ECLI:NL:RBUTR:2012:BX9764

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
9 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/712039-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pogingen tot inbraak in supermarkten en deelname aan een criminele organisatie

In de zaak tegen verdachte, die betrokken was bij meerdere pogingen tot inbraak in supermarkten, heeft de rechtbank Utrecht op 9 oktober 2012 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van inbraken in de Kruidvat in Utrecht, de C1000 in Amstelveen en de Dirk van den Broek in Delft, alsook van deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een vaste modus operandi hanteerde, waarbij voorverkenningen en insluitingen van mededaders plaatsvonden om inbraken te plegen. De rechtbank achtte de feiten 1, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdachte voor feit 2 werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in georganiseerd verband schuldig had gemaakt aan twee pogingen tot inbraak en deelname aan een criminele organisatie, wat leidde tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en legde tevens een schadevergoeding op aan de benadeelde partij AS Watson BV.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/712039-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 oktober 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
gedetineerd te PI Utrecht – Huis van Bewaring locatie Wolvenplein te Utrecht
raadsman mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 18 september 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Daarna is het onderzoek ter terechtzitting gesloten op 25 september 2012, waarbij de uitspraakdatum is bepaald op 9 oktober 2012.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1: in de periode van 13 november 2011 tot en met 14 november 2011 met anderen in de Kruidvat te Utrecht heeft geprobeerd in te breken;
Ten aanzien van feit 2: in de periode van 16 november 2011 tot en met 17 november 2011 met anderen in de supermarkt C1000 te Amstelveen heeft geprobeerd in te breken;
Ten aanzien van feit 3: in de periode van 3 december 2011 tot en met 4 december 2011 met anderen in de supermarkt Dirk van den Broek te Delft heeft geprobeerd in te breken;
Ten aanzien van feit 4: in de periode van 15 augustus 2011 tot en met 14 februari 2012 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie heeft daartoe, kort samengevat, gewezen op:
- de gevolgde modus operandi bij de ten laste gelegde feiten en in de andere zaken in het onderzoek Doega,
- de gedane herkenningen, die door verbalisanten die verdachte reeds kenden zijn gedaan en die zij betrouwbaar acht,
- het vastgestelde telefoongebruik door verdachte en medeverdachten,
- de gemaakte tijdlijn naar aanleiding van telecomanalyse en bewakingsbeelden,
- de in dit onderzoek relevante getapte telefoongesprekken en
- de processen-verbaal van stemherkenning betreffende de medeverdachten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is, kort samengevat, van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 4 kan komen en wijst daarbij onder meer op het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De raadsman is van mening dat het koppelen van een telefoonnummer aan verdachte op onjuiste grond is gebeurd, dat het proces-verbaal van stemherkenning door verbalisant [verbalisant 1] onbetrouwbaar is, omdat referentiemateriaal ontbreekt, dat de processen-verbaal van beeldherkenning eveneens onbetrouwbaar zijn, nu niet de in de jurisprudentie geldende vijf waarborgen in acht genomen zijn en dat de daadwerkelijke inhoud van de tapgesprekken anders is dan uit de opgemaakte processen-verbaal zou blijken. Daarnaast is de raadsman van mening dat verdachte bij de poging tot inbraak in het Kruidvat te Utrecht niet op het dak aanwezig is geweest en dat er geen sprake van medeplegen kan zijn.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak 09Amstel
Hoewel uit de telecomgegevens blijkt dat verdachte [verdachte] samen met twee daders vanuit Utrecht naar Amstelveen is gereisd, hij tijdens openingstijd in de supermarkt C1000 te Amstelveen is geweest op het moment waarop in het magazijn met de poging tot inbraak werd gestart en samen met één van de daders naar Utrecht is teruggereisd, ziet de rechtbank onvoldoende wettig bewijs in het dossier om het onder 2 ten laste gelegde feit te bewijzen. Van belang hierbij is dat, anders dan ten aanzien van een medeverdachte, voor verdachte [verdachte] niet kan worden vastgesteld dat hij zich in het magazijn heeft begeven en dat ook niet kan worden vastgesteld dat hij weer op de plaats delict aanwezig is geweest in de nacht waarin een sabotagemelding van het alarm binnenkwam. Uit de zich in het dossier bevindende taps blijkt ten aanzien van hem voorts onvoldoende om te concluderen tot een nauwe en bewuste samenwerking met de daders. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
De rechtbank acht de feiten 1, 3 en 4 wel wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe het volgende.
