ECLI:NL:RBUTR:2012:BX9743

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
9 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655895-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak in supermarkt met gebruik van inbrekerswerktuigen en samenwerking tussen verdachten

In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een poging tot inbraak in de Coop-supermarkt in Doetinchem, heeft de rechtbank op 9 oktober 2012 uitspraak gedaan. De verdachte, samen met medeverdachten, heeft in de nacht van 24 op 25 december 2011 geprobeerd in te breken in de supermarkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een vaste modus operandi hanteerden, waarbij voorafgaand aan de inbraak een voorverkenning plaatsvond. De verdachte heeft zich laten insluiten in de supermarkt, terwijl een medeverdachte de winkel verliet en telefonisch contact onderhield met de ingesloten verdachte. De rechtbank heeft op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de inbraak en dat hij met inbrekerswerktuigen op weg was naar de supermarkt om de inbraak te voltooien. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen inbrekerswerktuigen verbeurd verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655895-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 oktober 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1988] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
Raadsman: mr. P.J. Roelse, advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25 september 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte primair: in de periode van 24 december 2011 tot en met 25 december 2011 met anderen in de supermarkt Coop te Doetinchem heeft geprobeerd in te breken, subsidiair dat verdachte daaraan medeplichtig is.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft daartoe, kort samengevat, gewezen op:
- de gevolgde modus operandi in deze zaak en in de andere zaken in het onderzoek Doega,
- de gedane herkenningen, die door verbalisanten die verdachte reeds kenden zijn gedaan en die zij betrouwbaar acht,
- het vastgestelde telefoongebruik door verdachte en medeverdachten,
- de gemaakte tijdlijn naar aanleiding van de analyse telecom en bewakingsbeelden,
- de in dit onderzoek relevante getapte telefoongesprekken en
- de processen-verbaal van stemherkenning betreffende de medeverdachten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs niet tot een bewezenverklaring kan komen. De raadsman heeft daartoe naar voren gebracht dat verdachte de verdenking gemotiveerd betwist en dat hij slechts wilde gaan stappen in Arnhem en niet op weg was naar Doetinchem. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat er geen sprake is van medeplegen omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte uitvoeringshandelingen heeft verricht. Ook is verdachte, aldus de raadsman, niet op andere wijze betrokken bij enige (uitvoerings)handeling, zodat ook van medeplichtigheid geen sprake is.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe het volgende.
De vindplaatsvermeldingen van de onderstaande bewijsmiddelen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van een (zaaks)dossier, zoals bijvoorbeeld ‘p. 1 van Einddossier, Algemeen, map 1’ of ‘p. 1 van 09Doetje’ (oftewel pagina 1 van het dossier 09Doetje 11 (zaak 11) met dossiernummer PL0915/2012057059), tenzij anders is vermeld. De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Voor zover er sprake is van het bestaan van beeldmateriaal in de vorm van camerabeelden, zijn deze beelden ook door de rechtbank bekeken.
Onderzoek 09Doega11
Op 30 oktober 2011 werd onder leiding van een officier van justitie van het arrondissementsparket Utrecht een onderzoek gestart onder de naam 09Boni11, naar aanleiding van een aangifte waaruit bleek dat men kennelijk voorbereidingshandelingen trof voor een overval op supermarkt Boni, gevestigd in Utrecht. In het kader van dit onderzoek werden op vordering van een officier van justitie en met machtiging van de rechter-commissaris van het arrondissement Utrecht, diverse telefoons getapt. Gedurende het onderzoek bleek uit de afgeluisterde gesprekken in combinatie met de paallocaties en het door het team ingestelde onderzoek, dat in dat onderzoek in beeld gekomen personen zich kennelijk tevens bezig hielden met het plegen van insluipingen en (dak)inbraken in onder andere supermarkten. Daarnaast bleek dat de verdachten die in onderzoek 09Boni11 naar voren kwamen, deel uit maakten van een criminele jeugdgroep uit de stad Utrecht waarnaar op 27 september 2011 een onderzoek was gestart onder de naam 09Doega11. Derhalve werd besloten het onderzoek naar deze insluipingen en (dak)inbraken voort te zetten onder de naam 09Doega11.
