ECLI:NL:RBUTR:2012:BX9747

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
9 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655855-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbraak in supermarkt met gebruik van een vaste modus operandi en betrokkenheid van meerdere verdachten

In de zaak tegen [verdachte] heeft de Rechtbank Utrecht op 9 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak betreffende een inbraak in een C1000-supermarkt te Zoetermeer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, in de nacht van 1 op 2 februari 2012 een inbraak heeft gepleegd. De inbraak werd gekenmerkt door een vaste modus operandi, waarbij voorafgaand aan de inbraak een voorverkenning plaatsvond en een mededader werd ingesloten in het pand. De rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen overwogen, waaronder getuigenverklaringen, camerabeelden en afgeluisterde telefoongesprekken, die de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak aantonen. De verdachte werd beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij het weg te nemen goed onder zijn bereik werd gebracht door middel van braak. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het medeplegen van de inbraak en legde een gevangenisstraf van veertien maanden op. De rechtbank weegt daarbij de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en het strafblad van de verdachte mee. De verdachte had een aanzienlijk strafblad en toonde geen verantwoordelijkheid voor zijn daden. De rechtbank oordeelde dat een voorwaardelijk deel van de straf niet aan de orde was, gezien de ernst van de gepleegde feiten en het verleden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655855-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 oktober 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1989] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman mr. S. de Korte, waarnemend voor mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 september 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Daarna is het onderzoek ter terechtzitting gesloten op 25 september 2012, waarbij de uitspraakdatum is bepaald op 9 oktober 2012.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: in de periode van 1 februari 2012 tot en met 2 februari 2012 met anderen in de C1000 te Zoetermeer heeft ingebroken;
Subsidiair: medeplichtig is geweest aan deze inbraak en/of de goederen afkomstig van deze inbraak heeft geheeld.
3 De voorvragen
De geldigheid van de dagvaarding.
De raadsman heeft betoogd dat het onder subsidiair A en B tenlastegelegde innerlijk tegenstrijdig is, omdat sub A (medeplichtigheid aan inbraak) gevolgd wordt door de woorden ‘en/of’ en vervolgens sub B (heling) ten laste gelegd wordt. De raadsman heeft betoogd dat volgens vaste jurisprudentie de medepleger van c.q. de medeplichtige aan een (gekwalificeerde) diefstal niet tevens voor heling van tijdens die diefstal weggenomen goederen kan worden vervolgd, zodat er door het woordje ‘en’ van ‘en/of’ een innerlijke tegenstrijdigheid bestaat tussen het onder A en B ten laste gelegde, waardoor de dagvaarding partieel nietig verklaard dient te worden.
De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van de raadsman formeel juridisch juist is en zal om die reden de dagvaarding partieel, dus alleen voor wat betreft het woordje ‘en’ in de combinatie ‘en/of’ tussen het onder A en B tenlastegelegde, nietig verklaren.
De dagvaarding is voor het overige geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. De officier van justitie heeft daartoe, kort samengevat, gewezen op:
- de gevolgde modus operandi in deze zaak en in de andere zaken in het onderzoek Doega,
- de gedane herkenningen, die door verbalisanten die verdachte reeds kenden zijn gedaan en die zij betrouwbaar acht,
- het vastgestelde telefoongebruik door verdachte en medeverdachten,
- de gemaakte tijdlijn naar aanleiding van telecomanalyse en bewakingsbeelden,
- de in dit onderzoek relevante getapte telefoongesprekken en
- de processen-verbaal van stemherkenning betreffende de medeverdachten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De raadsman voert onder meer aan dat niet is komen vast te staan dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer 06 84827690. Daarnaast is het proces-verbaal van stemherkenning, opgemaakt door verbalisant [verbalisant], onvoldoende met waarborgen omkleed en kan derhalve niet aan het bewijs bijdragen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe het volgende.
De vindplaatsvermeldingen van de onderstaande bewijsmiddelen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van een (zaaks)dossier, zoals bijvoorbeeld ‘p. 1 van Einddossier, Algemeen, map 1’ of ‘p. 1 van 09Delftplus’ (oftewel pagina 1 van het dossier 09Delftplus (zaak 1) met dossiernummer PL0910-2012087226), tenzij anders is vermeld. De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Voor zover er sprake is van het bestaan van beeldmateriaal in de vorm van camerabeelden, zijn deze beelden ook door de rechtbank bekeken.