De vindplaatsvermeldingen van de onderstaande bewijsmiddelen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van een (zaaks)dossier, zoals bijvoorbeeld ‘p. 1 van Einddossier, Algemeen, map 1’ of ‘p. 1 van 09Delftplus’ (oftewel pagina 1 van het dossier 09Delftplus (zaak 1) met dossiernummer PL0910-2012087226), tenzij anders is vermeld. De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Voor zover er sprake is van het bestaan van beeldmateriaal in de vorm van camerabeelden, zijn deze beelden ook door de rechtbank bekeken.
Onderzoek 09Doega11
Op 30 oktober 2011 werd onder leiding van een officier van justitie van het arrondissementsparket Utrecht een onderzoek gestart onder de naam 09Boni11, naar aanleiding van een aangifte waaruit bleek dat men kennelijk voorbereidingshandelingen trof voor een overval op supermarkt Boni, gevestigd in Utrecht. In het kader van dit onderzoek werden op vordering van een officier van justitie en met machtiging van de rechter-commissaris van het arrondissement Utrecht, diverse telefoons getapt. Gedurende het onderzoek bleek uit de afgeluisterde gesprekken in combinatie met de paallocaties en het door het team ingestelde onderzoek, dat in dat onderzoek in beeld gekomen personen zich kennelijk tevens bezig hielden met het plegen van insluipingen en (dak)inbraken in onder andere supermarkten. Daarnaast bleek dat de verdachten die in onderzoek 09Boni11 naar voren kwamen, deel uit maakten van een criminele jeugdgroep uit de stad Utrecht waarnaar op 27 september 2011 een onderzoek was gestart onder de naam 09Doega11. Derhalve werd besloten het onderzoek naar deze insluipingen en (dak)inbraken voort te zetten onder de naam 09Doega11.
Modus Operandi
Door het onderzoeksteam 09Doega11 zijn meer dan 20 feiten, gepleegd op locaties verspreid door heel Nederland, in behandeling genomen. Uit het onderzoek naar deze zaken kwam naar voren dat de daders een min of meer vaste werkwijze hanteerden om een inbraak c.q. kluiskraak te plegen. Deze vaste werkwijze, de modus operandi, kenmerkte zich onder meer door een voorverkenning, de insluiting van een mededader, en door de verdere uitvoering van de inbraak.
Voorverkenning:
Uit de afgeluisterde gesprekken, in combinatie met de gegevens voortkomend uit de historische printgegevens en in combinatie met de beschikbaar gestelde beelden van de diverse supermarkten, bleek dat een inbraak over het algemeen voorafgegaan werd door één of meerdere voorverkenningen.
Een voorverkenning werd over het algemeen uitgevoerd door twee tot vier personen. Een voorverkenning was kennelijk bedoeld om te onderzoeken of het betreffende pand geschikt was voor een inbraak c.q. insluiping. Uit de incidenten die door het onderzoeksteam werden onderzocht bleek dat de verdachten bij deze voorverkenning met name op zoek waren naar het magazijn, kennelijk om vast te kunnen stellen waar de alarmkabels van het alarm zich bevonden. Dit gezien het feit dat bij iedere (geslaagde) inbraak de alarmkabels waren gesaboteerd. Daarnaast bleek uit onderzoek van een bij een verdachte in beslag genomen computer dat op de site Google naar diverse supermarkten door heel Nederland was gezocht.
Insluiting:
Nadat een voorverkenning was gedaan vond over het algemeen een insluiting plaats. Eén van de personen liet zich insluiten in de meterkast of magazijnruimte van het betreffende pand. Vervolgens werd door deze persoon gewacht tot de winkel was gesloten en al het personeel van de betreffende winkel het pand had verlaten. Daarna, al dan niet op (telefonische) aanwijzingen van een ander, knipte of zaagde deze persoon de alarmkabels door, kennelijk om te voorkomen dat er een alarm af zou gaan. Gedurende de tijd dat de persoon ingesloten was in het betreffende pand terwijl het personeel daar nog aanwezig was, werd het pand van buitenaf door één of meerdere personen vermoedelijk in de gaten gehouden. Dit is onder meer af te leiden uit diverse telefooncontacten met de ingesloten persoon.
Tevens bleek dat de mededaders veelal op afstand wachtten totdat duidelijk was dat het alarm onklaar was en er kennelijk geen gevaar voor betrapping meer was. Uit de geslaagde inbraken/kluiskraken werd duidelijk dat de ingesloten persoon het pand na het doorknippen van de alarmkabels verliet. Enkele uren later werd de inbraak/kluiskraak dan afgemaakt, waarbij gebruik werd gemaakt van professioneel gereedschap.