Modus Operandi
Door het onderzoeksteam 09Doega11 zijn meer dan 20 feiten, gepleegd op locaties verspreid door heel Nederland, in behandeling genomen. Uit het onderzoek naar deze zaken kwam naar voren dat de daders een min of meer vaste werkwijze hanteerden om een inbraak c.q. kluiskraak te plegen. Deze vaste werkwijze, de modus operandi, kenmerkte zich onder meer door een voorverkenning, de insluiting van een mededader, en door de verdere uitvoering van de inbraak.
Voorverkenning:
Uit de afgeluisterde gesprekken, in combinatie met de gegevens voortkomend uit de historische printgegevens en in combinatie met de beschikbaar gestelde beelden van de diverse supermarkten, bleek dat een inbraak over het algemeen voorafgegaan werd door één of meerdere voorverkenningen.
Een voorverkenning werd over het algemeen uitgevoerd door twee tot vier personen. Een voorverkenning was kennelijk bedoeld om te onderzoeken of het betreffende pand geschikt was voor een inbraak c.q. insluiping. Uit de incidenten die door het onderzoeksteam werden onderzocht bleek dat de verdachten bij deze voorverkenning met name op zoek waren naar het magazijn, kennelijk om vast te kunnen stellen waar de alarmkabels van het alarm zich bevonden. Dit gezien het feit dat bij iedere (geslaagde) inbraak de alarmkabels waren gesaboteerd. Daarnaast bleek uit onderzoek van een bij een verdachte in beslag genomen computer dat op de site Google naar diverse supermarkten door heel Nederland was gezocht.
Insluiting:
Nadat een voorverkenning was gedaan vond over het algemeen een insluiting plaats. Eén van de personen liet zich insluiten in de meterkast of magazijnruimte van het betreffende pand. Vervolgens werd door deze persoon gewacht tot de winkel was gesloten en al het personeel van de betreffende winkel het pand had verlaten. Daarna, al dan niet op (telefonische) aanwijzingen van een ander, knipte of zaagde deze persoon de alarmkabels door, kennelijk om te voorkomen dat er een alarm af zou gaan. Gedurende de tijd dat de persoon ingesloten was in het betreffende pand terwijl het personeel daar nog aanwezig was, werd het pand van buitenaf door één of meerdere personen vermoedelijk in de gaten gehouden. Dit is onder meer af te leiden uit diverse telefooncontacten met de ingesloten persoon.
Tevens bleek dat de mededaders veelal op afstand wachtten totdat duidelijk was dat het alarm onklaar was en er kennelijk geen gevaar voor betrapping meer was. Uit de geslaagde inbraken/kluiskraken werd duidelijk dat de ingesloten persoon het pand na het doorknippen van de alarmkabels verliet. Enkele uren later werd de inbraak/kluiskraak dan afgemaakt, waarbij gebruik werd gemaakt van professioneel gereedschap.
Inbraak:
Nadat het alarm was uitgeschakeld en hierop niet door de beveiliging en/of politie werd gereageerd, vond het vervolg van de inbraak plaats. Uit het onderzoek is gebleken dat dit vermoedelijk op de volgende manier gebeurde. De dader die ingesloten was knipte/zaagde de alarmkabels door, kwam uit de meterkast/magazijn ruimte, rende enkele malen door het pand (kennelijk om te onderzoeken of het alarm daadwerkelijk was uitgeschakeld), opende de nooddeur en zorgde dat die van buitenaf te openen was en verliet het pand. Na enkele uren maakten de daders de inbraak af, al dan niet inclusief een (poging tot) kluiskraak. Daarnaast is gebleken dat men tijdens de inbraak kennelijk gebruik maakte van personen die buiten op de uitkijk stonden om de medeverdachten die in het pand met de inbraak bezig waren tijdig te kunnen waarschuwen indien de politie en/of beveiliging ter plaatse zou komen. Voor de communicatie onderling werd daarbij onder andere gebruik gemaakt van portofoons terwijl de mobiele telefoons dan kennelijk waren uitgeschakeld.