Onderzoek 09Doega11
Op 30 oktober 2011 werd onder leiding van een officier van justitie van het arrondissementsparket Utrecht een onderzoek gestart onder de naam 09Boni11, naar aanleiding van een aangifte waaruit bleek dat men kennelijk voorbereidingshandelingen trof voor een overval op supermarkt Boni, gevestigd in Utrecht. In het kader van dit onderzoek werden op vordering van een officier van justitie en met machtiging van de rechter-commissaris van het arrondissement Utrecht, diverse telefoons getapt. Gedurende het onderzoek bleek uit de afgeluisterde gesprekken in combinatie met de paallocaties en het door het team ingestelde onderzoek, dat in dat onderzoek in beeld gekomen personen zich kennelijk tevens bezig hielden met het plegen van insluipingen en (dak)inbraken in onder andere supermarkten. Daarnaast bleek dat de verdachten die in onderzoek 09Boni11 naar voren kwamen, deel uit maakten van een criminele jeugdgroep uit de stad Utrecht waarnaar op 27 september 2011 een onderzoek was gestart onder de naam 09Doega11. Derhalve werd besloten het onderzoek naar deze insluipingen en (dak)inbraken voort te zetten onder de naam 09Doega11.
Modus Operandi
Door het onderzoeksteam 09Doega11 zijn meer dan 20 feiten, gepleegd op locaties verspreid door heel Nederland, in behandeling genomen. Uit het onderzoek naar deze zaken kwam naar voren dat de daders een min of meer vaste werkwijze hanteerden om een inbraak c.q. kluiskraak te plegen. Deze vaste werkwijze, de modus operandi, kenmerkte zich onder meer door een voorverkenning, de insluiting van een mededader, en door de verdere uitvoering van de inbraak.
Voorverkenning:
Uit de afgeluisterde gesprekken, in combinatie met de gegevens voortkomend uit de historische printgegevens en in combinatie met de beschikbaar gestelde beelden van de diverse supermarkten, bleek dat een inbraak over het algemeen voorafgegaan werd door één of meerdere voorverkenningen.
Een voorverkenning werd over het algemeen uitgevoerd door twee tot vier personen. Een voorverkenning was kennelijk bedoeld om te onderzoeken of het betreffende pand geschikt was voor een inbraak c.q. insluiping. Uit de incidenten die door het onderzoeksteam werden onderzocht bleek dat de verdachten bij deze voorverkenning met name op zoek waren naar het magazijn, kennelijk om vast te kunnen stellen waar de alarmkabels van het alarm zich bevonden. Dit gezien het feit dat bij iedere (geslaagde) inbraak de alarmkabels waren gesaboteerd. Daarnaast bleek uit onderzoek van een bij een verdachte in beslag genomen computer dat op de site Google naar diverse supermarkten door heel Nederland was gezocht.
Insluiting:
Nadat een voorverkenning was gedaan vond over het algemeen een insluiting plaats. Eén van de personen liet zich insluiten in de meterkast of magazijnruimte van het betreffende pand. Vervolgens werd door deze persoon gewacht tot de winkel was gesloten en al het personeel van de betreffende winkel het pand had verlaten. Daarna, al dan niet op (telefonische) aanwijzingen van een ander, knipte of zaagde hij de alarmkabels door, kennelijk om te voorkomen dat er een alarm af zou gaan. Gedurende de tijd dat de persoon ingesloten was in het betreffende pand terwijl het personeel daar nog aanwezig was, werd het pand van buitenaf door één of meerdere personen vermoedelijk in de gaten gehouden. Dit is onder meer af te leiden uit diverse telefooncontacten met de ingesloten persoon.
Tevens bleek dat de mededaders veelal op afstand wachtten totdat duidelijk was dat het alarm onklaar was en er kennelijk geen gevaar voor betrapping meer was. Uit de geslaagde inbraken/kluiskraken werd duidelijk dat de ingesloten persoon het pand na het doorknippen van de alarmkabels verliet. Enkele uren later werd de inbraak/kluiskraak dan afgemaakt, waarbij gebruik werd gemaakt van professioneel gereedschap.