Inbraak:
Nadat het alarm was uitgeschakeld en hierop niet door de beveiliging en/of politie werd gereageerd, vond het vervolg van de inbraak plaats. Uit het onderzoek is gebleken dat dit vermoedelijk op de volgende manier gebeurde. De dader die ingesloten was knipte/zaagde de alarmkabels door, kwam uit de meterkast/magazijn ruimte, rende enkele malen door het pand (kennelijk om te onderzoeken of het alarm daadwerkelijk was uitgeschakeld), opende de nooddeur en zorgde dat die van buitenaf te openen was en verliet het pand. Na enkele uren maakten de daders de inbraak af, al dan niet inclusief een (poging tot) kluiskraak. Daarnaast is gebleken dat men tijdens de inbraak kennelijk gebruik maakte van personen die buiten op de uitkijk stonden om de medeverdachten die in het pand met de inbraak bezig waren tijdig te kunnen waarschuwen indien de politie en/of beveiliging ter plaatse zou komen. Voor de communicatie onderling werd daarbij onder andere gebruik gemaakt van portofoons terwijl de mobiele telefoons dan kennelijk waren uitgeschakeld.
Beeldherkenning
In het onderzoek 09Doega11 bevinden zich in de meeste deelonderzoeken processen-verbaal van herkenning van een of meer verdachten die werden herkend van (foto’s van) camerabeelden gemaakt op de plaats delict. In de ‘Aanvulling op het Einddossier’ zijn processen-verbaal van bevindingen opgenomen met daarin een nadere toelichting door de betreffende verbalisanten op de totstandkoming van de herkenningen. Over de herkenningen en de omstandigheden waaronder de herkenningen tot stand zijn gekomen en de wijze waarop processen-verbaal zijn opgemaakt is bij de rechter-commissaris voorts de teamleider van het onderzoek 09Doega11, [getuige 1], als getuige gehoord.
De raadsman heeft de betrouwbaarheid van de gedane herkenningen gemotiveerd betwist.
De rechtbank overweegt voor wat betreft de betrouwbaarheid van de herkenningen in dit onderzoek als volgt.
De herkenningen betreffen (gezichts)herkenningen van een voor de desbetreffende getuige (in casu: telkens een verbalisant van politie) bekend gezicht. De desbetreffende verbalisanten hebben bij de gedane herkenningen steeds aangegeven dat ze de desbetreffende verdachte uit hoofde van hun werk bij de politie al kenden vóórdat ze de foto’s/bewegende beelden zagen. Ook is aangegeven hoe lang en hoe ze de herkende verdachte kenden.
De rechtbank merkt op dat in het algemeen een bekende herkennen makkelijker is dan een herinnering aan een gezicht verwoorden of een onbekende herkennen. De strenge eisen die aan een (foto)Oslo-confrontatie worden gesteld hoeven dan ook niet in gelijke mate te worden gesteld aan een herkenning van een bekende. Dat neemt echter niet weg dat ook bij herkennen fouten gemaakt kunnen worden en dat zorgvuldig gekeken dient te worden hoe en onder welke omstandigheden een herkenning tot stand is gekomen.
De rechtbank merkt allereerst op dat de waarneming en opslag van informatie in het geheugen in positieve zin wordt beïnvloed door de taak van de waarnemer en datgene wat voor hem/haar interessant is. In casu is die taak telkens de handhaving van de openbare orde en de opsporing, meer in het bijzonder in een of meer specifieke wijk(en) van de stad Utrecht, wijken waar de desbetreffende verdachten woonachtig zijn. In het onderhavige onderzoek worden diverse verdachten bovendien (veelal) door meerdere verbalisanten herkend, zodat deze herkenningen elkaar ook ondersteunen. De herkenningen zijn allemaal gedaan op basis van beelden die aan het dossier zijn toegevoegd.
De rechtbank waardeert het bewijsmiddel ‘proces-verbaal bevindingen, betreffende een beeldherkenning’, voor zover gedaan door een verbalisant die relateert dat hij/zij verdachte ‘kent’ en op beelden herkent, in beginsel dan ook als betrouwbaar. Daar waar door de verdediging een concreet en specifiek verweer ten aanzien van een herkenning is gevoerd zal de rechtbank daar bij het desbetreffende feit nader op in gaan.
Hierna zal de rechtbank, in het kader van hetgeen hierboven is overwogen, de bewijsmiddelen weergeven en nader motiveren waarom zij tot een bewezenverklaring van het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde komt.
Feit 1: 09Kruidvat
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 heeft begaan en heeft hierbij gelet op het volgende.
Op 14 november 2011 deed [aangever 1] namens Kruidvat aangifte van een poging inbraak in het filiaal van het Kruidvat aan de Roelantdreef 235 te Utrecht.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 14 november 2011 door de politie is gebeld met de mededeling dat er op 13 november 2011 rond 2.00 uur bij het Kruidvat een poging tot een dakinbraak had plaatsgevonden. De schade bestaat uit een afgebrokkelde toplaag van het dak. De dakbedekking is ter hoogte van het magazijn ontzet.
