ECLI:NL:RBUTR:2012:BX9841
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing vordering tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf met psychische problematiek
In de zaak met parketnummer 16.601171-11 heeft de rechtbank Utrecht op 24 september 2012 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. De officier van justitie had deze vordering ingediend, omdat de veroordeelde zich niet hield aan de bijzondere voorwaarden die aan hem waren opgelegd. Tijdens de zitting op 10 september 2011 zijn deskundigen gehoord, waaronder J. Wassink van het Leger des Heils en G.W.M. Lachmeijer van Altrecht. De veroordeelde was niet verschenen, maar de officier van justitie heeft haar vordering gehandhaafd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, ondanks zijn bewustzijn van de gevolgen, niet wenst mee te werken aan de opgelegde voorwaarden. Uit het advies van de reclassering en de verklaringen van de deskundigen blijkt dat de veroordeelde lijdt aan ernstige psychische problematiek en een hoog recidiverisico heeft. De rechtbank concludeert dat reclasseringstoezicht en ambulante behandeling niet voldoende zijn, en dat klinische behandeling noodzakelijk is, maar zonder dwang niet uitvoerbaar.
De rechtbank heeft de beslissing genomen om de vordering van de officier van justitie toe te wijzen, wat betekent dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank heeft ook de mogelijkheid van gedwongen opname en behandeling via de Wet Bijzondere Opneming Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet BOPZ) in overweging gegeven, aansluitend op de detentie van de veroordeelde. Deze beslissing is genomen door de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.