Beeldherkenning
In het onderzoek 09Doega11 bevinden zich in de meeste deelonderzoeken processen-verbaal van herkenning van een of meer verdachten die werden herkend van (foto’s van) camerabeelden gemaakt op de plaats delict. In de ‘Aanvulling op het Einddossier’ zijn processen-verbaal van bevindingen opgenomen met daarin een nadere toelichting door de betreffende verbalisanten op de totstandkoming van de herkenningen. Over de herkenningen en de omstandigheden waaronder de herkenningen tot stand zijn gekomen en de wijze waarop processen-verbaal zijn opgemaakt is bij de rechter-commissaris voorts de teamleider van het onderzoek 09Doega11, [getuige 1], als getuige gehoord.
De raadsman heeft de betrouwbaarheid van de gedane herkenningen gemotiveerd betwist.
De rechtbank overweegt voor wat betreft de betrouwbaarheid van de herkenningen in dit onderzoek als volgt.
De herkenningen betreffen (gezichts)herkenningen van een voor de desbetreffende getuige (in casu: telkens een verbalisant van politie) bekend gezicht. De desbetreffende verbalisanten hebben bij de gedane herkenningen steeds aangegeven dat ze de desbetreffende verdachte uit hoofde van hun werk bij de politie al kenden vóórdat ze de foto’s/bewegende beelden zagen. Ook is aangegeven hoe lang en hoe ze de herkende verdachte kenden.
De rechtbank merkt op dat in het algemeen een bekende herkennen makkelijker is dan een herinnering aan een gezicht verwoorden of een onbekende herkennen. De strenge eisen die aan een (foto)Oslo-confrontatie worden gesteld hoeven dan ook niet in gelijke mate te worden gesteld aan een herkenning van een bekende. Dat neemt echter niet weg dat ook bij herkennen fouten gemaakt kunnen worden en dat zorgvuldig gekeken dient te worden hoe en onder welke omstandigheden een herkenning tot stand is gekomen.
De rechtbank merkt allereerst op dat de waarneming en opslag van informatie in het geheugen in positieve zin wordt beïnvloed door de taak van de waarnemer en datgene wat voor hem/haar interessant is. In casu is die taak telkens de handhaving van de openbare orde en de opsporing, meer in het bijzonder in een of meer specifieke wijk(en) van de stad Utrecht, wijken waar de desbetreffende verdachten woonachtig zijn. In het onderhavige onderzoek worden diverse verdachten bovendien (veelal) door meerdere verbalisanten herkend, zodat deze herkenningen elkaar ook ondersteunen. De herkenningen zijn allemaal gedaan op basis van beelden die aan het dossier zijn toegevoegd.
De rechtbank waardeert het bewijsmiddel ‘proces-verbaal bevindingen, betreffende een beeldherkenning’, voor zover gedaan door een verbalisant die relateert dat hij/zij verdachte ‘kent’ en op beelden herkent, in beginsel dan ook als betrouwbaar. Daar waar door de verdediging een concreet en specifiek verweer ten aanzien van een herkenning is gevoerd zal de rechtbank daar bij het desbetreffende feit nader op in gaan.
Hierna zal de rechtbank, in het kader van hetgeen hierboven is overwogen, de bewijsmiddelen weergeven en nader motiveren waarom zij tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde komt.
09Doetje
De feiten
Op 25 december 2011 deed [aangever 1], namens Coop, aangifte van (poging) inbraak in de supermarkt Coop, gelegen aan de Terborgseweg 27 te Doetinchem.
Zij heeft verklaard dat zij op 25 december 2011 omstreeks 01.00 uur gebeld werd door de meldkamer dat er een inbraak had plaatsgevonden. Toen zij ter plaatse kwam zag zij gelijk dat de deur van de nooduitgang open stond. Er waren wat lichte moetafdrukken in de deur te zien.
De meterkast zit direct naast de nooddeur. Aangeefster zag dat de blauwe telefoonkabel in de meterkast was doorgezaagd. Door het doorzagen van de telefoonkabel wordt het alarm uitgeschakeld. Het geluidsalarmkastje lag kapot op de grond. Aangeefster zag een schoenafdruk op de toonbank. De schoenafdruk is veiliggesteld door de politie. Op camerabeelden zag aangeefster dat een dader vanaf de nooddeur in beeld komt. Hij loopt daarna naar kassa 1 en klimt op de toonbank. Later bleek dat hij daar het alarmkastje van de muur heeft geslagen. Daarna rent de dader terug en verlaat hij de winkel via de nooddeur. Een halve minuut later komt de dader weer de winkel binnen. Hij loopt nu ook het magazijn in en voelt aan de roldeur.