Inbraak:
Nadat het alarm was uitgeschakeld en hierop niet door de beveiliging en/of politie werd gereageerd, vond het vervolg van de inbraak plaats. Uit het onderzoek is gebleken dat dit vermoedelijk op de volgende manier gebeurde. De dader die ingesloten was knipte/zaagde de alarmkabels door, kwam uit de meterkast/magazijn ruimte, rende enkele malen door het pand (kennelijk om te onderzoeken of het alarm daadwerkelijk was uitgeschakeld), opende de nooddeur en zorgde dat die van buitenaf te openen was en verliet het pand. Na enkele uren maakten de daders de inbraak af, al dan niet inclusief een (poging tot) kluiskraak. Daarnaast is gebleken dat men tijdens de inbraak kennelijk gebruik maakte van personen die buiten op de uitkijk stonden om de medeverdachten die in het pand met de inbraak bezig waren tijdig te kunnen waarschuwen indien de politie en/of beveiliging ter plaatse zou komen. Voor de communicatie onderling werd daarbij onder andere gebruik gemaakt van portofoons terwijl de mobiele telefoons dan kennelijk waren uitgeschakeld.
Hierna zal de rechtbank, in het kader van hetgeen hierboven is overwogen, de bewijsmiddelen weergeven en nader motiveren waarom zij tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde komt.
09Zoetermeer
Getuige [getuige], werkzaam bij de C1000 te Zoetermeer, heeft verklaard dat hij op 1 februari 2012 om 19.15 uur twee jongens in de winkel zag die constant om zich heen keken. Jongen 1 was ongeveer 25 jaar oud, 1.90 meter lang en had een Marokkaans uiterlijk. Jongen 2 was ongeveer 22 jaar oud, 1.70 meter lang en had eveneens een Marokkaans uiterlijk. [getuige] hoorde van collega [getuige 2] dat hij die jongens ook had gezien. [getuige 2] vertelde dat ze zich vreemd gedroegen en constant heen en weer in een pad liepen, maar niets pakten. Ze keken de hele tijd om zich heen. Dit pad bevindt zich achter in de winkel en geeft toegang tot het magazijn. [getuige] hoorde van [getuige 2] dat jongen 2 opeens in het magazijn stond. Omstreeks 19.45 uur is [getuige] samen met [getuige 2] naar buiten gelopen om spullen binnen te halen. Toen zij weer naar binnen liepen, zagen zij jongen 1 naar buiten lopen. Jongen 2 liep op dat moment niet bij hem. Zij hebben jongen 2 niet zien vertrekken. Omstreeks 20.00 uur werd de toegang tot de winkel voor klanten afgesloten. Omstreeks 21.15 uur heeft [getuige] de achterdeur vergrendeld door middel van een stalen balk. Vervolgens heeft hij het alarm erop gezet. Hij heeft zelfs nog geluisterd dat het alarm er echt op ging. Daarna heeft hij de winkel afgesloten door middel van een rolluik en slot en sleutel. Hij heeft de winkel onbeschadigd en in goede orde achtergelaten.
Op 2 februari 2012 deed [aangever 1], namens De C1000, aangifte van inbraak in de supermarkt C1000, gelegen aan de [adres] te [woonplaats].
Hij heeft verklaard dat op 1 februari 2012 te 21.45 uur de C1000 door [getuige] is afgesloten. De winkel is in goede orde achtergelaten. Op donderdag 2 februari 2012 om 6.45 uur werd aangever gebeld door de slager [slager]. Hij vertelde dat er ingebroken was in de C1000. Aangever is naar de C1000 gegaan en zag dat de kantoren overhoop gehaald waren. Hij zag dat de kluis was opengebroken. Hij zag dat de tabakskast in het magazijn was opengebroken. Aangever zag dat er tabak miste. Vervolgens ging aangever via het kantoor van de afdelingsmanager naar het ondernemerskantoor waar aangever zag dat de patchkast, automatiseringskast, kapot gemaakt was. Hij zag dat de server eruit getrokken was. De goten, waar de kabels in gaan, waren vernield. De harde schijf was uit de server gehaald. De computer waar de camerabeelden worden opgeslagen was nog geheel intact.
Aangever constateerde dat vijf camera’s vernield waren en dat bij de kassa’s de tabaksvoorraden opengebroken waren. Hij zag dat er tabak miste. Hij zag dat de nooduitgang bij de slagerij open stond, maar verder was er geen braakschade geconstateerd.