De politie werd gealarmeerd door een getuige die naar buiten keek omdat hij hard gebonk hoorde. De getuige zag dat er op het dak van het Kruidvat twee mannen lagen die bezig waren om het dak open te breken. Dat ging met aardig wat lawaai gepaard. Hij heeft direct de politie gewaarschuwd. Toen de politie kwam waren de mannen verdwenen.
De politie was om 02.20 uur ter plaatse en trof voor de gevel van het Kruidvat een schoudertas aan, waar een handvat van een hamer uit stak. Er zat nog meer gereedschap in de tas. Op het dak zag de politie dat de dakbedekking was ontzet en dat er betonbrokken op het dak lagen. Op die plek was alleen nog een stalen golfplaat te zien. De plaats waar men getracht heeft om een gat te maken was aan de rand van het dak, boven het magazijn van het Kruitvat.
Op basis van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat de personen die zich op het dak bevonden bezig waren zich toegang tot (het magazijn van) het Kruidvatfiliaal te verschaffen en daartoe reeds een opening in de dakbedekking hadden gemaakt. Deze personen hebben zich daarmee naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak.
In het kader van het onderzoek Doega werden op 12 en 13 november 2011 diverse telefoons getapt en uitgeluisterd. Het getapte IMEI-nummer [IMEI-nummer] wordt hierna aangeduid als ‘*4060’, het als tegennummer uitgeluisterde telefoonnummer [telefoonnummer 1] wordt hierna aangeduid als *4505.
De volgende communicatie is rond het tijdstip van de poging inbraak gevoerd tussen de gebruikers van *4060 en *4505.
Datum
Gespreksnr
Paginanr Gebruiker 4060
Gebruiker 4505
Paallocatie *4060
(Utrecht)
12-11-11,
271 en 272
p. 35
17.42:42 uur
sms: Ja
17.42:19 uur
Sms:
Gan we nog Nijenoord
273 en 280
p. 36 17.43:05
sms: Okejdan
18.46:59 uur
sms: Hoe laat wil je gaan
19.44:47 uur
sms: iwa wnr
13-11-11
341
p. 37 01.24:06 uur
Zegt dat hij bij de boni is, bij de moskee.
Zegt dat hij daarheen komt
Isotopenweg
13-11-11
343
p.38
02.42:43 uur, sms:
He zijn ze er nog Dorbeendreef
13-11-11
347
p.39 02.51:51 uur, sms:
Ik ben weg
13-11-11
348
p. 40
(zeer zachtjes sprekend: )
-Ik ben hier tegenover de Lidl
-Tegenover de Lidl
-Ja
-Ja 02.53:20 uur:
-Jo waar ben je, hallo waar ben je
-Watte?
-Tegenover de Lidl?!
-Zit je in de bosjes ofzo
Dorbeendreef
13-11-11
351
p. 41 03.09:42 uur
(Fluistert)
-Waar ben je
-Waar ben je
-Kijk even uit
-Hier bij mij
-Tegenover de Lidl nog steeds
Etc.
-Hallo
-Ik ben niet thuis. Ik ben even dings weg gaan leggen
-Waar is die ding
-Kanker, waar ben je
Dorbeendreef
Tijdens het gesprek 348, om 02.53 uur, zijn op de achtergrond portofoongeluiden van politievoertuigen te horen: ‘achttien dertig, achttien tien’ . De politievoertuigen met roepnummer 1810 en 1830 waren op dat tijdstip in de buurt van de Lidl supermarkt te Utrecht op zoek naar de mogelijke daders van de poging inbraak bij het Kruidvat.
De Dorbeendreef (paallocatie) is op korte afstand van het bedoelde filiaal van het Kruidvat, zo heeft de rechtbank met behulp van de algemeen kenbare bron ‘Google maps’ vastgesteld.
Gelet op de inhoud van de contacten en de wijze waarop en waar de gesprekken werden gevoerd enerzijds en anderzijds de kort daarvoor gepleegde poging inbraak, waarbij twee personen zijn waargenomen en ontkomen, terwijl over de getapte telefoon de geluiden zijn te horen van de zoekende politieauto’s, acht de rechtbank het aannemelijk dat de gebruikers van deze nummers bij de poging inbraak betrokken waren als (mede)daders.