Aangeefster heeft vastgesteld dat er niets is weggenomen. Zij vermoedt dat de knop van de nooddeur is opengedraaid, anders heeft zij geen verklaring voor hoe de dader is binnengekomen.
Op beelden van zaterdag 24 december 2011 van de bewakingscamera’s van supermarkt Coop in Doetinchem, gemaakt tijdens de openingstijd van de winkel, is door de verbalisant het volgende gezien. Rond 16.33 uur betreden twee personen, persoon 1 en persoon 2, enkele minuten na elkaar de supermarkt. Persoon 1 en persoon 2 worden beiden op de beelden herkend en zijn beiden woonachtig in Utrecht. Ze zullen hierna steeds worden aangeduid als P1 en P2. P1 kijkt opvallend om zich heen. Beide personen lopen door de winkel en ontmoeten elkaar enkele malen en staan dan kort met elkaar te praten. P2 verlaat om 16.47 uur de supermarkt, op de beelden is niet te zien dat P1 de supermarkt verlaat.
Conclusies van de rechtbank
Bezien in verband met de bovenomschreven modus operandi en het feit dat er in de nacht van 24 op 25 december 2011 vervolgens een poging tot diefstal in deze supermarkt heeft plaatsgevonden, waarbij niet is gebleken dat de dader zich de toegang van buitenaf heeft verschaft, is de rechtbank op basis van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden van oordeel dat door P1 en P2 op 24 december 2012 een begin is gemaakt met de uitvoering van een poging tot inbraak in de Coop door P1 in de winkel achter te laten zodat deze zich na sluitingstijd en vertrek van al het personeel nog in de winkel bevond.
Vervolg feiten
Op de camerabeelden is te zien dat uren nadat P2 de winkel heeft verlaten, om 00.38:20 uur op 25 december 2011, de verlichting van de supermarkt gaat branden en dat vervolgens een persoon door de winkel rent en het magazijn in loopt. De persoon verlaat de supermarkt via de nooduitgang om 00.41 uur. Een getuige ziet ’s-nachts dat in de Coop het licht aan springt en dat er enkele seconden later een individu in de winkel rent. Getuige belt gelijk de politie. De meldkamer doet omstreeks 00.50 uur de melding van de inbraak uitgaan . Genoemde getuige geeft voorts aan de politie door dat de persoon de Coop uit rent, weer terug gaat en dan de winkel weer verlaat via de nooddeur. Getuige geeft door in welke richting de persoon weg rent. De politie zet de achtervolging in, onder meer met de inzet van een politiehond. Om 01.25 uur wordt een verdachte aangehouden in een garagebox op locatie [adres] te Doetinchem, welke straat zich op ongeveer 200 meter afstand van de desbetreffende Coop bevindt. De aangehouden verdachte blijkt te zijn bovengenoemde P1. In de garage worden goederen aangetroffen die niet van de eigenaar van de garage of van zijn gezin zijn. Het betreft twee schoenen (zwart met vier zilverkleurige strepen), een accu van een telefoon, een deel van een simkaart en een Nokiatelefoon. De telefoon en de SIM-kaart zijn onderzocht en in de aangetroffen lijst met contacten stonden diverse telefoonnummers (met bijbehorende contacten), waaronder die van P2.
Verdachte(n) op de A-12 ter hoogte van afslag Arnhem Noord, richting Duitsland.
Op zondag 25 december 2011, omstreeks 00.25 uur zien verbalisanten van de KMar een auto met kenteken [kenteken] met een snelheid van ongeveer 150 km/uur rijden richting Duitsland, ter hoogte van de afslag Arnhem Noord. Het voertuig wordt vervolgens omstreeks 00.30 uur staande gehouden. In de auto bevinden zich drie personen:
verdachte als bestuurder, de hierboven genoemde P2 als bijrijder en een derde persoon P3 als passagier. P2 en P3 hebben een joint. Op grond van de Opiumwet wordt de auto doorzocht. Als de kofferbak wordt doorzocht gaat P3 er rennend vandoor. In de kofferbak van de auto worden goederen aangetroffen die als inbrekerswerktuigen worden aangemerkt en vervolgens onder verdachte in beslag worden genomen. Het aangetroffen inbrekerswerktuig betreft drie koevoeten, een slijptol met slijpschijven, drie complete setjes donkere kleding, een bivakmuts, twee paar handschoenen, drie portofoons, drie setjes nieuwe donkere schoenen, een klopboormachine, vier beitels.