Uit de aanvulling op de aangifte volgt dat de totale schade € 62.001,36 bedraagt. Er is een bedrag van € 26.276,21 weggenomen aan contanten (omzet deel) en een bedrag van
€ 17.392,35 aan contanten (kasgeld deel) en voor € 2.211,84 aan tabaksgoederen. Eveneens is een lege verpakking scheermesjes aangetroffen.
Verbalisant [verbalisant 1] kwam op 2 februari 2012 ter plaatse. Hij trof meerdere kassalades en afroomkluisjes aan. Hij zag dat de lades en afroomkluisjes waren verbroken en verbogen. Hij had van de alarmcentrale vernomen dat op 2 februari 2012 te 21.00 uur het alarm van de C1000 werd losgekoppeld van de telefoonlijn en dus niet meer kon functioneren. [verbalisant 1] zag voorts dat een bewegingssensor in de meterkast was afgeplakt met een witte sticker of tape. Uit de patchkast in het kantoor waren harde schijven weggenomen. Op de camerabeelden, welke opgenomen zijn in de C1000, zag verbalisant [verbalisant 1] dat op 2 februari 2012 om 01.20 uur, 3 personen in donkere kleding vanaf de nooddeur via de broodafdeling de C1000 binnen kwamen rennen. Hij zag dat de achterste persoon een koevoet in zijn hand had. Twee personen betraden de kluisruimte en draaiden de camera weg die in de kluisruimte hangt.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] kwamen direct na de inbraakmelding ter plaatse. Zij constateerden dat de nooduitgang op een kier stond. Zij zagen dat er naast de deur van de nooduitgang een stuk karton van 15 bij 40 centimeter lag.
In het onderzoek 09Doega 11 wordt het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (verder te noemen: *0019) getapt. In het kader van het onderzoek naar 09Zoetermeer bleken de gesprekken die op 2 februari 2012 te 4.28 uur en te 4.37 uur via dit telefoonnummer werden gevoerd van belang. De gesprekken werden gevoerd met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] (verder te noemen: *7690).
De rechtban stelt vast dat de gebruiker van *7690 verdachte is . Dit volgt onder meer uit de verklaring van [getuige 3]. Zij heeft verklaard dat zij woonruimte en een garagebox op het adres [adres] te [woonplaats] verhuurt aan [medeverdachte 1] en [verdachte]. Zij heeft 3 à 4 keer per maand telefonisch contact met de broers, omdat zij de huur niet (tijdig) betalen. Het telefoonnummer van [verdachte] is *7690. Dit staat ook op het huurcontract. De laatste tijd, als de verhuurster [verdachte] belt, krijgt zij [medeverdachte 1] aan de lijn. Sinds [verdachte] vast zit dus.
Een en ander komt overeen met wat de gebruiker van *7690 zegt. Deze gebruiker belt met de gebruiker van *0019 en zegt: ik heb probleem met die vrouw, de huur. [medeverdachte 1] ook.
Verdachte heeft tegenover de politie niet ontkend maar min of meer bevestigd dat het nummer *7690 van hem is. Weliswaar heeft hij verklaard dat hij zijn telefoon wel eens uitleent, maar hij weet niet aan wie, ook niet alleen bij voornaam. De rechtbank acht dit uitlenen dan ook niet aannemelijk en stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte [verdachte] de vaste gebruiker is van het telefoonnummer *7690.
Op 1 februari 2012 om 21.53 uur belt de gebruiker van nummer *0019 met verdachte. De gebruiker van nummer *0019 straalt op dat moment aan op een zendmast in Zoetermeer.
*0019 zegt: He, luister, geef twee van die dinges. Als het aan mij lag ging je mee. Ik zweer op Allah ze gaan jou niet mee laten, geloof mij nou. Luister, ik zeg tegen jou ik weet precies wat hier is. Het is niet van mij, maar ik weet precies wat hier is e dinges. Ze komen die twee dingen halen toch, wij zijn met vijf man. Ik maak met jou goed he dinges man. Je kan niet mee vriend, begrijp dat man. Mohem, ik laat jou zometeen horen. Ze geven mij belletje en dan zeg ik ga naar hem.