De vaste gebruiker van [telefoonnummer 1]
De politie heeft op basis van stemvergelijking geconstateerd dat steeds dezelfde persoon gebruik maakte van het getapte IMEI-nummer *4060 In het kader van het onderzoek Doega werd vanaf 18 november 2011, derhalve ná de poging inbraak bij het Kruidvat, het telefoonnummer *4505 getapt. Ook bij het uitluisteren van de gesprekken via het telefoonnummer *4505 heeft de politie op basis van stemvergelijking geconstateerd dat steeds dezelfde persoon dit nummer gebruikte. Bovendien heeft de verbalisant ook de hierboven aangehaalde gesprekken 341, 348 en 351 uitgeluisterd en bevestigd dat degene die sprak via *4505 dezelfde vaste gebruiker was als degene die na 18 november dit nummer gebruikte. De rechtbank acht deze stemherkenningen voldoende onderbouwd en betrouwbaar, mede gelet op het feit dat de rechtbank het gelet op de inhoud en de context van de gesprekken onaannemelijk acht dat de aangehaalde gesprekken niet door dezelfde twee personen zouden zijn gevoerd.
Verdachte heeft verklaard dat hij geen telefoon heeft en beroept zich voor het overige op zijn zwijgrecht. De rechtbank stelt echter vast dat de vaste gebruiker van telefoonnummer *4505 verdachte was.
Die vaststelling baseert zij op de volgende feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien.
1. De voornaam van verdachte is [verdachte].
2. Een vrouw belt naar *4505 en spreekt de man die opneemt aan met [verdachte]. Uit de inhoud van het gesprek blijkt dat de beller en gebelde elkaar kennelijk kennen en dat [verdachte] de vrouw in Culemborg op komt halen.
3. Op 26 november 2011 wordt vanaf *4505 een sms verstuurd met de volgende inhoud: ‘Dit is mijn nummer afz karim’
4. In een op 24 november 2011 gevoerd gesprek is op achtergrond van de uitgeluisterde lijn *4505 te horen dat iemand om een identiteitsbewijs wordt gevraagd. De uitluisterende verbalisant vermoedt dat diegene op de achtergrond een collega betreft. Op basis van datum, tijdstip en paallocatie van het gesprek worden de desbetreffende verbalisanten achterhaald en uit het door hen opgemaakte proces-verbaal blijkt dat zij op 24 november 2011 de vader van verdachte hebben aangesproken in een filiaal van de Wibra in Utrecht. Een zoon van de man, [verdachte], komt bij zijn vader staan en ook verdachte komt ter plaatse, legitimeert zich, en spreekt verbalisanten aan. Aan [verdachte] wordt gevraagd een identiteitsbewijs te halen, hetgeen gehoord wordt op de achtergrond van het kennelijk eveneens ter plaatse zijnde telefoontoestel dat nummer *4505 gebruikt.
5. Op 3 december 2011, rond 19.03 uur lopen twee personen de supermarkt Dirk van de Broek aan de Troelstralaan in Delft in, verdachte wordt herkend als één van die twee personen. De andere persoon verdwijnt in het magazijn van de winkel. Verdachte verlaat de winkel, alléén, om 19.08 uur. Vervolgens, drie minuten later (om 19.11:34 uur) belt *4505 via de paallocatie Martinus Nijhofflaan in Delft. Deze paallocatie ligt vlak bij de Troelstralaan (de supermarkt). De gebruiker van het nummer waar contact mee is kan worden geïdentificeerd als degene die is herkend als de tweede persoon die in Delft de supermarkt in is gegaan en die kennelijk in het magazijn is achtergebleven.
Op basis van het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte één van de (mede)daders van de poging inbraak was.
Feit 3: 09Delft
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 3 heeft begaan en heeft hierbij gelet op het volgende.
Op 4 december 2011 deed [aangever 2] aangifte namens supermarkt Dirk van den Broek aan de Troelstralaan 77-79 te Delft. Hij kreeg via de beveiliging op 4 december 2011 een alarm gemeld en is ter plaatse gegaan. De daders bleken 14 dunne kabels en 1 hoofdkabel, boven de meterkast in het magazijn, te hebben doorgeknipt. Via opgenomen beelden is te zien dat op 3 december 2011 omstreeks 19.05 uur iemand het magazijn binnen komt en via containerkarren, de meterkast op klimt en zich daar schuil houdt. Personeel is tot 23.00 uur in de winkel aanwezig geweest. Op 4 december omstreeks 1.20 uur komt dezelfde persoon van de meterkast af. Hij gaat naar de nooduitgang, opent deze en loopt naar buiten. Aangever herkent deze persoon als zijnde een jongen die met een andere jongen tijdens openingstijden de winkel is binnen geweest op zaterdag 3 december omstreeks 19.02 uur. De andere jongen verliet om 19.08 uur de winkel. Er is schade ontstaan, maar er is niets weggenomen.
[verbalisant 2] constateerde op 4 december 2011 dat de nooduitgang van de Dirk van den Broek te Delft open was. Hij zag dat de nooduitgang geprepareerd was, daar er in de dagschoot van de nooduitgang een opgevouwen papiertje door hem werd aangetroffen. Dit papiertje maakte het mogelijk dat de betreffende deur ook van buitenaf geopend kon worden.