Verdachte heeft verklaard dat hij de drie portofoons had gevonden en ze een keer in de auto had gelegd omdat hij ze wilde verkopen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij wist van het gereedschap in de kofferbak en dat dit van de bijrijder was.
Telefonische contacten met P1 op 24 en 25 december 2011
Uit onderzoek is gebleken dat P1 gebruik maakte van het getapte telefoonnummer
[telefoonnummer 1]. Voorts is gebleken dat P2 gebruik maakt van het telefoonnummer
[telefoonnummer 2].
Nadat op 24 december 2011 rond 16.47 uur P2 de Coop heeft verlaten is er telefonisch contact tussen P1 en P2, zowel via sms-berichten als via gesprekken. De telefoon van P1 straalt steeds een paal aan de Terborgseweg in Doetinchem aan.
Om 16.58 uur vraagt P1 aan P2 of alles veilig is en P2 antwoordt dat alles goed is. P2 vraagt P1 om hem te sms-en als hij alleen is en zegt dat P1 ‘die grijze niet moet raken’ maar ‘die dunne witte moet doen’.
Om 18.09 uur zegt P1 tegen P2 ‘Ze zijn weg’. ‘OK’ antwoordt P2.
Om 18.23 uur stuurt P2 een sms naar P1 ‘onderweg terug’. ‘Okej’, antwoordt P1, ‘en op tijd hier zijn he.’
Om 22.16 uur vraagt P1 ‘Wanneer komen jullie’. P2 antwoordt: ‘ik kom zo’.
Om 22.51 uur bericht P2 aan P1 ‘we zijn vertrokken’ en (om 23.38 uur): ‘ik ben onderweg, op de snelweg.’
Om 00.07 uur op 25 december 2011 sms’t P2 naar P1: ‘We zijn stop gezet ik doe ff me tel uit.’
Om 00.15 uur belt P2 naar P1 en vertelt dat ze door de politie zijn aangehouden op de snelweg. Die andere, [A], heeft boetes openstaan en ze willen betalen. P2 zegt dat ze de kofferbak nog niet hebben gezien. ‘Als ze de kofferbak zien, dan nemen ze ons allemaal mee.’ P1 vraagt met hoeveel ze zijn gekomen en een andere persoon P3 antwoordt via de telefoon van P2: ‘met z’n drieën’.
Om 00.29 uur belt P2 met P1 (in het Marokkaans) en zegt dat ze in de auto aan het zoeken zijn en de spullen zullen vinden en dan zullen ze meegenomen worden. P2 zegt dat ze morgen weer vrij zullen zijn en dat P1 anders tot morgen kan wachten. P1, zo zegt P2 tegen hem, kan nu vast knippen en dan weg gaan. P1 vraagt hoe hij naar huis gaat. P2: ‘Ik weet het niet, bel iemand.’ P1 zegt: ‘Ik ga hem knippen, alles regelen en dan bel ik iemand die mij komt ophalen.’ P2 antwoordt: ‘Is goed, anders, als je vandaag niet alles gaat doen, laat het dan tot morgen, we komen morgen vrij.’
P1 heeft contact met een ander persoon en zegt (om 00.42 uur) tegen deze persoon: ‘(…) je komen deze kant op rijden, je moet niet via Arnhem want er is daar een controle.’ De telefoon van P1 straalt nog steeds dezelfde paallocatie aan in Doetinchem.
Vervolg conclusies van de rechtbank
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 25 december 2011 heeft een poging inbraak plaatsgevonden in de Coop in Doetinchem. Op 24 december 2011 zijn P1 en P2 de Coop binnengegaan en heeft P1 zich rond 16.45 uur in de winkel in laten sluiten. P2 heeft de winkel alleen verlaten en heeft vervolgens regelmatig contact onderhouden met P1 via de telefoon. P2 heeft Doetinchem op enig moment verlaten.