Verdachte zegt in dit telefoongesprek tegen de gebruiker van *0019: 2 van die dingen is goed, helemaal niks meer? Okee dan is het toch helemaal geregeld. Ik ga mee he. Ik ga sowieso mee, kofferbak handboeien bij hem en bij mij waar hij gaat ga ik ook. Hitie je ben een sukkel. Je moet gewoon zeggen ik kan niet mee, ik moet met nog iemand. Klaar. Zit je daar nu? Zit je al? Het is toch niet van jou? Laat mij dan ook weten. Je klinkt nu net of ik een onbekende ben. Wat is er nou Hitie. Zeg maar die spullen zijn toch van mij he vriend? Ik heb jou betaald. Ik ben moeilijk. Weet je waarom. Ik wil niet aan de kant geschoven worden.
Ik wil gewoon mee. Hoe laat, bel mij.
In een gesprek met de gebruiker van *0019 zegt verdachte op 1 februari 2012 om 23.29 uur: Sowieso die sigaretten, en de rest, die scheermesjes, je weet toch, die zijn voor mij heh. Maar jij laadt alles voor mij. En dan later moet je mij het adres geven.
Uit bovenvermeld gesprek tussen de gebruiker van nummer *0019 en verdachte, maakt de rechtbank op dat verdachte graag mee wil doen aan iets, maar dat de gebruiker van *0019 dat afhoudt, maar wel aan verdachte vraagt om iets klaar te zetten dat dan door anderen opgehaald zal worden. Verdachte vraagt aan de gebruiker van *0019 of hij al zit. Gelet op de modus operandi verstaat de rechtbank dat verdachte aan zijn gesprekspartner vraagt of hij al in een locatie zit waar een inbraak zal plaatsvinden. Verdachte is aldus op de hoogte van de op handen zijnde inbraak en wil hier graag aan meedoen.
De gebruiker van het nummer *0019 straalt op 1 februari 2012 om 19.35 uur aan op een zendmast in Zoetermeer. Dit nummer blijft aanstralen in Zoetermeer tot 2 februari 2012 om 4.49 uur. Daarna wordt er tussen 5.00 uur en 5.47 uur aangestraald langs de route van Zoetermeer naar Utrecht.
Het nummer van verdachte straalt tot 2 februari 2012 om 4.37 uur aan op een paallocatie te De Bilt. Vanaf dat punt verplaatst verdachte zich met zijn telefoon naar Zoetermeer, alwaar hij om 5.17 uur een paallocatie aanstraalt. Om 6.27 uur is verdachte terug in De Bilt. Deze verplaatsing van verdachte en zijn telefoon komt precies overeen met de inhoud van de telefoongesprekken die verdachte op dat moment heeft gevoerd met de gebruiker van *0019 die zich gedurende die tijd in Zoetermeer bevond.
Op 2 februari 2012 om 4.28 uur belt verdachte namelijk met *0019. Hij zegt: En? Waar Zoetermeer? Nee, ik heb geen tomtom. Nu, nu, nu. Sms mij nu die adres. Heb je alles klaar gelegd voor mij?
Zijn gesprekspartner zegt tegen verdachte: Gas, gas, Zoetermeer. Ik heb alles opgeruimd en alles zit in de zakken en staat bij de deur. Als je snel gast dan kom je ons hier nog tegen. Ik sms jou die straat. De deur aan de achterkant in de hoek is open. Schrijf de straat op: Blauw witstraat. Het is een C11.
Vervolgens worden er tussen 4.43 uur en 5.04 uur weer enkele gesprekken gevoerd tussen (het toestel van) verdachte en de gebruiker van nummer *0019. De gehele route vanaf de A12 naar de locatie alwaar de buit verstopt is, is per telefoon doorgegeven aan verdachte. Uiteindelijk zegt verdachte: Safi, ik heb ze…
Verbalisanten hebben de uitgeluisterde route nagereden en komen uit bij het elektriciteitskastje waar de buit verstopt zou zijn geweest. De route, zoals in de tapgesprekken verwoord, komt overeen met de waarnemingen van verbalisanten.
De rechtbank concludeert dat de route die door de gebruiker van *0019 is doorgegeven aan verdachte, verdachte rechtstreeks van de A12 naar een elektriciteitshuisje vlak bij de in die zelfde nacht overvallen C1000 te Zoetermeer leidt.