Op 10 januari 2012 kijken verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] camerabeelden uit van supermarkt Dirk van den Broek te Delft. Zij constateren het volgende.
Op 3 december 2011 om 19.02 uur komen er twee personen de hoofdingang van de supermarkt binnen. Om 19.05 uur loopt persoon 1 het magazijn in. Om 19.06 uur klimt persoon 1 op de meterkast en houdt zich daar schuil. Persoon 2 verlaat om 19.08 uur de winkel via de hoofdingang. Om 20.00 uur sluit de winkel voor het publiek. Om 23.00 uur verlaat het personeel de winkel. Op 4 december 2011 om 01.20 uur gaat de nachtverlichting uit en om 01.20 uur komt persoon 1 van de meterkast af. Om 01.21 uur verlaat persoon 1 het pand via de nooduitgang.
Verbalisant [verbalisant 5] herkent persoon 2 als zijnde [verdachte]. De rechtbank constateert dat de foto’s op grond waarvan de herkenning is gedaan , voldoende duidelijk zijn. [verbalisant 5] verklaart dat hij [verdachte] in het verleden meerdere malen heeft aangesproken, gecontroleerd dan wel aangehouden. Verdachte is ook door verbalisant [verbalisant 4] herkend van deze beelden. De rechtbank acht deze herkenningen betrouwbaar, mede gelet op de samenhang met de andere bewijsmiddelen.
De rechtbank heeft hierboven onder het kopje ‘feit 1 (09Kruidvat)’ vastgesteld dat verdachte [verdachte] de vaste gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer 2].
Van dit telefoonnummer verlopen op 3 december 2011, nadat verdachte de Dirk van den Broek verlaten heeft, enkele gesprekken en berichten over de paallocatie Martinus Nijhofflaan te Delft met telefoonnummer [telefoonnummer 3]. Deze laan bevindt zich in de directe omgeving van de Troelstralaan, waar de poging inbraak heeft plaats gevonden.
Om 19.11 uur ontvangt verdachte een bericht van telefoonnummer [telefoonnummer 3] met de tekst: hoe laat sluit ie. Beide telefoonnummers bevinden zich op dat moment in het bereik van de mast op de Martinus Nijhofflaan 2 te Delft .
Om 20.03 uur ontvangt verdachte een bericht van telefoonnummer [telefoonnummer 3] met de tekst: hey ik zit niet in chast mar erachter ik zie chabli mar ik zit mkowd hier man .
Om 20.41 uur voert verdachte een telefoongesprek met telefoonnummer [telefoonnummer 3] met de inhoud:
8227: ik hoor muziek
4505: is daar muziek heb je daar party?
4505: hij sluit zo
8227: ze vieren sinterklaas hij komt net binnen
4505: ik neem sigaretten en eten mee
8227: is goed
8227: sinterklaas is nu binnen
Om 21.32 uur voert verdachte een telefoongesprek met [telefoonnummer 3] met de inhoud:
4505: zijn ze daar nog steeds?
8227: ja man
4505: we gaan zo weg
8227: hoe laat is het?
4505: ik kom ook zo
Om 22.34 uur voert verdachte een telefoongesprek met [telefoonnummer 3] met de inhoud:
8227: nog steeds muziek
4505: hoor je ze ook praten?
8227: ja
4505: wij vertrekken over 16 minuten, ik wacht effe op die kwartje
8227: is goed
4505: belt als hij daar is
Tijdens andere gesprekken, door de persoon met telefoonnummer *8227 gevoerd, is op de achtergrond muziek te horen, te weten: ‘We found the love’ van Rihanna; ‘I’m sexy and I know it’ van LMSEO en ‘Somebody that I used tot know’ van Gotye. [getuige 2], assistent kruidenierswaren in de Dirk van den Broek te Delft, heeft verklaard dat deze nummers inderdaad op de avond van 3 december 2011 in de winkel zijn gedraaid.
Deze laatstbedoelde gesprekken gaan onder meer over het doorknippen van sensorkabels, het wegzetten van spullen, de positie van de nooduitgang, het verlaten van het pand via de achterkant, het opvangen van degene die het pand verlaat en het openhouden van de deur door er iets tussen te doen .
De rechtbank stelt op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen vast dat er een persoon is geweest die zich heeft laten insluiten in de supermarkt Dirk van den Broek, dat verdachte samen met deze persoon in de supermarkt Dirk van den Broek is geweest op 3 december 2011 en dat hij zonder deze persoon de supermarkt weer heeft verlaten. Vervolgens hebben deze persoon en verdachte telefonisch contact gehad met elkaar gedurende tijdstippen waarop een supermarkt voor het gewone publiek gesloten is. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte wist dat de persoon zich in de supermarkt liet insluiten met de bedoeling om, zo blijkt uit de modus operandi, geld en/of goederen uit de supermarkt weg te nemen en dat verdachte direct bij de uitvoering van de poging tot inbraak betrokken is geweest en aldus in nauwe en bewuste samenwerking met deze persoon en met andere betrokkenen heeft gehandeld. De rechtbank acht verdachte daarom strafbaar voor het medeplegen van de ten laste gelegde poging inbraak.