P2 is later diezelfde avond met twee andere personen vertrokken in de auto van verdachte. In de kofferbak lagen inbrekerswerktuigen, drie portofoons, drie setjes donkere kleding en drie paar zwarte schoenen. Verdachte was de chauffeur van die auto, P2 zat naast verdachte op de bijrijderstoel. P2 heeft tijdens de reis regelmatig contact via de telefoon met de op dat moment nog steeds ingesloten P1 en uit de inhoud van de contacten blijkt dat P2 op weg is naar Doetinchem om P1 te helpen met de inbraak. Via de telefoon van P2 heeft ook de passagier die achterin de auto zat, P3, contact met P1. Uit de inhoud van de gesprekken blijkt dat in ieder geval twee van de inzittenden van de auto van verdachte, zowel P2 als de passagier P3, kennelijk wisten van de inbraak en de insluiting van P1 in Doetinchem.
Dan wordt de auto van verdachte staande gehouden in Presikhaaf, Arnhem. Bij de politie verklaart P2 dat hij op weg was naar Arnhem om daar te gaan stappen. Dat is volstrekt niet in lijn met de inhoud van de berichten die hij naar de in Doetinchem ingesloten P1 stuurt, inhoudende dat ze op weg zijn en zo komen. Bovendien geeft P2 door aan P1 dat ze zijn aangehouden. P1 zal (dus) andere hulp moeten regelen en uit de telefooncontacten van P1 blijkt dat hij dat ook direct gaat doen. Dat alles maakt de verklaring van P2, dat hij op weg was naar het centrum van Arnhem omdat hij daar wilde gaan stappen, volstrekt ongeloofwaardig.
Ook verdachte heeft verklaard dat hij op weg was naar het centrum van Arnhem om te gaan stappen. De rechtbank heeft hierboven aangegeven dat en waaròm ze de verklaring van de bijrijder dat hij ging stappen in Arnhem volstrekt ongeloofwaardig acht. De chauffeur kan, hoewel dat niet logisch lijkt, in theorie een ander plan hebben gehad dan de bijrijder. P2, de naast verdachte in de auto zittende bijrijder, heeft het in zijn berichten aan de ingesloten P1 echter over ‘we’: ‘We zijn onderweg’, ‘we komen morgen weer vrij’. De passagier zegt tegen P1 dat ‘we’ met z’n drieën zijn: De rechtbank constateert dat verdachte met P2 en P3 in dezelfde auto onderweg was en dat verdachte derhalve kennelijk de derde is. De rechtbank heeft bovendien, na raadpleging van openbare bronnen, geconstateerd aan de hand van de bevindingen van de KMar dat verdachte toen hij werd staande gehouden reeds driekwart rond Arnhem heen was gereden en kennelijk niet de kortste weg vanuit Utrecht naar het centrum van Arnhem had genomen. Dit alles maakt dat de rechtbank ook de verklaring van verdachte dat hij op weg was naar Arnhem en daar wilde gaan stappen ongeloofwaardig acht. De rechtbank stelt vast dat verdachte met zijn auto kennelijk op weg was naar Doetinchem, maar door de interventie van de KMar de route heeft (moeten) verlaten.
In het licht van de hierboven beschreven modus operandi ziet de rechtbank de insluiting in de winkel als een uitvoeringshandeling van een poging tot inbraak in die winkel. Wetenschap van het feit dat iemand zich ongezien in een supermarkt laat insluiten duidt op wetenschap van het oogmerk van de inbraak. In casu wordt die wetenschap bevestigd in de inhoud van de telefonische contacten tussen de ingeslotene en P2, waarvan ondenkbaar is dat verdachte daar niets van heeft meegekregen of begrepen.
Vast staat dat P2 in de auto van verdachte zat en dat hij op weg was naar Doetinchem naar P1. In de kofferbak van de auto van verdachte zijn inbrekerswerktuigen aangetroffen. Ook zijn in de kofferbak, bij de werktuigen en drie sets zwarte kleding en drie paar zwarte schoenen, drie portofoons aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij die portofoons in de auto had gelegd, kennelijk bij de overige spullen. Gelet op de hierboven omschreven modus operandi waaruit blijkt dat bij inbraken portofoons werden gebruikt op het moment dat een inbraak werd voltooid en de spullen (door meerdere personen) uit de winkel werden gehaald gaat de rechtbank er van uit dat de portofoons bedoeld waren om te gebruiken bij voltooiing van de inbraak in Doetinchem, net zoals de kleding en het gereedschap.
