelde sprake is van dusdanige psychische problematiek, gepaard gaande met een zeer hoog recidiverisico, dat reclasseringstoezicht met behandeling op ambulante basis niet afdoende is. Uit het advies tenuitvoerlegging van de reclassering d.d. 31 juli 2012 en de verklaringen van deskundigen Wassink en Lachmeijer blijkt voorts dat ook reclasseringstoezicht met verplichte klinische behandeling, door de houding van veroordeelde, niet van de grond komt, dat de persoonlijke omstandigheden van veroordeelde sinds het vonnis van de rechtbank onveranderd zijn en dat veroordeelde, vanuit zijn psychische problematiek, gevaarlijk is voor anderen. Klinische behandeling is noodzakelijk, maar zonder dwang niet uitvoerbaar. De rechtbank wil de officier van justitie de eventuele mogelijkheid van gedwongen opname en behandeling via de Wet Bijzondere Opneming Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet BOPZ) aansluitend op de detentie van veroordeelde dan ook mee in overweging geven.
3. De beslissing.
De rechtbank gelast dat de voorwaardelijke gevangenisstraf die bij vonnis d.d. 30 maart 2012 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16.601171-11 ten uitvoer zal worden gelegd.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. S. Wijna en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. G.C. de Vries en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 september 2012.