Feit 4: Criminele organisatie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 4 heeft begaan en heeft hierbij gelet op het volgende.
Naar vaste rechtspraak is een criminele organisatie een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, welke tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Samenwerkingsverband en structuur
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de misdrijven die binnen het onderzoek 09Doega11 zijn onderzocht, gepleegd door een groep van kennelijk goed op elkaar ingespeelde personen die in wisselende samenstellingen deelnemen aan het plegen van die misdrijven. Aldus is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een samenwerkingsverband.
De rechtbank verwijst hiervoor allereerst naar hetgeen hierboven onder het kopje “modus operandi” is opgemerkt. Uit de modus operandi blijkt immers dat de inbraken en de pogingen daartoe telkens in nauwe samenwerking tussen de verschillende daarbij betrokken deelnemers worden voorbereid en uitgevoerd. Enkele van deze deelnemers zijn betrokken bij een groot aantal van de door het samenwerkingsverband gepleegde misdrijven en vormen aldus de harde kern. Daarnaast zijn er deelnemers die bij één of enkele misdrijven, gepleegd door dit samenwerkingsverband, betrokken zijn. Gezien het feit dat bij meerdere van deze misdrijven een of meer dezelfde deelnemers betrokken zijn, kan gesteld worden dat het samenwerkingsverband een zekere structuur heeft. Uit het onderzoek blijkt ook dat indien deelnemers aan de uitvoering van een (poging) inbraak zijn verhinderd (09Doetje), er een beroep op anderen gedaan kan worden die de taken dan overnemen.
Zekere duurzaamheid.
Blijkens de respectieve zaaksdossiers dateert het eerste in bedoelde samenwerkingsverband gepleegde feit van medio augustus 2011, en het laatste van begin februari 2012. Het samenwerkingsverband is derhalve ongeveer een half jaar actief geweest, waarmee naar het oordeel van de rechtbank eveneens is voldaan aan het vereiste dat sprake is van een zekere duurzaamheid.
Oogmerk
Dat het oogmerk van het samenwerkingsverband het plegen van diefstallen door middel van braak/verbreking/insluiping is behoeft geen betoog, nu aan dat oogmerk blijkens de respectieve zaaksdossiers veelvuldig uitvoering is gegeven. Voor wat betreft het verwijt dat er tevens sprake was van het oogmerk tot het plegen van het misdrijf van witwassen, merkt de rechtbank het volgende op. Bij meerdere voltooide inbraken is (een aanzienlijke) buit gemaakt. Bij geen van de in het onderzoek 09Doega11 betrokken verdachten is echter enige traceerbare buit aangetroffen. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat het niet anders kan dan dat de door (de leden van) het samenwerkingsverband gemaakte buit door (een of meerderen van) hen is witgewassen.
Deelname
Volgens bestendige rechtspraak is van deelneming aan een criminele organisatie sprake indien een persoon behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel in de criminele activiteiten daarvan heeft, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het doel van het samenwerkingsverband. Vereist is bovendien dat de deelnemer in zijn algemeenheid weet dat het samenwerkingsverband het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank vloeit uit het feit dat een persoon aantoonbaar betrokken is bij één of meerdere door de organisatie gepleegde misdrijven -die zich kenmerken door een hoge mate van coördinatie en samenwerking bij de uitvoering- voort, dat deze persoon als deelnemer aan de organisatie kan worden aangemerkt. Hij heeft dan immers actief aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie bijgedragen. Uit die actieve bijdrage vloeit eveneens voort dat hij op de hoogte is van het oogmerk van de organisatie, temeer nu ten aanzien van elk van de verdachten die deelneming aan de criminele organisatie wordt verweten de betrokkenheid bij méérdere gepleegde feiten bewezen is verklaard.
Voor verdachte geldt dat de rechtbank ten aanzien van hem wettig en overtuigend bewezen acht dat hij heeft deelgenomen aan twee binnen het criminele samenwerkingsverband gepleegde misdrijven. Derhalve heeft hij samen met anderen deelgenomen aan een criminele organisatie. Gelet op voornoemde data waarbinnen het samenwerkingsverband actief is geweest, komt de rechtbank ten aanzien van verdachte tot een bewezenverklaring van de hem ten laste gelegde periode.