Daarmee acht de rechtbank bewezen dat verdachte wetenschap had van de inbraak die gaande was in Doetinchem. Nu verdachte bovendien met medeverdachten, kleding, gereedschap en door verdachte meegenomen portofoons in zijn, verdachtes, auto op weg was naar Doetinchem om de inbraak te voltooien acht de rechtbank bewezen dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking bij de ten laste gelegde poging tot inbraak.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair
(deelonderzoek 09Doetje)
in de periode van 24 december 2011 tot en met 25 december 2011 te Doetinchem, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen
en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een supermarkt (gevestigd aan de Terborgseweg 27 te Doetinchem) weg te nemen geld en/of andere goederen van hun gading, toebehorende aan Coop supermarkt, en zich daarbij de toegang tot die supermarkt te verschaffen en dat/die weg te nemen geld en/of goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel, tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- zich laten insluiten in die supermarkt en
- na sluitingstijd van die supermarkt een kabel van de telefooninstallatie doorgezaagd, (waardoor de alarminstallatie van die supermarkt werd uitgeschakeld) en
- een alarmkastje (van het geluidsalarm van die supermarkt) kapotgeslagen en
- de nooddeur van die winkel (door middel van een breekvoorwerp) geopend en
- een (grote) hoeveelheid inbrekerswerktuig (slijptol met 12 slijpschijven en een klopboormachine en beitels en portofoons en handschoenen en donkere kleding (per auto) te vervoeren in de richting van Doetinchem,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Primair: Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of een valse sleutel.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van de voorlopige hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om vrijspraak.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer brutale poging tot inbraak in een supermarkt, waarbij schade is aangericht. Verdachte heeft daarmee te kennen gegeven geen enkel respect voor het eigendom van anderen te hebben en zijn eigen materiële behoeftes boven de belangen van anderen te stellen. Feiten, zoals door verdachte gepleegd, hebben een grote impact op de getroffen eigenaren en het personeel van de getroffen winkels en brengen gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het door verdachte gepleegde feit een gevangenisstraf van enige duur rechtvaardigt, uit oogpunt van genoegdoening aan de slachtoffers en de samenleving, alsook uit oogpunt van generale en speciale preventie.
Verdachte had ten tijde van zijn aanhouding geen zinnige dagbesteding en geen structurele (legale) bron van inkomsten en neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor hetgeen hij heeft gedaan. Hij heeft een berekenende proceshouding aangenomen. Hij heeft voorts aangegeven niet open te staan voor begeleiding van de reclassering. Om die reden zal de rechtbank geen verplicht reclasseringscontact opleggen. Daarnaast is verdachte, blijkens zijn strafblad, al eerder veroordeeld wegens vermogensmisdrijven en andere misdrijven. Teneinde verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van de straf in voorwaardelijk vorm op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een straf zoals in het dictum van dit vonnis vermeld passend en geboden. Deze straf is in overeenstemming met straffen die in soortgelijke zaken en onder vergelijkbare omstandigheden worden opgelegd en wijkt om die reden af van de eis van de officier van justitie.
7 Het beslag
7.1 De verbeurdverklaring
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen goederen verbeurd zullen worden verklaard. De raadsman refereert zich ten aanzien van het beslag aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlage II genoemde in beslag genomen voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard, nu het bewezen verklaarde feit is begaan en voorbereid met behulp van deze dan wel soortgelijke voorwerpen. De rechtbank merkt daarbij het volgende op. Het is op basis van het dossier niet mogelijk om met betrekking tot elk onder verdachte in beslag genomen voorwerp concreet te bepalen of het dat specifieke voorwerp is geweest met behulp waarvan het bewezen verklaarde feit is begaan of voorbereid. Gelet evenwel op de vergelijkbare aard van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, afgezet tegen de wijze waarop het bewezen verklaarde feit is voorbereid en uitgevoerd -waarbij communicatiemiddelen een belangrijke rol hebben gespeeld-, is de rechtbank van oordeel dat de verbeurdverklaring ten aanzien van alle in beslag genomen voorwerpen heeft te gelden.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair: Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of een valse sleutel.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zes (6) maanden, waarvan twee (2) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 2 tot en met 22 (bijlage II);
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. M.A.A.T. Engbers en
mr. M.A.E. Somsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 oktober 2012.