Verdachte was al op de hoogte van de geplande inbraak en wilde meedoen. Maar nu dat niet mocht, wilde verdachte in ieder geval delen in de buit. Zo is het geschied, zo blijkt uit bovenstaande bewijsmiddelen. Verdachte heeft op voorhand veel contact met de mededader(s). Na de gepleegde inbraak wordt hij meteen door een dader ingeseind en worden er specifiek voor hem goederen klaargelegd. Hij gaat er op aanwijzing van een mededader naar toe en haalt de klaar gelegde goederen weg terwijl en mede waardoor de inbraak wordt voltooid. Ook al is verdachte niet daadwerkelijk gedurende de hele inbraak aanwezig en baalt hij van het feit dat hij niet mee mag doen, maken de gedragingen dat hij goederen voor de daders regelt en dat hij met een deel van de buit er vandoor gaat, dat de rechtbank verdachte ziet als medepleger van de inbraak in de C1000 te Zoetermeer.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair
(deelonderzoek 09Zoetermeer)
in de periode van 1 februari 2012 tot en met 2 februari 2012 te Zoetermeer, tezamen en in
vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een C1000 supermarkt (gevestigd aan de Groen-Blauwlaan 109) heeft weggenomen een grote hoeveelheid sigaretten/rookwaar (ter waarde van 2.211,84 euro) en een hoeveelheid geld (te weten een bedrag van 26.276, 21 euro en een bedrag van 17.392,35 euro) en een hoeveelheid scheermesjes en een harde computerschijf, toebehorende aan de C1000 supermarkt en/of [aangever 1], waarbij zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, door:
- na sluitingstijd en nadat het personeel die supermarkt had verlaten het vernielen van een patchkast en het doorknippen van draden van de alarminstallatie en het openzetten van de nooduitgang van die winkel en het door die geopende nooduitgang die winkel binnengaan en
- het openbreken, althans forceren van een of meer (zogenaamde) afroomkluisje(s) en het openbreken, althans forceren van de sigaretten/rookwaarkasten en
- het openbreken, in elk geval forceren, van een kluis (in het kassakantoor).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van één jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om vrijspraak.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een zeer brutale inbraak in een supermarkt. De inbraak is op geraffineerde en professionele manier uitgevoerd, waarbij veel schade is aangericht en waarbij een groot geldbedrag en voor een groot bedrag aan goederen is buitgemaakt. Verdachte heeft daarmee te kennen gegeven geen enkel respect voor het eigendom van anderen te hebben en zijn eigen materiële wensen boven de belangen van anderen te stellen. Feiten, zoals door verdachte gepleegd, hebben een grote impact op de getroffen eigenaren en het personeel van de supermarkt en brengen gevoelens van onveiligheid te weeg in de samenleving. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het door verdachte gepleegde feit een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, uit oogpunt van genoegdoening aan de slachtoffers en de samenleving, alsook uit oogpunt van generale en speciale preventie.
In de persoon van de verdachte heeft de rechtbank geen reden voor matiging van de straf gevonden. Integendeel, verdachte heeft geen werk en geen opleiding maar wel een voor zijn leeftijd zeer lang strafblad van 20 pagina’s, waarop onder meer veroordelingen staan tot langdurige gevangenisstraffen voor ernstige vermogensmisdrijven, al dan niet met geweld, en voor opiumwetdelicten. Het strafblad getuigt van een schokkende en ondermijnende normloosheid. Dit werkt niet in zijn voordeel. Hetzelfde geldt voor het feit dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor hetgeen hij heeft gedaan. Ondanks het feit dat hij zijn voorlopige hechtenis was geschorst tot aan de zitting en hij behoorlijk daartoe is opgeroepen, is verdachte niet ter zitting verschenen.
Alles afwegende acht de rechtbank het noodzakelijk een zwaardere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. Een voorwaardelijk deel is, gezien het strafblad van verdachte, een reeds lang gepasseerd station.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
De voorvragen
- verklaart de dagvaarding nietig voor zover deze betrekking heeft op het woordje ‘en’ in de tekst ‘en/of’ tussen A en B onder het subsidiair tenlastegelegde;
- verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van veertien maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. M.A.A.T. Engbers en
mr. M.A.E. Somsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 oktober 2012.