In de verfeitelijking van de ten laste gelegde deelname aan de criminele organisatie staan de namen genoemd van andere deelnemers aan die organisatie. De rechtbank zal die namen in de bewezenverklaring overnemen voor zover de rechtbank thans ten aanzien van die andere deelnemer(s) één of meerdere binnen het verband van de organisatie gepleegde misdrijven bewezen acht. Daartoe verwijst de rechtbank tevens naar het in de zaken van deze verdachte(n) heden gewezen vonnis.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
(deelonderzoek 09Kruidvat)
in de periode van 13 november 2011 tot en met 14 november 2011 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een Kruidvatwinkel (gelegen aan de Roelantdreef 235) weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan winkelketen het Kruidvat, en zich daarbij de toegang tot die Kruidvatwinkel te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel, tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en (één of meer van) zijn mededader(s) getracht een gat in het dak van die Kruidvatwinkel te maken ter hoogte van het magazijn, door
- het dakleer van het dak stuk te snijden, en
- een deel van de onder dat dakleer gelegen dakisolatie te verwijderen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
(deelonderzoek 09Delft)
in de periode van 3 december 2011 tot en met 4 december 2011 te Delft, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in supermarkt Dirk van den Broek (gelegen aan de Troelstralaan 77-79) weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan supermarkt Dirk van den Broek, en zich daarbij de toegang tot die supermarkt te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen als volgt heeft gehandeld:
hebbende één van zijn mededaders
- zich laten insluiten in het magazijn van die supermarkt op een plek gelegen boven de meterkast van die supermarkt en
- vervolgens (na gewacht te hebben totdat het personeel die supermarkt had verlaten) (beveiligings/alarm)kabels doorgeknipt en
- (vervolgens) een stuk opgevouwen papier in de dagschoot van de nooddeur gedaan, zodat de nooddeur ook van buitenaf te openen was,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
4.
in of omstreeks de periode van 15 augustus 2011 tot en met 14 februari 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die werd gevormd door hem, verdachte, en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het plegen van diefstallen door middel van braak/verbreking/insluiping in supermarkten;
- witwassen van (grote) hoeveelheden geld en/of goederen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1: poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, inklimming en/of een valse sleutel;
Ten aanzien van feit 3: poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of een valse sleutel;
Ten aanzien van feit 4: Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van de voorlopige hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om vrijspraak.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan twee zeer brutale pogingen tot inbraak in een supermarkt en een winkel, waarbij schade is aangericht. Daarnaast heeft hij deelgenomen aan een criminele organisatie. Verdachte heeft daarmee te kennen gegeven geen enkel respect voor het eigendom van anderen te hebben en zijn eigen materiële behoeftes boven de belangen van anderen te stellen. Feiten, zoals door verdachte gepleegd, hebben een grote impact op de getroffen eigenaren en het personeel van de getroffen winkels en brengen gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de door verdachte gepleegde feiten een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigen, uit oogpunt van genoegdoening aan de slachtoffers en de samenleving, alsook uit oogpunt van generale en speciale preventie.
In de persoon van de verdachte heeft de rechtbank geen reden voor matiging van de straf gevonden. Verdachte had ten tijde van zijn aanhouding geen zinnige dagbesteding en geen structurele (legale) bron van inkomsten en neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor hetgeen hij heeft gedaan. Hij heeft een berekenende proceshouding aangenomen. Uit het reclasseringsrapport van 3 juli 2012 blijkt voorts dat verdachte slechts in een zeer geringe mate gemotiveerd is voor gedragsinterventies. Om die reden zal de rechtbank geen verplicht reclasseringscontact opleggen.
In de nog jonge leeftijd van verdachte in combinatie met het feit dat hij niet eerder voor misdrijven is veroordeeld ziet de rechtbank aanleiding een deel van de straf in voorwaardelijk vorm op te leggen. Dit om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende acht de rechtbank een straf zoals in het dictum van dit vonnis vermeld passend en geboden. Aldus komt de rechtbank tot een straf die afwijkt van de eis van de officier van justitie, waarbij tevens een rol speelt dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, tot een vrijspraak komt van het onder 2 ten laste gelegde feit.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde], namens AS Watson BV, vordert een schadevergoeding van € 141,80 voor feit 1.
De officier van justitie heeft gehele toewijzing van de vordering gevorderd.
De raadsman heeft primair vrijspraak verzocht, maar refereert zich bij een veroordeling aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 45, 57, 140, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 1: poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, inklimming en/of een valse sleutel;
Ten aanzien van feit 3: poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of een valse sleutel;
Ten aanzien van feit 4: Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde], namens AS Watson BV van € 141,80 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 14 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], namens AS Watson BV, € 141,80 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. M.A.A.T. Engbers en
mr. M.A.E. Somsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 oktober 2012.